Hoe strakker René Vandereycken zijn greep klemt, hoe amechtiger RC Genk om een aanvaller piept.
Flexibiliteit, zo had RenéVandereycken vooraf laten weten, was wat hij van zijn Genkse spelerskern verwachtte. Niet langer zouden spelers zoals onder SefVergoossen voor het seizoen al weten wat hun vaste posities waren. Neen, voortaan heette elke speler polyvalent te zullen zijn. Dat deed de spelers goed, hoorde je, niet langer regeltjes op papier moeten onthouden hoe je rol op het veld in te vullen of niet in te vullen, maar vrijuit voetballen en au fur et à mesure bijgestuurd worden. Want niet in de eerste plaats spelerskwaliteiten laten renderen op hun beste positie, maar in een afgeslankte kern meer doen met minder was de boodschap.
Aldus geschiedde, daar levert elke Genkse ploegopstelling dit seizoen het bewijs van. Een en ander maakt dat de flexibiliteit op sommige posities inmiddels zo ver is doorgetrokken dat er in het aanvalsspel van RC Genk stilaan geen lijn meer te ontdekken valt. Spelers zelf gaven dan ook te kennen dat je door voortdurend de samenstelling van het elftal te wijzigen wel eens iets kan forceren, maar dat het toch vooral verhindert dat er automatismen in het elftal komen.
Neem nu OrlandoEngelaar. Hij, zo houdt Vandereycken de druk van hem af, hoort er eigenlijk pas volgend seizoen te staan, want het eerste jaar geldt als aanpassingsjaar. Maar makkelijk om zich een plaats in de ploeg eigen te maken, is het voor hem nog niet geweest. Tegen Bergen bijvoorbeeld begon Engelaar centraal achter KevinVandenbergh, de enige spits, kwam na de rust achttien minuten op de linkerflank terecht toen Mirsad Beslija centraal JusticeWamfor verving, speelde vervolgens naast IgorDeCamargo ín de spits, in de rug gesteund door Dimitri deCondé, die Vandenbergh was komen vervangen, om uiteindelijk in een centrale driehoek met de doorgeschoven Gert Claessens als achterste punt naast de Condé op het middenveld te eindigen in steun van De Camargo en de ingekomen Paul Kpaka.
De vraag rijst of alle spelers het tactische trapezewerk (tegen Bergen een 4-5-1, een vlakke 4-4-2, een 4-4-2 met een ruit en een 3-5-2 in een en dezelfde wedstrijd) wel aankunnen. Sterkhouders KoenDaerden, Jan Moons en Gert Claessens lieten zich al ontvallen dat het bij Genk als het op het lezen van een wedstrijd aankomt te veel van een paar spelers moet komen. Zeker als de tegenstander Eric Matoukou of Daan Vaesen tot opbouwende passes dwingt, blijkt waar achteraan de tekortkomingen liggen. Maar het ontbreekt de ploeg vooralsnog vooral aan een leider op een centrale positie van waaruit het spel kan worden gedicteerd.
Voor Wamberto was Genk daarom graag ver gegaan, maar de makelaarsmolen besliste dat hij van Bergen naar Standard vertrok. Dat jonge Belgische alternatieven als Davy De Beule en Grégory Dufer vervolgens ook aan het Fenix-stadion voorbijgingen, daarin had Genk zelf een hand, liet de voorzitter met spijt in het hart fijntjes opmerken. Te jong om nu al onder druk centraal op het middenveld te evolueren, klonk het echter bij de technische staf.
Liever dan risico’s te nemen met jong talent kiest René Vandereycken op het middenveld voor ervaring en organisatorische zekerheid. Voetbal, luidt zijn credo, is niet gemaakt om de tegenstander ruimte te geven. Wie dit seizoen onder Vandereycken op het middenveld gedijen, zijn dan ook vooral recupererende spelers : Aaron Mokoena, een van origine centrale verdediger die Vandereycken looft omdat hij zo goed zijn positie houdt, Seyfo Soley, die met gemak de vrije ruimtes dicht loopt, of Wamfor, die de vinnigheid heeft om kort op de tegenstander te jagen. Voetballers veelal die onder Sef Vergoossen door hun minder opbouwende kwaliteiten moeilijker aan speelminuten toekwamen.
Dat maakt het voor anderen dan weer sneu. Dimitri de Condé snakt naar het vertrouwen van de trainer om ook eens langer dan een invalbeurt toe te kunnen werken naar een basisplaats. En wat te denken van Akram Roumani ? Maanden al wordt van hem beweerd dat hij revaliderende is, maar dat hij wegens tactisch minder geschoold en dus vaak onbezonnen in zijn acties geen plaats meer krijgt, ligt dichter bij de waarheid.
En hebben we sinds hij zich eind vorig seizoen tot revelatie ontpopte nog iets wezenlijks van Faris Haroun gehoord of gezien ? Haroun, hét kroonjuweel van de Genkse jeugdwerking, moet doorgaans vanop de bank toezien. Gezeten naast zijn assistenten Pierre Denier en Guy Martens konden Vandereycken en de rest van de Genkse delegatie voor het seizoen tijdens de ploegvoorstelling nochtans horen hoe JosVaessen de krachtlijnen van het beleid naar voren schoof : jonge talenten aanwerven, opleiden en speelgelegenheid geven, bleef een prioriteit. Dat Haroun en de andere jonge talenten nauwelijks verder raken dan de bank is de jeugdwerking dan ook een doorn in het oog. Niet toevallig was het jeugdvoorzitter Johan Van Lierde die zich op een debatavond liet ontglippen dat Genk een profiel voor zijn hoofdtrainer neer wil schrijven om de ruimte om het even wat te doen qua ploegopstelling te beperken. Dat was, gaf Jos Vaessen achteraf toe, mede ingegeven door de koersverandering die het sportieve beleid van de club na Vergoossen had genomen.
Maar behalve controverse opgewekt, heeft Vandereycken in Genk ondertussen ook iets neergezet. Hij sloot verloren gewaande zonen als Seyfo en Wamfor in de armen en maakte er waardevolle elementen van in zijn concept. Door Claessens van het middenveld naar de verdediging te halen bezorgde hij Genk bovendien in eigen persoon zijn beste transfer van het seizoen : de achterhoede oogt, zelfs na het vertrek van Didier Zokora, solider en is een van de minst gepasseerde in eerste klasse, wat in het verleden wel eens anders placht te zijn. Koen Daerden kwam dan weer in beeld bij de Rode Duivels door een paar sterke wedstrijden, want ondanks de beperkte puntenwinst was het Genkse spel vaak ook best genietbaar.
Vandereycken, die er vooraf een linksvoetige verdediger bij wilde, speelde tegen Bergen met Daan Vaesen tot ieders verrassing een rechtsvoetige als linksachter uit. Is het gek dan – zonder het goed te willen praten – dat de linksvoetige Roumani dan maar verzuimt op te dagen ?
Vandereycken hield Kpaka voor dat spelen vanop rechts voor hem een uitbreiding van zijn mogelijkheden betekende, maar zette hem daarna op de bank. Gevraagd hoe het is als centrumspits te moeten spelen op rechts kon de betrokkene er nog net uitpersen dat hij het in het belang van de ploeg wel eens een keertje wou doen.
Vandereycken zag Kevin Vandenbergh toen hij tegen Bergen na vieren- zestig minuten werd gewisseld zonder het traditionele handjesschudden op de bank plaatsnemen. De spits verwees voor commentaar naar de trainer en hield zelf verder de lippen stijf op elkaar. Ziedaar een paar van de spelers met reden tot frustratie.
Maar Vandereycken heeft voor alles wat hij doet een flexibele uitleg klaar en lijkt zich daardoor de gekste bokkensprongen te kunnen veroorloven. Want wat las je na Spanje-België ? Vandereycken die quasi overal de wedstrijd analyseert. Positief, dat wel, maar toch een analyse na een week waarin hij de wereld kond had gedaan van zijn aversie voor dergelijke praktijken. Maar die uithalen naar bondscoach en scheidsrechterij, ze staan op zijn rekening, omschreef Jos Vaessen twee weken geleden.
Het is de zucht naar controverse, de tegendraadsheid en het flirten met de grens wat hij, zo zegt wie de familie Vandereycken kent, van zijn vader heeft. Een Vandereycken laat zich niet be-grijpen. Mede waardoor ze zich bij Genk inmiddels wel eens afvragen hoe flexibel Vandereycken eigenlijk zelf is. Tot compromissen laat hij zich nauwelijks verleiden en zijn greep op de entourage is sinds zijn aanstelling alleen maar strakker geworden.
Over blessures of ziekte heeft de medische staf (dokter en kinesitherapeuten) geen uitspraken te doen. Leden van de staf (assistent-trainers onder andere) hebben geen bevoegdheid om zich uit te spreken over sportieve aangelegenheden die betrekking hebben op de club, de staf of de spelers. Uitgeschreven interviews dienen voorgelegd aan de persverantwoordelijke die na desgewenste lezing door de trainer al dan niet zijn fiat geeft. Aldus is het beeld van de wantrouwige trainer nu ook in Genk ontstaan.
Evenzo voedt het bescheiden aantal doelpunten van de ploeg de discussie of Vandereycken een verdedigende trainer is. Voor alles laat Vandereycken zich kennen als een trainer die belang hecht aan de organisatie, maar zijn aanvallende spelers vrijheid gunt. Wel dreigt de ploeg daardoor soms uiteen te vallen in een verdedigend en een aanvallend blok. Maar de discussie of Vandereycken nu een verdedigende dan wel een aanvallende trainer is, doet niet ter zake. Genk creëert kansen en te midden van alle controverse is de crux van de zaak eigenlijk het simpelweg ontbreken van een vlot scorende spits.
Een euvel in de transferpolitiek dat Genk had moeten voorkomen, benepen als de aanvalslijn vorig seizoen al – met Cédric Roussel, maar zonder Igor De Camargo – speelde. Maar dat Ariël Jacobs onder de neus wrijven, willen ze, nieuw als hij in zijn functie is, in Genk allerminst. De eerste stappen van de technisch directeur worden hooguit als ‘wat voorzichtig’ gekwalificeerd.
Te veel hebben ze in Genk van Vandereycken echter al te horen gekregen waarom wat anderen verrichten of uitkramen idiotieën zijn of gemerkt dat hij zijn spelers meer dan Vergoossen afschermt voor pr-activiteiten, terwijl hij zich ook voor het Praatcafé nog niet liet strikken. Zoveel nihilisme en cynisme zijn ze in het warmbloedige en naar spektakel snakkende Fenixstadion niet gewend. Met een welgemikt mediaoffensiefje heeft Jos Vaessen na het gelijkspel tegen Bergen vorige week dan maar een paaltje geslagen om René Vandereycken tot ijkpunt te dienen : de trainer kan zijn uitspraken maar beter even dimmen en de ploeg naar zijn kwaliteiten laten presteren.
Benauwd piepend zwoegt Genk zich zo naar de winterkoopjes, want wil het weer lucht kunnen krijgen, heeft het snel een creatieve aanvaller nodig en René Vandereycken resultaten, wil hij uiteindelijk ook voor zichzelf de ademruimte niet vroegtijdig vacuüm knijpen.
door Raoul De Groote
Hoe flexibel is René Vandereycken zelf ?