Hugo Lamon
‘Een rechter kan niet naar de koning gaan’
‘De democratie is altijd een moeilijke evenwichtsoefening, waar ieder zijn eigen rol heeft’, schrijft Hugo Lamon, die stilstaat bij de uitspraak in beroep voor Jeff Hoeyberghs, en de vrees voor immobilisme in de Vlaamse regering naar aanleiding van het stikstofdossier.
De Vlaamse regering zit in crisis. De regeringspartijen geraken het niet eens over stikstofnormen. De minister-president verklaarde naar aanleiding van de spanningen dat indien hij federaal regeringsleider zou geweest zijn hij naar de Koning was gestapt om het ontslag van zijn regering aan te bieden. Als de federale regering het onderling niet meer eens geraakt gooit ze handdoek in de ring en moet de Koning de knoop maar ontwarren.
Voor de Vlaamse regering geldt die regeling niet, zodat er constitutioneel niemand is naar wie het probleem kan worden doorgeschoven. De minister-president riep dan maar de partijvoorzitters bijeen. Waarnemers vrezen dat, precies omwille van die Vlaamse onmogelijkheid om aan de Koning te vragen het probleem op te lossen, er immobilisme dreigt.
Het toont in ieder geval aan dat de dynamiek van de staatsmachten erg verschillend is. Van de rechterlijke macht wordt verwacht dat ze in alle zaken die haar worden voorgelegd een beslissing neemt en liefst nog binnen een redelijke termijn en kwaliteitsvol. Anders dan voor de uitvoerende macht is er geen plaats voor “even naar de Koning gaan” of alles door te schuiven tot “na de verkiezingen”.
(Lees verder hieronder.)
Rechters mogen niet aan rechtsweigering doen en zijn dus verplicht te beslissen, ook wanneer de omstandigheden of de toe te passen rechtsregels onduidelijk zijn. Soms is de wet bewust vaag, omdat ook de wetgever niet goed weet hoe het probleem aan te pakken en de beoordeling dus volledig doorschuift naar de rechters.
Politici hebben het dan steeds vaker over activistische rechters, maar vergeten er bij te zeggen dat dit ook het gevolg is van wijze waarop ze rechters verplichten heel open normen in te invullen.
Dinsdag diende in een tientallen pagina’s lang arrest het hof van beroep te Gent dit te doen over de uitlatingen van een soms grofgebekt Limburgs plastisch chirurg in een zaak en waarin het “Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen” zich burgerlijke partij had gesteld.
Het arrest gaat over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting en komt onder meer tot de vaststelling dat het van “algemene bekendheid” is dat de “uitdrukkingen ‘juffrouwke’, ‘meiske’, ‘schat’, dingske’ en ‘wijf(ke’) behoren tot de Vlaamse spreektaal en als zodanig iedere dag ontelbare keren worden gebruikt en gehoord, zowel in een positieve, liefhebbende context, als in een eerder negatieve of minstens paternalistische context. Zelfs indien de beklaagde deze begrippen in hun eerder negatieve paternalistische betekenis gebruikte – hetgeen waarschijnlijk is – kan niet redelijk worden voorgehouden dat deze begrippen aanzetten tot discriminatie – in de zin van seksuele intimidatie – ten aanzien van vrouwen.
Het gebruik van deze begrippen gelijkstellen met het aanzetten tot discriminatie of seksuele intimidatie in de zin van art. 27.3° van de Genderwet, zou aan deze strafbepaling een draagwijdte geven die niet thuishoort in een democratische samenleving”.
In het arrest passeren nog talrijke andere uitspraken van de arts de revue, zoals de quote die destijds in de media voor ophef zorgde: “’Wat betreft het gezegde ‘de beste vrouwen zijn ontmaagd rond hun 14de. Al wat rond hun 20-21 maagd is, leert het nooit’, wordt geoordeeld als volgt: “Het ontgaat het hof waarom dit – weliswaar zeer platvloerse – gezegde zou aanzetten tot haat of geweld jegens vrouwen. De veronderstelling van de burgerlijke partij Instituut voor Gelijkheid van Vrouwen en Mannen, als zou de beklaagde daarmee mannen hebben willen aansporen om meisjes te ontmaagden aan de bedoelde leeftijd, is vergezocht en weinig overtuigend. Uit de context waarin dit gezegde door de beklaagde werd gedaan, blijkt trouwens dat hij dit gezegde op een schertsende wijze deed”.
Onmiddellijk na de uitspraak was het arrest het hoofdpunt op het radionieuws. De feiten gaven al eerder aanleiding tot uitvoerige media-aandacht. De magistraten hadden kunnen meesurfen op het maatschappelijk ongenoegen, maar dat deden ze niet. Ze analyseerden iedere zin en toetsten die af aan de wettelijke vereisten voor een misdrijf. Ze waren ook niet in de mogelijkheid om geen uitspraak te doen of naar de Koning te gaan. Rechters doen hun werk door feiten te beoordelen, ook wanneer de criteria van de wet soms bewust vaag zijn, soms ook omdat de wetgever zelf schrik had om duidelijk afgelijnde keuzes te maken of gewoon omdat de totstandkoming van de wet zelf het gevolg is van een fel bevochten compromis.
Dat alles toont aan dat democratie altijd een moeilijke evenwichtsoefening is, waar ieder zijn eigen rol heeft. Van de wetgevende macht wordt verwacht dat ze heldere regels aflevert. Van de rechterlijke macht dat ze zaken beslecht. Van de uitvoerende macht dat ze bestuurt en maatschappelijke knopen doorhakt.
Deze bijdrage verscheen ook op Jubel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier