Magali De Reu
‘Ontbreken van eenduidige definitie blijft struikelblok bij hoogsensitiviteit’
‘Met zo’n 20% van de volwassenen die zichzelf als “highly sensitive person” beschouwen, is hoogsensitiviteit trendy’, schrijft Magali De Reu. ‘Maar wat vaak over het hoofd wordt gezien, is dat hoogsensitiviteit eigenlijk een sluier vormt voor onderliggende condities zoals autisme, ADHD en angst- en stemmingsstoornissen.’
Wie hoogsensitief is, is gevoeliger voor omgevingsprikkels en de emoties van anderen. De grondlegger van het begrip hoogsensitiviteit is Elaine Aron, een Amerikaanse psychologe, die de term in de jaren 90 lanceerde. Volgens haar onderzoek zou 15 à 20 procent van alle mensen hoogsensitief zijn.
Over de hele wereld vonden haar boeken veel weerklank, maar ondanks alle beweringen, bombarie en mooie woorden, laat een solide wetenschappelijke basis voor hoogsensitiviteit echter op zich wachten. Zo heeft de professionele psychologie over het algemeen de bevindingen van Aron niet breed geaccepteerd. Hoewel er beperkt wetenschappelijk bewijs is en er tegelijk ook weinig fundamentele wetenschappelijke kritiek bestaat, blijft het ontbreken van een eenduidige neurologische definitie een struikelblok.
Dat houdt heel wat therapeuten en coaches niet tegen om de diagnose vlotjes stellen, en dat is een probleem: hoogsensitiviteit ís geen officiële diagnose, zoals vermeld in de DSM-5. Het is een persoonlijkheidskenmerk, dat – naast een reeks andere kenmerken – kan voorkomen bij mensen met onverwerkt trauma, autisme, ADHD en angststoornissen. Bijvoorbeeld, iemand met een posttraumatische stressstoornis kan ook zeer gevoelig zijn voor prikkels. En een ADHD’er ervaart ook intense emotionele reacties, terwijl personen op het spectrum evenzeer moeite hebben met het reguleren van emoties. Hoogsensitiviteit bestaat dus wel, maar behoort tot een groter geheel. En wanneer hulpverleners zich uitsluitend op hoogsensitiviteit richten, lopen ze dus het risico het bredere plaatje te missen en voorbij te gaan aan alle andere belangrijke aspecten.
Daarnaast bekt HSP ook lekker. Het klinkt als een veel minder erg vonnis dan wanneer je te horen krijgt dat je te kampen hebt met ADHD, OCD, of depressie. Een waardig alternatief haast, voor voor wie niet gebukt wil gaan onder het juk van diagnoses waar in onze samenleving nog te vaak een taboe op rust. Ironisch genoeg zijn de gevolgen van een verkeerde of late diagnose, waarbij hoogsensitiviteit slechts een van vele kenmerken is, voor het individu veel desastreuzer.
Toen ik mijn sentiment omtrent hoogsensitiviteit uitte in Autcasts, de onlinecommunity die ik twee jaar geleden stichtte, werd ik overspoeld door een golf van berichten. ‘Het label hoogsensitief heeft ervoor gezorgd dat ik pas op latere leeftijd mijn diagnose autisme en ADHD kreeg. Het had mij veel ellende kunnen besparen’, zo luidde de algemene teneur.
De wetenschap bevestigt dit: mensen bij wie pas op volwassen leeftijd autisme of ADHD wordt vastgesteld, zouden een verhoogd risico hebben op bijkomende problemen zoals angst- en stemmingsstoornissen en zelfs persoonlijkheidsproblemen.
De onjuistheden die twijfelachtige coaches aanwenden om hoogsensitiviteit te propageren, zijn onthutsend. Enkele exemplarische stellingen, terug te vinden op websites en in interviews van twijfelachtige experts en therapeuten:
“Helaas worden HSP’ers soms onterecht gediagnosticeerd met ADHD of andere stoornissen.”
“Veel HSP’ers krijgen een verkeerde diagnose. Zo hebben sommige zogenaamd autistische kinderen wel een hoog inlevingsvermogen”
“HSP kinderen worden vaak als lastig, onhandelbaar bestempeld, of krijgen een verkeerde diagnose die niet past bij wat er werkelijk aan de hand is.”
Dergelijke stellingen zijn niet alleen enorm discriminerend, ze zijn ook gewoon onwaar. Om er eentje tegen te spreken: onderzoeken hebben aangetoond dat mensen met autisme wellicht een teveel aan empathie hebben, maar er anders mee omgaan.
De hoogsensitiviteitscultus stigmatiseert condities als autisme en ADHD met andere woorden nog meer. Het is één van de redenen waarom dergelijke diagnoses nog steeds worden gezien als stoornissen in plaats van neurotypes. In een eerdere bijdrage beschreef ik al hoe we als samenleving moeten stoppen met autisme koortsachtig te beschouwen als een of ander diabolisch verschijnsel dat een oplossing of medicijn behoeft.
Nog altijd hebben we vandaag de neiging om diagnoses gelijk te stellen aan een doodveroordeling. Beter dan dat is om condities niet langer te zien als afwijkingen, wel als een andere bedrading van het menselijk brein, dat soms een bepaalde handleiding vereist.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier