Walter De Smedt

‘Wat is het gevolg wanneer een land zijn recente eigen misdadige geschiedenis ontkent?’

Walter De Smedt Strafrechter op rust, enige Belg die ooit zowel lid was van het Comité P als het Comité I

‘Een politiek beleid dat de waarheid ontkent ondergraaft zijn eigen geloofwaardigheid’, schrijft Walter De Smedt. Hij herhaalt dat er nog heel wat onbeantwoorde vragen zijn als het gaat over het dossier van de Bende van Nijvel en de invloed ervan op de recente Belgische geschiedenis.

Verwijzend naar de tv serie ‘1985’ zet Walter Pauli, in zes afleveringen op Knack.be, op een rijtje wat er in dit land tussen 1972 en 1998 , gedurende de ‘lange jaren tachtig’ gebeurde: een verijdelde staatsgreep, een geheim Gladio-netwerk en een reeks van misdaden van zowel extreemlinkse als extreemrechtse organisaties.

Het is niet de eerste maal dat een onderzoeksjournalist dit doet. Wat Pauli verhaalt is voorheen door de onderzoeksjournalisten van toen als Walter De Bock, René Haquin, en Georges Timmerman uitvoerig beschreven. Het gaat hierin evenwel, zoals in ‘1985’, niet over een fictiereeks maar over de weergave van gebeurtenissen die gestaafd zijn met door onderzoek verkregen feiten en aanwijzingen.

Naast deze berichtgeving zijn er ook andere vormen van onderzoek over dezelfde feiten: een nog steeds lopend gerechtelijk onderzoek en twee parlementaire onderzoeken. Er waren ook pogingen binnen de Vaste Comtés van Toezicht om het één aan het andere te koppelen.

Wat is het resultaat van al dit onderzoek? Het mag allemaal geschreven en zelfs verfilmd worden, officieel moet het echter fictie blijven. Daarom moet het gerechtelijk onderzoek ook worden verdergezet en wat er in dat dossier staat geheim blijven. Wat is het gevolg wanneer een land zijn recente eigen misdadige geschiedenis ontkent?

(Lees hieronder verder.)

Het is niet niks: een verijdelde staatsgreep, de aanslagen van de Cellules Communistes Combatantes, de minstens achtentwintig zogenoemde ‘bendemoorden’, de aanval op de Ratz-kazerne te Vielsalm. Ondertussen kan het politiek beleid trachten om het verhaal afgeschermd te houden, en van de feitelijke waarheid een politieke maken. Zolang er voldoende brood en spelen is, kan je het volk erbuiten houden.

Onderhuids sluipt de ontkenning van de waarheid echter voort. Die weegt als een erfelijke belasting op het maatschappelijk gebeuren en niet in het minst op de werking van justitie en politie. Meer nog is het de vraag of de ingrepen die het beleid intussen kon doorduwen, wel mogelijk zouden zijn geweest indien wat er aan vooraf ging officiële erkenning had gekregen. Denk bijvoorbeeld aan de eigenmachtig opgerichte geheime inlichtingendienst binnen de Rijkswacht, de naamsverandering van de Rijkswacht in de Federale politie, de invoering van Bijzondere Opsporings- en Inlichtingenmethoden, de toelating van de procureur aan de speurders om misdrijven te plegen, de versterking van de Politie- en Inlichtingendiensten, de vermenging van de politie- en inlichtingenactie in één door een federaal parket geleid onderzoek ‘sui generis’, de bestuurlijke commissie die er toelating voor geeft, de afkoopwet, de toewijzing van het strafrechtelijk beleid aan één persoon en de strafbaarheid van gebruik van gerechtsstukken? Zouden die er wel allemaal, en zo gemakkelijk, zijn gekomen? Bovendien zat er nog wat in de pijplijn: afschaffing van het recht van de burger om op te komen tegen seponering, het zonder gevolg laten van zijn klacht, de oprichting van een Brussels High Court, een uitzonderingsrechtbank voor en door de zakenadvocaten.

Hoewel de parlementaire onderzoeken op het Gladio-netwerk en op de bende geen resultaat boekten en er nog heel wat verder onderzoek kon gebeuren, kwam er plots een eind aan. Zowel de justitieminister Koen Geens als de procureur-generaal de Valkeneer moesten evenwel publiekelijk erkennen dat er in het onderzoek werd gemanipuleerd. In de zaak Dutroux werden de verzelfstandigde en geheime operaties van de Rijkswacht, hoewel er niet kon naast gekeken worden en die bovendien tot de ergst denkbare “disfuncties” leidden, in de besluitvorming ontzien. Wat uit het assisenproces werd gehouden kwam in het bis-dossier terecht. Toen in het Vast Comité P verder onderzoek gebeurde aan de hand van de documentatie van de leider van het Front de la Jeunesse, Francis Dossogne, werden de onderzoekers beschuldigd van misbruik van bevoegdheid en werd het spoor stil gelegd. In het Vast Comité I werd het onderzoek van een commissaris naar de werkelijke rol van de zwarte baron de Bonvoisin door de voorzitter afgeblokt en werd de speurder op de meest onbehoorlijke wijze afgedankt.

(Lees verder hieronder.)

Een politiek beleid dat de waarheid ontkent ondergraaft zijn eigen geloofwaardigheid. Dat niemand niemand nog gelooft en de politici evenmin nog enig vertrouwen hebben in elkaar, maakt het bekomen van een regeringsverklaring tot een vodje papier. Hetzelfde lot ondergaat de grondwet die nu ‘extralegaal’ kan worden aangepast.

De normvervaging is zo algemeen dat ook de lokale besturen erdoor zijn aangetast. Hoewel er nieuwe toezichtorganen werden opgericht worden die lam gelegd of blijven hun vaststellingen ongelezen. Het Vast Comité P, dat werd opgericht in navolging van de door het eerste bendeonderzoek vastgestelde disfuncties, werd volkomen buiten het bendedossier gehouden. Individuele pogingen om er toch wat aan te doen werden afgestraft.

Hoe ver kan een politiek beleid gaan in de ontkenning van de waarheid? Waar stopt de actie van wat het parlementair onderzoek op de bende ‘De ongrijpbare Macht’ noemde? Wat was de rol van zowel de burgerlijke als de militaire inlichtingendienst in de gebeurtenissen van de jaren van lood? Ondanks daarover vele en belangrijke vragen werden gesteld kwam ook daarover nooit een antwoord en bleef het bij schimmige verhalen van onbehoorlijkheid. Dat belet niet dat die diensten nu gevoelig worden versterkt en hun actieterrein wordt uitgebreid.

Hoe ver dat gaat wordt door de laatste ingreep duidelijk. Ook de bevoegdheid van rechters om op onafhankelijke en onpartijdige wijze naar de waarheid te zoeken en daarover vrijelijk en openbaar te beslissen wordt nu aan banden gelegd. Ook zij moeten nu een aan een benoeming voorafgaand veiligheidsonderzoek ondergaan. Dat gebeurt door de Veiligheid van de Staat waarvan de leden betrokken zijn in de gerechtelijke onderzoeken die door dezelfde rechters moeten worden beoordeeld.

Wat nu al dan niet de waarheid is zal niet meer door de rechter maar door de Nationale Veiligheidsoverheid, een bestuurlijk en internationaal gebonden orgaan, worden bepaald. Geheime inlichtingen waarvan de veiligheidsgraad door de diensten zelf, ook door de buitenlandse partners, wordt bepaald en die zonder hun toestemming niet kan gedeclassificeerd worden zullen buiten het dossier en buiten de openbare behandeling gehouden worden. Bovendien is het gebruik ervan zonder toelating van de diensten zelfs strafbaar.

(Lees verder hieronder.)

Niemand kan de dwingende noodzaak ontkennen om in de krachtmeting tussen de vrije wereld en de dictatuur van Poetin alle steun aan het Oekraïense volk te geven. Dat de herneming van de koude oorlog nu een nieuwe wereldbrand dreigt te worden mag evenwel geen reden zijn om het sterk onderkende tweede facet van het Navo-verdrag, de actie van aan elkaar verbonden geheime inlichtingendiensten, uit te breiden tot een schimmige onderwerping van ons eigen politiek beleid. De afstand van soevereiniteit die destijds door eerste minister Spaak aan het Navo-inlichtingen-netwerk werd toegestaan, wat hem tot secretaris-generaal van de instelling maakte, mag geen reden zijn om onze grondwettelijke vrijheden er voor op te offeren, van de gerechtelijke actie in strafzaken een inlichtingenoperatie te maken en de opdracht en bevoegdheid van wie daarop toezicht moet uitoefenen aan banden te leggen.

Waar het gevaar zit voor een dergelijke maatschappijhervorming is niet enkel uit te maken uit de artikelen of boeken die gedegen onderzoeksjournalisten er over schrijven. Dat is nog beter te begrijpen uit de lectuur van het gehele (en zeer omvangrijke) bendedossier. Maar deze lectuur is echter het voorrecht van wie het dossier nu al meer dan een kwarteeuw ontoegankelijk houdt.

Ondertussen ‘disfunctioneren’ ook wij maar verder. Wie dacht dat het ooit tot de bestorming van het Capitool kon komen? Moet het echt zo ver komen vooraleer de schuldigen van een fout beleid worden aangeklaagd, de geheim gehouden dossiers op de tafel van de rechter worden gelegd zodat het volk in een openbaar proces kan zien en horen hoe het al die tijd werd bedrogen?

Walter De Smedt is gewezen lid van de vaste comités P en I.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content