Anja Declercq
‘Nieuwe ouderen willen niet naar woonzorgcentrum’
‘Zorg dat ouderen keuzes kunnen maken uit heel diverse woonzorgomgevingen’, schrijft Anja Declercq, voorzitter van de Raad Ouderenzorg van de Koning Boudewijnstichting (KBS). Vandaag houdt de Vlaamse overheid een congres over de toekomst van de woonzorgcentra. ‘Dit is belangrijk om de werking van de wzc’s te verbeteren, maar we moeten de zaak ook vanuit een ruimer perspectief bekijken.’
Leg de huidige en de aankomende generaties senioren het woord woorzorgcentrum (wzc) of rusthuis voor, en ze reageren prompt afwijzend. Never, nooit, jamais, niemals, heet het dan.
Dat is merkwaardig en toch weer niet.
Merkwaardig omdat de laatste decennia de kwaliteit van de woonzorgcentra stelselmatig en sterk is gestegen: er is heel veel geïnvesteerd in nieuwe gebouwen; de professionalisering nam toe; de ruimte die beschikbaar is voor de oudere bewoner, de uitrusting, de collectieve ruimtes, de personeelsbezetting en zo zijn opgedreven; er is een woonzorglijn voor klachten, de kwaliteitseisen van de inspectie werden verhoogd, de subsidies aan de wzc’s stegen sterk; veel centra werken al met kleinere afdelingen. Dat is allemaal onbetwistbaar. En we doen daarmee vaak beter dan andere landen.
Maar die nieuwe generaties ouderen blijven dat niks vinden. En dat is ook niét merkwaardig.
Om aan de kwaliteitseisen van de overheid te kunnen beantwoorden, zijn de woonzorgcentra groter geworden, groter dan de nieuwe ouderen wensen, en dat vergt bovendien zijn tol; in de uittekening van het dagelijks leven spelen organisatie-eisen een grotere rol dan de wensen van het individu; dat is wat de nieuwe generaties het meest tegen de borst stoot: zij kunnen al heel hun leven voor elk kleinste detail kiezen – keuzestress is permanent hun deel – en plots is dat grotendeels gedaan; eens je geacht wordt niet meer zelfstandig te kunnen wonen – een beslissing die men vaak in jouw plaats neemt – wordt er voor je gekozen. Dan zit je samen met anderen die jij niet hebt gekozen en zij jou niet. Dan is het gedaan met kiezen. Dat die voorzieningen almaar moeilijker personeel vinden, heeft tot gevolg dat de organisatievereisten almaar meer jouw levensritme zullen bepalen.
De covidcrisis bewees ook de kwetsbaarheid van woonformules met grote aantallen zorgbehoevende ouderen (al was de vereenzaming van alleenwonende ouderen toen ook niet min).
Er zijn woonzorgcentra die de vrijwel algemene afwijzing door de nieuwe generaties ouderen wegwuiven met ‘dit zal wel overgaan eens voor hen de tijd daar is’. Ik raad hen aan daar niet op te rekenen.
Van rekenen gesproken: stel dat die nieuwe generaties toch massaal voor wzc’s zouden kiezen. De begroting zou binnen de kortste keren ontsporen. Zelfs als eenzelfde percentage van de nieuwe ouderen straks een beroep zou doen op huidige collectieve huisvestingsformules, dan zullen de 130.000 plaatsen in woonzorgcentra, 32.000 plaatsen in assistentiewoningen, 2.500 plaatsen in centra voor kortverblijf, en 700 in centra voor herstelverblijf drastisch moeten toenemen. Het aantal 85-plussers verdubbelt immers tegen 2050; het aantal personen met dementie neemt tegen 2035 met 40 procent toe.
De adviesraad ouderen van de Koning Boudewijnstichting (KBS) boog zich hierover. Zorg dat ouderen keuzes kunnen maken, is zijn devies. Kort en krachtig. Er zullen altijd wzc’s nodig zijn, maar er moet, daarnaast of daarmee verweven, vooral een veelheid aan woon- en leefvormen en woonzorgomgevingen komen die alle ouderen de ondersteuning en zorg geven die ze nodig hebben, maar niet meer dan ze nodig hebben en vragen. Ze moeten die zelf kunnen kiezen, én, belangrijk, zelf kunnen aansturen.
Het centraal en het lokaal beleid en de initiatiefnemers moeten zich richten op het mogelijk maken van die keuzes, die, zo zal blijken, minder duur zijn en minder mankracht vergen dan de huidige voorzieningen.
Zo lang mogelijk thuis blijven wonen, dat weerklinkt unisono bij de jongere ouderen. Maar daarna is het gedaan met unisono. Ze willen ieder voor zich kunnen kiezen: alleen blijven wonen, wonen bij kinderen of familie, samenwonen met andere ouderen of dat precies niet, kiezen uit en combinaties maken met de diverse vormen van zorg en ondersteuning (mantel, professioneel en digitaal), zo nodig na aanpassing van de woning of na verhuizing naar een nieuwe thuis; kangoeroewonen, tiny houses, cohousing, het komt allemaal voor, zoals ook wzc’s in bepaalde omstandigheden het meest wenselijk zijn voor een aantal mensen. En, reken erop, die keuzes zullen veranderen in de levensloop van de individuen.
Niet iedereen beschikt over dezelfde middelen, en de roep om rechtvaardigheid zal niet afzwakken; dat maakt het nog complexer.
Wat is er dan allemaal nodig? Buurtzorgnetwerken die mantelzorg en professionele zorg kunnen verweven, met digitale hulp. Aangepaste (ook sociale) woningen die vereenzaming tegengaan en die zich vlak bij de zorgverleners en het dienstenaanbod bevinden. Dat vergt een aanpassing van onze ruimtelijke ordening en van onze steden en dorpjes. Daarvoor is vooral nodig dat overheden, centraal en lokaal, en initiatiefnemers allerhande een vaste leidraad hebben: keuzes mogelijk maken voor de ouderen, met de beperkte middelen en de beperkte mankracht die er is. En wetend dat vier waarden centraal staan voor onze nieuwe ouderen:
- Autonomie: zelf kunnen beslissen
- Participatie: mee kunnen bepalen hoe de omgeving functioneert
- Verbinding: niet geïsoleerd leven maar in verbinding met anderen en niet alleen met mensen die even oud en even hulpbehoevend zijn dan zij
- En: aspiraties kunnen waarmaken. Walk the talk!
Die vier waarden komen niet uit de lucht vallen en deze gedachten worden al door velen gedeeld. In de wzc’s zijn al bewegingen op gang gekomen die deze gedachten al pogen te realiseren. Zo zijn er al 100 wzc’s bezig met de Tubbe-aanpak. Dat is een uit de Scandinavische landen overgekomen werkwijze die de keuzes en de aspiraties van de oudere bewoners als uitgangpunt heeft, en participatie als motor hanteert.
De meeste buurlanden zijn overheden en initiatiefnemers bezig met vergelijkbare denkoefeningen over hoe met de vergrijzing en de aankomende nieuwe generaties van ouderen om te gaan. Nederland heeft een programma uitgewerkt met deze drie leidende principes : zelf als het kan, thuis als het kan, digitaal als het kan.
De nota van de Adviesraad Ouderen van de KBS hierover raadt aan hierover diep na te denken. Dit is geen technische kwestie. Het volstaat niet een groep enquêteurs op pad te sturen, en daaruit een nieuw ‘model’ te distilleren. Er is een systemische verandering nodig. Ouderen willen kiezen. En ze zullen kiezen. Als we dat op een slimme manier mogelijk maken, kunnen we dat op een rechtvaardige manier realiseren met een beheersbare hoeveelheid geld en mankracht. Daarvoor moet een draagvlak gecreëerd worden bij de besluitvormers centraal en lokaal, bij de initiatiefnemers, in het middenveld en bij de gehele bevolking.
Anja Declercq is voorzitter van de Raad Ouderenzorg van de Koning Boudewijnstichting (KBS). Ze is socioloog en econoom, en gespecialiseerd in beleids- en praktijkgericht onderzoek over ouderenzorg.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier