Herman Matthijs (UGent, VUB)
‘Komt de nieuwe federale regering eindelijk met een echte oplossing voor de pensioenen?
Professor Herman Matthijs formuleert 10 budgettaire- en politieke bedenkingen over onze pensioenen.
Maandag wordt er al de eerste staking georganiseerd tegen de plannen van de misschien aankomende Arizona-regering inzake de overheidspensioenen. Dit dossier sleept al jaren aan en een 360 graden analyse van de pensioenproblematiek is onbestaande. Men neemt er steeds een stuk uit dat een bepaalde partij/groep goed uitkomt.
- De wet van 21 juli 1844 over de burgerlijke en kerkelijke pensioenen gaf in België het startschot van een pensioenkost op de uitgavenzijde van de staatsbegroting. Maar het was een voorrecht van de toenmalige ambtenaren en de bedienaars van de destijds erkende erediensten (katholieken en protestanten). Bovendien moest men 65 jaar oud zijn. De kostprijs viel nogal mee door het feit dat die groep niet zo groot was en de levensverwachting niet zo geweldig boven de 65 jaar lag. Al deze uitgaven werden gefinancierd door de algemene belastingen. Van parafiscaliteit, indirecte belastingen was toen nog geen sprake in België.
- Tijdens het interbellum en vooral na de Tweede Wereldoorlog werd de huidige sociale zekerheid ingevoerd. Deze werd gefinancierd door de nieuwe parafiscale belastingen, te betalen door de werkgevers en de werknemers. Maar deze financieringsbron volstaat al jaren niet meer om de sociale zekerheid in evenwicht te houden. Anno de begroting 2024 kost de sociale zekerheid bijna 150 miljard euro waarvan ongeveer maar 85 miljard afkomstig is van de parafiscale ontvangsten. De resterende miljarden zijn afkomstig uit de evenwichtsdotaties die komen van de staatsbegroting, delen van de BTW, accijnzen, roerende voorheffing enzoverder. Met andere woorden, er worden vandaag delen van belastingen gebruikt voor de financiering van de sociale zekerheid, die in feite moeten dienen voor de werking van de staatsdiensten.
- Tijdens de ‘golden seventies’ van de vorige eeuw werd het brugpensioen uitgevonden. Honderdduizenden mensen konden veel vroeger op pensioen dan de wettelijke leeftijd van 65 jaar. Zo werd 60 jaar de populaire grens voor de ambtenaren en vele werknemers uit de privésector, zeker uit de verouderde industrieën, mochten thuisblijven op 55, 50 en zelfs 48 jaar. Bovendien ging de levensverwachting naar omhoog. Dat resulteert vandaag in een onbetaalbare situatie. Er zijn honderdduizenden gepensioneerden die al veel meer jaren op pensioen zijn dan dat ze ooit hebben gewerkt en dus hebben bijgedragen aan het stelsel. Je moet geen wiskundig brein zijn om te begrijpen dat dit de betaalbaarheid van het pensioensysteem volledig om zeep heeft geholpen.
- Ondertussen is de groep gepensioneerden is zo groot geworden, dat de politiek er niet op durft in te grijpen. Want zij zijn de determinerende electorale groep geworden. Er werden voordelen van de huidige werkenden inzake pensioenen afgepakt, ondanks het feit dat dit niet onmiddellijk iets opbrengt. Het wijzigt dus niets aan de huidige financieringsproblemen van de pensioenen. De grote groep (pré-)gepensioneerden werd grotendeels met rust gelaten.
- Heel de pensioenfactuur bedraagt ongeveer 65 miljard per jaar. Aangezien wij een repartitiesysteem kennen, waarbij de actieve bevolking betaalt voor het pensioen van de huidige gepensioneerden, dient dit bedrag volledig te worden betaald door middel van staatsontvangsten. Een structurele oplossing zou zijn om, zoals in het buitenland, een kapitalisatiestelsel in te voeren, waarbij de mensen zelf sparen voor hun pensioen. Maar dit idee geraakt niet op de politieke agenda. Er moet wel worden bij gezegd dat de invoering van een kapitalisatiesysteem een periode van minstens 20 jaar vergt.
Daarnaast zijn de lijst van zware beroepen en een pensioensysteem op punten blijven liggen op de onderhandelingstafel. Want iedereen vindt dat hij of zij een zwaar beroep uitoefent.
Onbesproken blijven de extra-territoriale pensioenen (EU, UNO, NAVO enz.). Die zou men ook kunnen meetellen voor de Belgische pensioenberekening.
Ook nog goed om weten is dat de pensioenen volledig federaal zijn gebleven, zowel qua regelgeving als betalingen. Het zou logisch zijn dat de deelstaten zelf verantwoordelijk worden voor hun pensioenen (bijvoorbeeld de Gemeenschappen voor het onderwijs). Maar dat houdt dan ook in dat delen van de parafiscaliteit dienen over te gaan naar de deelstaten.
- De eerste pijler van het pensioensysteem, het wettelijk pensioen, kost zowat 65 miljard euro (statutairen, zelfstandigen, werknemers). Hiervan nemen de statutaire pensioenen (van de ambtenaren dus) maar 23 miljard voor hun rekening. De werknemers en zelfstandige pensioenen zijn dus goed voor twee derde van de totale pensioenfactuur.
Statutaire pensioenen hebben voordelen, zoals de diplomajaren voor de niveau A en B en de gelijkgestelde perioden, de voordelige annuïteiten bij sommige categorieën (bijvoorbeeld onderwijs, rechters, politie enz.). In vele van deze gevallen is daar reeds op beknot. Ook de journalisten hebben trouwens een voordelige annuïteit. Maar deze statutairen/ambtenaren hebben nooit van het brugpensioen kunnen gebruik maken.
- De tweede pijler, het aanvullend pensioen, is er vooral voor de zelfstandigen en de werknemers in de rijkere sectoren. Ambtenaren hebben gemiddeld een hoger pensioen maar geen tweede pijler en ook niet de extralegale voordelen, zoals een bedrijfsauto. Vele lagere werknemerspensioenen worden dus gecompenseerd door de voordelig fiscaal belaste tweede pijler.
De politiek zal ook eens een wettelijke regeling moeten zoeken om meer solidariteit te verkrijgen tussen de sectoren als het over die tweede pijler gaat. De toename van het aantal contractuelen bij de overheden zal vroeg of laat ook bij hen de creatie van een tweede pijler vragen, en dat zal vanzelfsprekend geld kosten. Vooral Vlaanderen en zijn lokale besturen staan hier voor een niet onbelangrijke dure budgettaire oefening.
- Het pensioensparen is de derde pijler van het systeem en heeft betrekking op de ongeveer 1000 euro die men fiscaal voordeling kan sparen. Dit is wel een succesvol verhaal geworden. Het zou een aanrader zijn voor de volgende federale regering om dit bedrag serieus te verhogen. Pensioensparen kan op korte termijn de pensioenomvang deels oplossen tot er een kapitalisatiestelsel in werking kan treden. Bovendien zou dit pensioensparen ook nog eens veel geld in binnenlandse fondsen kunnen verzamelen. Dit laatste is een ideaal gegeven om lange termijn investeringen te doen.
- De vierde pijler is het feit dat mensen op pensioenleeftijd een eigen huis bezitten. Daarom hebben de gewestelijke verantwoordelijke regeringen er alle belang bij om het bezit van een eigen woning te promoten. Eigen woningen brengen geld op via de grondbelasting en zijn een besparing voor de sociale uitgaven. Een gepensioneerde die nog moet huren, is financieel altijd slechter af.
- Het is al jaren zo dat de niet verkozen sociale partners de sociale zekerheid grotendeels beheren. Maar de democratische legitimiteit berust in dit land bij de verkozen parlementen en de daaruit voortvloeiende regeringen. Het zou niet misstaan als de aankomende federale regering onze parlementaire democratie zou optimaliseren en vervolledigen door de sociale zekerheid volledig op te nemen in de staatsbegroting.
Conclusie
Het is afwachten of de Arizona-onderhandelingen en de misschien aankomende nieuwe federale regering iets structureel zullen doen aan het pensioendossier. Want een echte oplossing zal er pas zijn als alle items op tafel komen in een 360 graden analyse.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier