Tobias Leenaert
‘Dierenleed is overal: kunnen we stoppen ervan weg te kijken?’
‘Dierenleed blijft vooral bestaan omdat de meeste mensen er hun ogen voor sluiten. De ironie is dat ze dat doen precies omdat de confrontatie met dierenleed vaak pijnlijk is’, schrijft Tobias Leenaert naar aanleiding van Wereld Veganismedag, op 1 november.
Op wandel door het mooie bos in mijn buurt ruik ik vaak het varkensbedrijf dat een halve steenworp verder ligt. De milieuschade die die varkensvleesfabriek aanricht is op zich ernstig genoeg, maar wat me vooral bezighoudt wanneer ik er passeer, zijn de dieren die er wonen en nooit het daglicht zien. Ik hoor de varkens af en toe even tieren, maar ik heb er nooit een opgemerkt. Ik weet gewoon dat ze er zijn, tot ze naar het slachthuis gaan en veranderen in koteletten, waarna andere dieren hun plaats innemen.
Als ik wat verder wandel, kom ik twee kleine honden tegen. Veganisten en andere “dierenmensen” willen nogal eens wijzen op de verschillende behandeling tussen varkens en honden, en dat is een relevant punt. Soms echter, worden varkens en honden juist gelijkaardig behandeld. De twee honden in kwestie zitten net als de varkens opgesloten, hele dagen in een kleine kennel. Hun baasjes hebben een grote tuin, maar hebben misschien geen zin om die af te zetten. Of ze willen de hondenstront niet van het gazon ruimen, weet ik veel. In elk geval, ik heb zin om er aan te bellen en te zeggen dat ze hun honden niet permanent op vier vierkante meter kunnen houden. Maar het probleem is: ze mogen dat wél. In de wetgeving staat dat huisdieren eten en drinken moeten krijgen en moeten kunnen schuilen. Verder moet er weinig. Ik heb geen poot om op te staan.
Van de tuin met de honden loop ik nog een paar honderd meter verder, en daar weet ik een huis staan waar ik achter het raam een vogelkooi kan zien met een eenzame parkiet erin. Die kooi zou voor een mens ter grootte van een kamer zijn. Een kamer waarin we heel ons leven moeten slijten. Beeld je dan in dat je vleugels hebt, waarmee je je in drie dimensies kan bewegen en als je wil uren ver zou kunnen vliegen. Ik vermoed dat de oudere dame, die ongetwijfeld elke dag haar vogeltje te eten geeft, er helemaal geen idee van heeft hoe beperkt – bijna onbestaand – de bewegingsvrijheid van haar huisdier is. Net zoals tienduizenden andere mensen met vogelkooien op hun vensterbank daar geen benul van hebben.
En ik kan nog andere dingen tegenkomen op mijn wandeling: jagers die hun “sport” beoefenen en in veld en bos konijnen en herten afknallen. Vissers die op hun eigen zen-manier een haak door het gehemelte van vissen halen. Rattenvergif dat in de grachten ligt te wachten en knaagdieren een pijnlijke dood zal bezorgen. Dit alles, en de varkens, de honden, de vogels in hun kooien: er zijn wel meer mensen die er net als ik grote vragen bij stellen, maar het mag allemaal. Elke dag opnieuw verbaas ik me daarover: dat we als mensensoort de meest ongelooflijke dingen uitvinden, prachtige kunst maken in allerlei vormen, de raadsels van het universum langzaam ontrafelen met een telescoop die we miljoenen kilometers de ruimte in sturen… en terzelfdertijd nog steeds al de niet-menselijke bewoners van deze planeet naar eigen goeddunken opsluiten, mishandelen of doden. Ze zijn ons eigendom. We bezitten ze en stellen ons daar geen vragen bij. We behandelen ze als speeltuigen, objecten, of slaven.
Het dierenleed dat ik tegenkom op mijn wandeling vertegenwoordigt slechts een minuscuul deel van wat rond ons heen te vinden is. In België worden tien miljoen varkens per jaar geslacht, zijn er ongetwijfeld vele duizenden honden die hun leven doorbrengen in een kennel, evenals vogels in kooitjes.
Als dat allemaal een of ander algemeen en groot belang zou dienen, het ware nog iets. Maar dat is niet zo. In het geval van die varkens: die worden gedood omdat wij hun lichaam lekker vinden smaken. Kortstondig culinair genot is voor miljoenen mensen belangrijker dan het leed en het leven van miljoenen varkens. Honden kunnen in het beste geval ongetwijfeld een mooi leven hebben bij mensen, maar als ze in een kennel gewoon als waakhond moeten dienen, dan kan je beter een alarmsysteem kopen. En misschien kunnen parkieten de eenzaamheid van oude mensen een tikkeltje verlichten, maar er zijn zeker manieren die efficiënter en diervriendelijker zijn.
Deze situatie is des te vreemder wanneer je weet dat heel veel mensen in significante mate om dieren geven. De Odisee Hogeschool deed onlangs een onderzoek naar de meningen van de Vlaming over dierenwelzijn en dierenrechten. Daaruit blijkt: 84% van de respondenten vindt dat dieren niet de wettelijke status van voorwerpen zouden mogen hebben; bijna 80% vindt dat landbouwdieren (de dieren die we eten, zeg maar) even belangrijk zijn als huisdieren. 86% meent dat dieren op dezelfde manier kunnen lijden als mensen. 60% vindt dierenlevens even belangrijk als mensenlevens.
Een enquête is natuurlijk maar een enquête, maar deze cijfers laten er toch weinig twijfel over bestaan dat er in ons land – zoals in andere westerse landen – een breed draagvlak is voor meer dierenwelzijn. Waarom dan, zo kan je je afvragen, gaat de verandering zo traag en zijn we nog steeds barbaren wat onze behandeling van niet-menselijke dieren betreft?
Er zijn vele antwoorden te bedenken op die vraag. We behandelen dieren op schandalige wijze omdat we het kunnen. We doen het omdat we goedkoop vlees willen. Omdat we het gewoon zijn en het allemaal al zo lang gebeurt. Omdat verandering moeilijk is. Omdat gevestigde belangen tegensputteren. Omdat de politiek sowieso traag beweegt en dit een complex land is.
Maar bovenal blijft dierenleed bestaan omdat de meeste mensen er hun ogen voor sluiten. De ironie is dat ze dat doen precies omdat de confrontatie met dierenleed vaak pijnlijk is. Maar een dergelijke struisvogelhouding lost natuurlijk niets op. Het eerste dat we moeten doen om dierenleed uit de wereld te helpen, is bereid zijn om het te zien.
Ik wandel verder en probeer niet weg te kijken.
Tobias Leenaert is auteur van Naar een Vegan Wereld.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier