Pieter Vanhuysse
‘Meer dan menselijk kapitaal: hoe helpen ouders hun kinderen verder nog om meer te verdienen?’
‘Het is heel begrijpelijk dat ouders hun kinderen de best mogelijke kansen in het leven willen bieden. Maar als ouders met een hogere status dat veel beter kunnen doen, kan dit er ook toe leiden dat samenlevingen minder intergenerationeel mobiel of meritocratisch worden’, schrijft politiek econoom Pieter Vanhuysse. ‘De intergenerationele overdracht is daarom een belangrijk onderwerp in debatten over gelijke kansen en over de vraag of onze samenlevingen verdienste of geluk belonen.’
Welke hulp bieden ouders hun kinderen eigenlijk op de arbeidsmarkt? Een belangrijk voordeel is het menselijk kapitaal, in de breedste zin van het woord. Ouders beïnvloeden de accumulatie van harde kennis en zachte vaardigheden door hun kinderen, dat ze later dan helpt om meer te verdienen. Ouders passen echter ook een hele reeks andere strategieën toe om voordelen door te geven. Ouders met een hogere status kunnen bijvoorbeeld het familiebedrijf aan hun kinderen overlaten of hun adresboekjes gebruiken voor vriendjespolitiek of nepotisme om hun kinderen toegang te geven tot betere banen.
Een breder licht op menselijk kapitaal werpen…
Met andere woorden, naast het “indirecte” effect van menselijk kapitaal helpen ouders hun kinderen ook “direct.” Het slechte nieuws is dat deze directe mechanismen vaak onzichtbaar zijn. Het goede nieuws is dat menselijk kapitaal steeds beter kan worden gemeten. Dat is wat we in nieuw onderzoek met socioloog Franco Bonomi Bezzo en econoom Raitano hebben uitgebuit. Wij onderzochten bijna 7000 volwassen zonen in acht samenlevingen met de PIAAC-database van de OESO, die ongewoon rijke informatie bevat over vier soorten menselijk kapitaal: het formele opleidingsniveau, de specifieke studierichting, cognitieve “harde” kernnis (scores voor lezen en rekenen), en niet-cognitieve “zachte” vaardigheden (doorzettingsvermogen en nieuwsgierigheid).
Het idee is eenvoudig. We wilden nagaan of er nog een “residuele” correlatie bestaat tussen de onderwijsachtergrond van de ouders en de arbeidsmarktinkomsten van de zonen, zelfs na controle voor deze bredere reeks van vier dimensies van het menselijk kapitaal.
…om zo de resterende donkere hoeken te verkleinen
Met andere woorden, door een breder licht te laten schijnen om meer transmissiekanalen van menselijk kapitaal zichtbaar te maken, kunnen we de donkere hoeken die blijven bestaan, verkleinen. Dit geeft ons een wat gerichtere indicatie of (en waar) er nog minder zichtbare andere dingen worden overgedragen.
(Lees verder hieronder.)
Wat wij vonden was interessant:
In drie samenlevingen (Duitsland, Noorwegen en de VS) wordt het intergenerationele transmissieproces volledig door de eerste van de vier dimensies van het menselijk kapitaal bepaald: het formele opleidingsniveau. Hier helpen de ouders hun zonen meer te verdienen voornamelijk door hun opleidingsniveau te verhogen. Maar in de andere vijf samenlevingen (Frankrijk, Polen, en meer nog Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk) blijft een significant residueel verband tussen de ouderlijke achtergrond en het inkomen bestaan, zelfs nadat we voor alle vier de dimensies van menselijk kapitaal hebben gecontroleerd. Iets anders dat grotendeels onmeetbaar is, belangrijk is op de arbeidsmarkt, maar geen verband houdt met menselijk kapitaal, wordt dus door de ouders doorgegeven.
Het zou theoretisch kunnen dat een ander (vijfde of zesde) type waardevol menselijk kapitaal dat wij eenvoudigweg niet konden waarnemen, hier bijzonder belangrijk is. Een andere mogelijkheid is dat dit gewoon culturen zijn waar ouders andere hulpbronnen sterker mobiliseren via niet-transparante selectie- en promotiepraktijken op de arbeidsmarkt, zoals vriendschapsnetwerken.
Hoe kan beleid een verschil maken? Een breed toegankelijk, kwalitatief hoogstaand voorschools onderwijs kan een grote gelijkmaker van levenskansen zijn. Europa is een continent van sterk ouderengerichte welvaartsstaten en sterk kindgerichte ouders. De bestaande leeftijds- en klassenongelijkheid zou kunnen worden gematigd door alle kinderen en jongvolwassenen meer te helpen.
In samenlevingen waar het formele onderwijsniveau er het meest toe doet, zouden hervormingen vooral gericht kunnen zijn op het verbeteren van een bredere toegang tot (hoger) onderwijs van hogere kwaliteit. Maar daar waar een aanzienlijke residuele ouderlijke achtergrondassociatie blijft bestaan, zou zo’n strategie waarschijnlijk niet reiken om sociale mobiliteit te bevorderen. Om het speelveld voor kinderen uit alle gezinnen gelijker te maken, moeten we de rol van sociaal en familiekapitaal nauwkeuriger begrijpen.
Professor Pieter Vanhuysse, PhD (LSE) is verbonden aan het departement Politieke Wetenschappen en Danish Institute for Advanced Study van de Universiteit van Zuid-Denemarken. Deze bijdrage verscheen ook in het Engels in Population Europe.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier