Richard Suny
‘Terwijl de wereld de oorlog in Oekraïne gadeslaat, broeit het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan verder’
Terwijl de wereld de verwoesting in Oekraïne gadeslaat, broeit er nog een conflict aan de andere andere kant van de voormalige Sovjet-Unie. Door de afwezigheid van internationale steun voor Armenië dreigt het conflict om de betwiste regio Nagorno-Karabach opnieuw uit te barsten, schrijft professor Politieke Wetenschappen Ronald Suny.
Armenië en Azerbeidzjan beschuldigden mekaar van het beginnen van een vuurgevecht op 11 april 2023 in de buurt van de betwiste regio Nagorno-Karabach, waarbij zeven soldaten werden gedood.
Dat schermutselingen in de regio dodelijk aflopen is geen echte verrassing – dat is al vaker gebeurd. Maar de recente escalatie krijgt door de oorlog in Oekraïne een nieuwe dimensie. De reactie van zowel het Westen als Rusland op de spanningen tussen Armenië en Azerbeidzjan wordt bemoeilijkt door hun belangen elders. Ondertussen hebben andere regionale machten die leemte gevuld.
De grote escalatie van vijandelijkheden om de betwiste regio Nagorno-Karabach dateert van vóór de Russische invasie in Oekraïne, maar kreeg in het Westen veel minder aandacht.
Al anderhalf jaar voordat Vladimir Poetin Oekraïne binnenviel, lanceerde de Azerbeidzjaanse president Ilham Aliyev een brutale aanval. Op 27 september 2020 stuurde Aliyev – door critici als despoot bestempeld – zijn troepen naar de kleine enclave Nagorno-Karabach. De betwiste regio wordt bevolkt door Armeniërs, die bekend staan als Artsakh, maar ligt binnen de grenzen van de Republiek Azerbeidzjan.
Afgesneden en belegerd
De gevechten verbrijzelden een wankele vrede tussen Armenië en Azerbeidzjan, die bestond sinds Moskou in 1994 tussenbeide kwam om een staakt-het-vuren tot stand te brengen.
Met behulp van drones en andere door Turkije en Israël geleverde wapens versloeg het olierijke Azerbeidzjan de Armeniërs snel in 2020. Het 44 dagen durende conflict maakte aan beide zijden duizenden militaire- en tientallen burgerslachtoffers.
Het eindigde, opnieuw, met een door Rusland gesteund staakt-het-vuren. Maar de oorlog is nooit echt afgelopen.
In de periode daarna is Azerbeidzjan zijn troepen blijven sturen naar Armenië met claims van grensovertredingen. Enkele maanden geleden hebben zelfbenoemde “milieuactivisten” de Lachin-corridor geblokeerd. Dat is de enige weg die Nagorno-Karabach met Armenië verbindt. De ongeveer 120.000 Armeniërs uit de regio zijn al sinds 12 december 2022 afgesneden van mogelijk levensnoodzakelijk voedsel en medicijnen.
(Lees verder hieronder.)
Onder meer de Amerikaanse regering heeft tegen de blokkade geprotesteerd. Minister van Buitenlandse Zaken Antony Blinken heeft Aliyev gebeld om aan te dringen op een onmiddellijke heropening van de Lachin-corridor voor commercieel verkeer. Maar Washington lijkt machteloos of onwillig om echte druk uit te oefenen. Voorlopig sluiten de VS sancties tegen Azerbeidzjan uit. De oorlog in Oekraïne drijft de energieprijzen op, dus hebben westerse landen reden te meer om niet te hard op te treden tegen het olie- en gasrijke Azerbeidzjan.
Ondertussen is Rusland – verzonken in de modder van Oekraïne – niet in staat zijn traditionele rol als bemiddelaar voor een wapenstilstand te spelen. Poetin lijkt ook niet geneigd Armenië – nochtans zijn enige trouwe bondgenoot in de zuidelijke Kaukasus – te helpen, omdat hij zijn militaire middelen elders nodig heeft.
Regionale vrienden
De relatieve afwezigheid van Moskou in de huidige benarde situatie van Nagorno-Karabach breekt met een geopolitieke praktijk van bijna een eeuw oud.
Het streven van de Armeniërs in Karabach naar autonomie ten opzichte van Azerbeidzjan kan voor buitenstaanders lijken op een hardnekkige strijd tussen christelijke Armeniërs en islamitische Azerbeidzjanen. Toch heeft Nagorno-Karabach zeventig jaar lang binnen de Sovjet-Unie bestaan als een autonome oblast, of provincie. In die periode heeft het Kremlin de vrede bewaard tussen de twee Sovjetnaties die aanspraak maakten op het gebied.
(Lees verder hieronder.)
Maar naarmate het etnisch nationalisme in de late Sovjettijd toenam en de hervormingen van Michail Gorbatsjov de greep van Moskou op de niet-Russische republieken versoepelden, kwam de vijandigheid tussen Azerbeidzjan en Armenië tot uitbarsting.
Toen het Sovjetrijk in 1991 viel, raakten de twee nieuwe onafhankelijke republieken in oorlog over Nagorno-Karabach.
Rusland bewapende beide en speelde de ene republiek tegen de andere uit.
Maar van de twee staat Armenië traditioneel dichter bij Rusland. De betrekkingen tussen Moskou en Armenië zijn de laatste jaren bekoeld, niet in het minst door Poetins argwaan jegens de democratisering van Armenië sinds 2018. Maar als lid van de door Moskou geleide strategische alliantie, de Collective Security Treaty Organization, blijft Armenië een Russische bondgenoot en heeft het geen andere verdediger dan Moskou. Dat maakt zijn positie nu des te kwetsbaarder als Poetin zijn steun intrekt.
De regionale bondgenoten van Azerbajdzjan hebben daarentegen een tandje bijgestoken. Israël – aangespoord door een gedeelde vijandigheid jegens Iran – en Turkije hebben Azerbeidzjan voorzien van geavanceerde wapens, waardoor het land de overhand heeft in het conflict.
Grootmachten houden zich afzijdig
De oorlog in Oekraïne wordt in het Westen voorgesteld als een confrontatie tussen autocratie en democratie. Maar het conflict in de verre zuidelijke Kaukasus wordt niet in hetzelfde licht gezien. Nochtans staat Armenië, dat betekenisvolle stappen heeft gezet richting democratie, er lijnrecht tegenover het autocratische Azerbeidzjan.
De Verenigde Staten hebben een lauwe reactie op de blokkade, en Rusland een koude berekening van militaire kosten en baten. Beide grootmachten lijken tevreden om toe te kijken terwijl Armeniërs en Azerbeidzjanen elkaar doden.
Door zijn eigen acties is Rusland vast komen te zitten in het moeras van Oekraïne. Maar de vrienden van Armenië in Washington beginnen zich af te vragen waar de “onmisbare natie”, zoals de VS zichzelf verkoopt, blijft wanneer een klein, belegerd volk haar het meest nodig heeft.
Ronald Suny is hoogleraar geschiedenis en politieke wetenschappen aan de Universiteit van Michigan.
–
Dit artikel is oorspronkelijk verschenen bij IPS-partner The Conversation.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier