Frank Judo
‘Hoe vermijd je het onvermijdelijke, terwijl je toch statiegeld invoert?’
‘De wrevel over de manier waarop de invoering van het statiegeld wordt aangekondigd, is niet onbegrijpelijk’, schrijft Frank Judo, die in deze bijdrage tegelijk stilstaat bij ‘de opmerkelijke afwezigheid van echte en zelfverklaarde conservatieven in de beweging voor behoud van onze leefomgeving’.
Is het verstandig zich te verzetten tegen het onvermijdelijke? Allicht niet, maar dat hoeft niet te betekenen dat je het onvermijdelijke hoeft toe te juichen of moet nalaten het een plaats te geven in een kader dat misschien niet zo onvermijdelijk is. Een beetje conservatief weet dat verandering onvermijdelijk is, en net daarom is het belangrijk concrete uitingen van verandering een plaats te geven en te begeleiden, soms zelfs te vertragen of tegen te houden.
Daarom gaan er terecht alarmlichtjes branden als beleidsmakers een concrete maatregel voorstellen als onvermijdelijk, eerder dan het nastreven van een beleidsdoelstelling met de middelen die het moment en de omgeving het meest geschikt maken. Een interne opposant van Margaret Thatcher noemde de Britse premier steevast “Tina”, wegens haar overmatige gebruik van de slogan “There is no alternative”. Wat zou mevrouw Thatcher ervan gedacht hebben, als ze wist dat haar slagzin vandaag wordt gebruikt om het falen van de markt en de zelfregulering met de vinger te wijzen en aan te geven dat enkel de invoering van statiegeld ons naar een schoon Vlaanderen met minder sluikstorten kan brengen?
De wrevel over de manier waarop de invoering van het statiegeld wordt aangekondigd, is dus niet onbegrijpelijk. Dat geldt zeker, omdat de onvermijdelijkheid van de maatregel in eerste instantie wordt gekoppeld aan de verwezenlijking van de (vanzelfsprekend becijferde) doelstellingen die de Vlaamse Regering zichzelf heeft opgelegd, in en buiten het regeerakkoord. Nu hebben dergelijke akkoorden in de realiteit vaak een minder metafysische lading dan ze zelf beweren te hebben en is het onverwezenlijkt blijken van een afgesproken maatregel op zich ongetwijfeld vervelend, maar niet noodzakelijk tragisch. De koppeling tussen het begrip “onvermijdelijk” en het regeerakkoord is dus de zoveelste illustratie van de dramatisering van het politieke taalgebruik. Wie bezadigdheid en terughoudendheid niet alleen mooie woorden vindt, maar er ook een richtsnoer in zoekt voor zijn maatschappelijk en politiek handelen, is dus consequent als hij het woord “onvermijdelijk” graag wat minder zou horen.
Daarvoor is er dus wel degelijk een alternatief. Het streven naar netheid in de openbare ruimte en naar verantwoordelijk gedrag van individuele gebruikers is immers ook een vorm van terughoudendheid, die vanuit dezelfde conservatieve beginselen kan worden toegejuicht. Dat dat niet vaker gebeurt, is verbazend.
“Verbazend” is inderdaad het woord dat het beste past bij de opmerkelijke afwezigheid van echte en zelfverklaarde conservatieven in de beweging voor behoud van onze leefomgeving. Sterker nog, woorden als ecologie, milieu en groen roepen in die kringen vaak een ergernis op die moeilijk op een redelijke wijze kan worden verklaard. Misschien wat bij de haren getrokken: wie opkomt voor het behoud van monumenten wordt vaak rechts ingeschaald, wie dat doet voor het behoud van een bos, hoort ter linkerzijde – of hoe het verschil tussen de gebouwde en de ongebouwde leefomgeving een trefzeker kompas lijkt in politieke aangelegenheden. Neen, toch?
Nochtans is er een lijn in het conservatieve denken die duidelijk maakt dat er wel degelijk een alternatief is. Roger Scruton, met stip een van de meest boeiende conservatieve denkers van de late twintigste eeuw, maakte al vroeg duidelijk dat de thatcheriaanse visie, die de samenleving reduceerde tot de onderlinge relaties van economische actoren, even onvolkomen was als de marxistische die ze zo standvastig bekampte. Daarbij wees Scruton onder meer op het belang van een leefbare leefomgeving, al waren de concrete keuzes die hij daarbij maakte niet noodzakelijk die van de ecologen ter linkerzijde. Ook Keith Joseph, ooit Thatchers minister van onderwijs en een van de architecten van de thatcheriaanse consensus, erkende al gauw dat een al te eenzijdige inspiratie vanuit de economie even dodelijk was voor een evenwichtig denken als het verwaarlozen ervan. Hij landde uiteindelijk bij een maatschappijvisie waarin economie, ecologie en cultuur tastend en zoekend in evenwicht werden gehouden met het oog op leefbaarheid op de lange termijn. Niet comfortabel, maar wel conservatief.
Het debat over het statiegeld leek afgesloten vooraleer het was begonnen. Gelukkig genoeg heeft het langs de achterdeur andere debatten geopend. Als dat al te vermijden was, is het goed dat dit niet gebeurde.
Frank Judo is advocaat, kerkjurist en historicus. Eerder dit jaar verscheen zijn meest recente boek Het bewaren waard. Wandelen door een conservatisme langs 21 misverstanden. (Ertsberg).
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier