Ignace Demaerel
‘Verhaal van Pinksteren leert ons dat een verbitterd mens kan opnieuw kan smelten’
‘Is de genade die we zelf graag ontvangen, dan te moeilijk om te gunnen aan medezondaars?’ vraagt godsdienstleraar en auteur Ignace Demaerel aan de vooravond van Pinksteren.
Iemand die ‘een hart van steen’ heeft: het is een bekende uitdrukking in het Nederlands, maar wie weet nog dat deze direct van een van de profeten uit het Oude Testament komt? Hoe tragisch is het wanneer iemands hart – dé plaats van menselijke warmte en bron van liefde – versteent en verkilt? Maar hoe gemakkelijk en onopgemerkt gebeurt het niet? We moeten maar naar de oorlogsbeelden in Oekraïne kijken en zien voor onze ogen hoe mensen zich verharden. Maar we hoeven het niet zo ver te zoeken: ook rondom ons, bij vrienden, buren of… bij onszelf?
Vorige week nog hoorde ik op een studiedag over kansarmoede een ervaringsdeskundige haar pijnlijke levensverhaal vertellen. De vrouw deelde heel open over wat men in hulpverleningstermen ‘meervoudig gekwetste mensen’ noemt: zij die door een veelheid aan opgestapelde problemen – ziekte, schulden, gebroken relaties, verslavingen… – in een vicieuze cirkel raken. Ze beschreef hoe ze jarenlang in een ‘overlevingsmodus’ zat: nog enkel gericht op zelfbehoud en zelfbescherming, zich afsluitend, boos op alles en iedereen, zelfs op hulpverleners. Mensen in zulke situatie, ging ze voort, verliezen de verbinding (1) met zichzelf: hun mentale ‘bandbreedte’ is opgebruikt door eigen problemen en er is geen ruimte meer voor andermans noden; (2) met de maatschappij – de overheid en zelfs alle sociale instellingen – : deze worden tot ‘de vijand’, en ‘de anderen’ krijgen de schuld van alles; (3) met hun toekomst: die zíen ze niet meer, waardoor ze niet meer kunnen/durven plannen op lange termijn.
Haar beschrijving was tragisch en pijnlijk, maar heel herkenbaar: hoe een hart van vlees kan verstenen, bevriezen, afsterven… Maar elk van ons krijgt zijn deel van klappen in het leven, reageert soms slecht op ontgoochelingen, sluit zich af, raakt op slot en… krijgt harde plekken in zijn of haar hart. Verhard raken gaat quasi vanzelf: zoals de korst op een wonde. Zoals eelt op de ziel door het vele schuren. We hoeven niet te snel met de vinger naar deze of die te wijzen.
Wat zegt die oude profeet – de brave man heet Ezechiël (6de eeuw v. Chr.) – dan wel over zulk hart van steen? Hij profeteerde dat er ooit een dag zou komen dat God “u een nieuw hart (zal) geven en een nieuwe geest in uw binnenste. Ik zal het hart van steen uit uw lichaam wegnemen en u een hart van vlees geven” (hfst 36:26). Dat was niet min! Ik stel me voor dat de gemiddelde jood die dit hoorde – zij zaten toen zelf in ballingschap in Babylonië – geen idee had waar Ezechiël het over had, of hoe dit ooit kon gebeuren. Wanneer je zelf in hopeloosheid vastzit kan je dit ‘goede nieuws’ niet eens hٕóren. Deze profeet zei iets wat compleet gék of onmogelijk moet geleken hebben: was hij een verwarde ziel of naïeve dromer?
En toch was hij niet alleen: zijn tijdgenoot Jeremia bevestigde dezelfde boodschap van ‘een nieuw hart en een nieuwe geest’ en voegde eraan toe: “Ik (God) zal mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven” (hfst 31:33). Een nog vreemder uitdrukking? Alsof de tien geboden van de twee stenen tafels zomaar ‘gedownload’ kunnen worden in ons hart en zo verinnerlijkt? Hier horen we al de eerste verwijzing naar het latere pinksterfeest: de transformatie door Gods Geest van binnen uit.
Op de genoemde studiedag zou ik nog een vierde laag hebben willen toevoegen: mensen in diepe miserie verliezen ook vaak de verbinding (4) met God. Om een of andere reden geven we gemakkelijk aan Hem de schuld voor alles wat misloopt, en keren we Hem boos de rug toe. De rechtvaardige Job in de Bijbel deed het ook al: hoe ménselijk is het niet? Maar is dat niet een beetje te goedkoop, een stiekeme manier om onze eigen verantwoordelijkheid af te schuiven? God is een gemakkelijke zondebok: Hij scheldt niet terug. Het is zoals de arme joodse melkboer Tevye in de film ‘Fiddler on the roof’ zegt: ‘Als iemand omhoog spuwt, valt zijn speeksel terug in zijn eigen gezicht.’
In een harde omgeving kan iemands hart zich gemakkelijk verharden: het gebeurt bijna automatisch. In een aanslepend en bitter conflict gaan mensen ‘zich ingraven’ voor een loopgravenoorlog, en de vijand – soms hun vroegere buurman – wordt gedemoniseerd en gehaat. Vandaag staan hart- en vaatziekten (samen met tumoren) aan de top van doodsoorzaken in ons land. Hoe cruciaal én kwetsbaar is ons hart niet! Geestelijk is dit niet anders: verharding of verbittering is één van de ergste geestelijke ‘ziekten’. Bij onverschilligheid sterft een stuk van onze ziel af: we klappen dicht en zeggen “Ik heb al genoeg aan mijn eigen problemen.” Het leidt tot geestelijke aderverkalking, een vernauwing in de aanvoer van verse zuurstof. Wanneer “de liefde zal verkillen”, is het einde van de wereld nabij, zei een andere grote profeet – Jezus (in Matt. 24:12). Het ‘ieder voor zich’ is dodelijk: de brute strijd van de survival of the fittest, dé kille morele wet van de evolutietheorie.
Is onze maatschappij vandaag dan liefdelozer en harder dan vroeger? Onmogelijk te meten. Ik heb niet de pretentie hier een zwart-wit antwoord op te kunnen geven. Maar ik maak me soms wel echt zorgen. Ik zag eens een debatprogramma op tv in de tijd dat Michel Lelièvre, de kompaan van Marc Dutroux, bijna zou vrijkomen uit de gevangenis. De aalmoezenier van de gevangenis probeerde over te brengen dat de man in zijn cel écht ‘bekeerd’ en veranderd was, dat hij hem zelfs zonder problemen in zijn huis zou opnemen. De tegenpartij in het panel was verontwaardigd en stelde heftig geëmotioneerd dat zulke mensen ‘met een basebalstok de kop ingeslagen moesten worden zoals een pompoen.’ Het publiek veerde recht en gaf hem een staande ovatie. Ik kreeg koude rillingen over mijn rug. Zijn dit de nieuwe, algemene morele waarden en normen? Tot zover ons eeuwenoude christelijke erfgoed van ‘vergeving’ en ‘iedereen verdient een nieuwe kans’: verdampt, begraven en voltooid verleden tijd? Is de genade die we zelf graag ontvangen, dan te moeilijk om te gunnen aan medezondaars?
Secularisme – het weren van elke religieuze verwijzing uit de publieke sfeer – heeft als keerzijde dat het soms lijkt alsof christelijke idealen zoals liefde en trouw niet meer mogen vernoemd worden in het openbaar. Maar wat voor morele cultuur kweken we wanneer het woord ‘liefde’ gebannen wordt vanwege ‘te christelijk’ en dus religieus? Wat blijft er dan over of wat is het betere alternatief? ‘Solidariteit’ en ‘tolerantie’? Ach, wat een verwaterde begrippen: sociaal aanvaardbaar, maar zo oppervlakkig, vaag en rekbaar. Ik zou er niet echt warm van worden als mijn vrouw elke dag tegen mij zei “Ik tolereer jou.”
En toch, ik ben geen doemdenker. De profeten waren geen warhoofden, maar konden vérder zien dan de anderen: ze zagen schérper de hogere en sterkere realiteit. Ze voorzagen 600 jaar op voorhand reeds het wonder dat op Pinksteren ‘uit de hemel’ zou vallen: een nieuw hart en een nieuwe geest voor ieder die het wil. Kan een hard hart weer zacht worden? Natuurlijk. Een verbitterd mens kan opnieuw ‘smelten’: liefde ontvangen en doorgeven. Maar niet zonder hulp van buitenaf, zei mevrouw de ervaringsdeskundige stellig. En daarvoor moet hij/zij een uitgestoken hand aanvaarden en vastgrijpen.
Ezechiël en Jeremia spraken over niets minder dan een geestelijke wedergeboorte van Bovenaf: dát was in hun ogen de enige echte remedie voor de diepe malaise van Israël in die tijd; alle rest was oplapwerk. Op een bepaald moment kan enkel een volledige harttransplantatie soelaas bieden. Zoals iemand met leukemie een totale transfusie van bloed moet krijgen. Zoals een versleten auto een nieuwe motor nodig heeft, en geen likje verf. ‘Doe een beetje meer je best’ zal de wereld niet redden. Onze eigen, goedbedoelde pogingen kunnen zelfs een situatie nog erger maken. Er is een frisse wind van buitenaf nodig, die alle stof en vuile lucht wegblaast. Of een stevige regenbui die een droge akker of dorre woestijn weer vruchtbaar maakt. Of een vuur om ons weer ‘in vuur en vlam’ te zetten met geloof, hoop en liefde. Het is niet toevallig dat in de Bijbel de Heilige Geest, uitgestort op Pinksteren, zowel met wind, water als vuur vergeleken wordt.
Pinksteren spreekt van de hoop op – en noodzaak van – een totale transformatie aan de binnenkant: een nieuw soort van herboren mensen met een hemels DNA. Profeten gaan voor een oplossing in de diepte. Het kan simplistisch klinken, maar als Poetin – en consoorten – vandaag een nieuw hart en nieuwe geest zou krijgen, zou morgen de oorlog gegarandeerd voorbij zijn. En dit geldt evengoed voor 1001 andere conflicten in en rond ons. Of is er een beter alternatief?
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier