Alain Van Hiel
‘Identiteitspolitiek leidt dan wel tot de erkenning van minderheden, maar ook tot afhankelijkheid en oppervlakkigheid’
‘Identiteitspolitiek leidt niet tot groei en zelfbezinning. Hoogstens zorgt het voor een gevoel van erkenning, als balsem op de ziel’, schrijft sociaal psycholoog Alain Van Hiel. Recent verscheen van hem het boek ‘Links vs rechts’.
Vandaag horen we vaak de roep weerklinken: “Wij zijn anders, hou van ons!” Met uitroepteken, uiteraard.
Vijftig jaar geleden klonk dit heel anders: “Wij horen bij jullie, verwerp ons niet.”
De terechte vraag toen was om mensen niet langer te beoordelen op basis van fysieke kenmerken zoals huidskleur, maar wel voor wie ze echt zijn. Dat is wat Martin Luther King ons vertelde tijdens zijn beroemde ‘I have a dream’-toespraak in Washington DC, op 28 augustus 1963.
De droom van King is compleet anders uitgedraaid. Nu luidt de expliciete vraag om wél rekening te houden met de pigmentatie van de huid, of met andere fysieke eigenschappen, of oriëntaties daarrond (zoals bij gender-oriëntatie).
We leven in tijden van oprukkende identiteitspolitiek. Etnisch-culturele minderheidsgroepen, religieuze bewegingen, mensen met een beperking, de uitdijende LGTBTQIA+-groepen, en alle verstotenen op aarde; met z’n allen vragen ze – samen met opiniemakers en vele burgers – aandacht voor hun moeilijke situatie.
Identiteitspolitiek is een vorm van activisme waarbij de gedeelde ervaring van maatschappelijk onrecht de verbindende factor is. Dit onrecht wordt dan tegenover de cultureel dominante groep geplaatst, die al dat onrecht niet ondergaat.
De veelheid aan groepen en identiteiten die soms met luide stem hun eigen plaats opeisen, lijkt inderdaad zeer typisch voor de 21ste eeuw. “Onze maatschappij wordt steeds complexer”, hoor je dan. Maar is dat wel zo?
Identiteitspolitiek is niet alleen politieke actie, maar bevordert ook bepaalde manieren waarop mensen zichzelf zien.
(Lees verder onder de preview.)
De cultuur van het ‘koninklijke ik’
De identiteitspolitiek ten aanzien van benadeelde groepen vormt slechts een toevoeging aan een brede, algemene evolutie in de identiteitsbeleving van de mens in de nieuwe, eenentwintigste eeuw.
Meer bepaald gaat het over de oorverdovende roep om de eigenheid van elk individu te erkennen. Frank Furedi – de bekende Hongaars-Canadese socioloog – schrijft dat onze nood aan bevestiging en authenticiteit in de plaats kwam van de – voor de Verlichting kenmerkende – zoektocht naar innerlijke diepte.
Authenticiteit is een zelfgerichte oriëntatie waarbij iemand zichzelf ziet als de ultieme oorzaak en verklaring van zichzelf. We zijn met z’n allen als het ware opgesloten in onszelf, als op zichzelf staande systemen. Sommige auteurs linken dit aan narcisme, waarvan ze beweren dat het in epidemische proporties voorkomt.
Van de ander verwachten we hoogstens dat ze ons eigenheid kritiekloos accepteren. De eis is dat anderen zeker geen pijntjes en kwetsuren veroorzaken in dat ‘koninklijk ik’. Kortom, de ander verliest het recht om een (echt) oordeel te vellen over ‘mij’.
Wel, op dit nieuwe identiteitsregime sluit identiteitspolitiek aan.
Erken mij
Er is iets vreemds aan identiteitspolitiek. Het is een machteloze opstelling. De zelfwaardering van de identiteitsdragers in kwestie is voorwaardelijk. Indien de meerderheid kiest om de getrouwe voornaamwoorden verder te gebruiken, of zich niet excuseert voor het gitzwarte koloniale verleden, dan voelen de leden van die achtergestelde groepen zichzelf als persoon miskend.
Hier schuilt een paradox: aan de ene kant verkondigt identiteitspolitiek met luide trom het onderscheid met de meerderheid, en aan de andere kant laat het ogenschijnlijk de zelfwaardering van identiteitsdragers afhangen van de reactie van diezelfde meerderheid. Is het goed om de zelfwaardering zo sterk af te laten hangen van het oordeel van anderen? Elke psycholoog weet hier het antwoord op: uiteraard niet!
Maar er is nog iets meer aan de hand. In feite is erkenning het enige antwoord dat de meerderheid kan en mag geven. De ware vraag is er één naar kritiekloze aanvaarding. Onvoldoende erkenning, of het feit dat andere mensen geen rekening houden met de sociale identiteit in kwestie, wordt inderdaad als een regelrechte kwelling ondergaan.
In onze cultuur is die ‘koninklijke ik’ steeds meer onaantastbaar. Gooien we hier dan geen extra laag bovenop met identiteitspolitiek? In zekere zin word je zo ‘dubbel onaantastbaar’: als unieke persoon en als lid van de sociale groep.
Een ding is duidelijk: het hengelen naar goedkeuring van onze identiteit – uit eigen naam en uit naam van onze sociale groepen – leidt tot desinteresse in de ware oordelen van anderen.
Sociale identiteiten zijn oppervlakkig
Enkele decennia geleden, volgens de Britse politica Claire Fox, was men ‘iemand’ door knappe prestaties, hard werken, anderen helpen en maatschappelijke verwezenlijkingen. Volgens haar is dit idee stilaan rijp voor het museum. Vandaag verglijden we naar een situatie waarin men ‘iemand’ is op basis van de groep waartoe men behoort: de etnisch-culturele of gender achtergrond, punt. Eigenschappen waaraan de persoon in kwestie geen verdiensten heeft, of waarop het idee van verdiensten niet toepasbaar is.
Sociale identiteiten kunnen niet vals, incorrect of incompleet zijn voor de drager ervan, tenzij deze de identiteit afwijst. Identiteiten op zich zijn eerder statisch. Identiteiten zijn vaak entreeticketjes naar een echokamer van gelijkgestemden. Identiteiten genereren nauwelijks unieke argumenten en ze nodigen niet uit tot rationeel onderzoek. Omdat sociale identiteiten de vraag “wie ben ik” beantwoorden, hoeven de dragers ervan niet meer verder na te denken over de existentiële vraag naar de eigen essentie.
Zijn sociale identiteiten dan onveranderbaar? Neen, dat ook weer niet. Het punt is dat collectieve gebeurtenissen ervoor zorgen dat sociale identiteiten veranderen en dat het individu hieraan zelf weinig verdienste heeft.
Volgens het oude Verlichtingsideaal leren mensen door zelfreflectie en zelfkritiek zichzelf (her)ontdekken en verbeteren. We groeien volgens deze visie door vallen en opstaan, en trekken hieruit lessen in onze vermoeiende maar interessante weg doorheen het leven, naar een rijker bestaan.
Dit zelfonderzoek in de ‘diepte’ dat uitmondt in uniciteit en ware individualiteit, staat in schril contrast met diegene die zichzelf louter ziet in termen van een (min of meer gefixeerde) sociale identiteit. Die laatste persoon dient enkel te participeren aan gemeenschappelijke denkkaders en aan gedeelde manieren van zijn.
(Lees verder onder de preview.)
Tegen de Verlichting in
Identiteitspolitiek is niet alleen letterlijk een politiek die de erkenning van achtergestelde groepen behartigt, maar stelt ook een bepaald identiteitsregime voor aan de betrokkenen. En het is precies op dat laatste punt dat ik hier inga.
De hedendaagse maatschappij is niet ‘complex’. Neen, wel heeft die maatschappij steeds meer weg van een porseleinwinkel. We lopen inderdaad met z’n allen op de tippen van ons tenen om zeker geen pijntjes en kwetsuren te veroorzaken. Alleen doen we dit nu niet alleen tegen individuen omwille van wie ze zelf zijn, maar ook omwille van wie ze zijn als lid van een achtergestelde groep.
In wiens belang? In het belang van de mensen die identiteitspolitiek wil beschermen? Neen. Hun verlangen naar erkenning overschaduwt de strijd tegen hun objectieve achterstelling.
Ik heb het de laatste jaren al veel gedacht: “Zou het niet beter zijn om mensen in staat te stellen om alles uit het leven te halen in plaats van hen te vertellen hoe uniek en speciaal ze zijn?”
De essentie van Verlichting ligt niet alleen in de scheiding van Kerk en Staat. Neen, door onze uit de hand gelopen drang naar eigenheid en authenticiteit, en hiermee gepaard gaand, het ons onttrekken aan de ware oordelen van anderen, verloochenen we met z’n allen die Verlichtingswaarden. De oordelen die we willen horen, zijn verschraald, zijn slechts pseudo-oordelen. Enkel de schouderklopjes zijn welkom, de kritische oordelen niet. En ja, identiteitspolitiek doet daar nog eens een flinke schep bovenop, met de soortgelijke hang naar eigenheid – maar dan op het groepsniveau – en het blijvend hengelen naar de positieve beoordeling hiervan.
Wat een contrast met Martin Luther King die ons vertelde: “Kijk naar wat wij verwezenlijken. Zet jullie vooroordelen aan de kant. Wij willen op een zelfde manier beoordeeld worden als alle anderen.”
De conclusie? Identiteitspolitiek leidt niet tot groei en zelfbezinning. Hoogstens zorgt het voor een gevoel van erkenning, als balsem op de ziel.
Alain Van Hiel is hoogleraar Sociale Psychologie aan Universiteit Gent en publiceerde onlangs het boek “Links vs rechts”. In een volgende bijdrage stelt hij scherp op de link tussen identiteitspolitiek en maatschappelijke fragmentatie.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier