Amir Bachrouri
Amir Bachrouri leent Brusselmans’ pen: ‘Nul doden heb ik op mijn geweten’
U zal de afgelopen dagen al veel over mij hebben gelezen, de afgelopen jaren veel van mijn boeken verslonden hebben en ook van mijn historische televisieoptredens in De Slimste Mens genoten hebben. Vroeger vreesden velen mijn lange haren, met mijn genadeloze gouden pen zou ik zowel de koning als de publiekslieveling aan de schandpaal kunnen nagelen.
Vandaag ga ik over de tongen om andere redenen. Zelfs in de Verenigde Staten ben ik, de vervloekte Herman Brusselmans, nu een fenomeen. Mijn vriendin Lena, de moeder van het allerliefste zoontje op deze wereld, dat de naam Roman draagt, verliest geen enkel nieuwsartikel uit het oog. Nu, los van het feit dat de roem die mij heden te beurt valt afleidt van het prille vaderschap en mijn poging om het allerbeste boek ooit, getiteld De uithuwelijking van een schrijver aan de brandstapel, te schrijven, doen de massale steunberichten van vrouwelijke fans mij meer dan deugd. Ze zijn een verademing in tijden van bittere ernst, moordzuchtige politici en genocides.
Als schrijver ben ik de wisselvalligheid van de publieke opinie ondertussen wel gewend. Jaren geleden, toen ik iedereen wees op de gevaren van de islam, kreeg ik steun uit extreemrechtse hoek. Jaren geleden, dat was toen ik met hand en tand, met de pen en het zwaard (toen had geweld in de literatuur nog een plek) de spot dreef met de mohammedanen die bij het minste puntje van kritiek een mes door de strot van een leraar of cartoonist ramden.
In de tussentijd moest zowat elke publieke figuur eraan geloven: van de zelfverklaarde volksschrijver Dimitri Verhulst, wiens schrijverschap een smet op het blazoen van de Nederlandstalige letteren is, tot de blonde del die Nederlandse rockzangeres Anouk is. Ook de snotaap Amir Bachrouri, die ik op een literaire avond genadeloos op de rooster legde, moest het ontgelden toen ik verwees naar de enige lezer, een Marokkaanse beroepstravestiet uit Borgerhout, van zijn flutboekje Doe maar niet. Maar goed, dat was een andere tijd.
Gebruik de pen om mij achterwaarts in de poes te naaien.
Vandaag voer ik in een satirische column, die ik zoal veertig jaar schrijf, een versie van mezelf op die in een emotionele opwelling een onfatsoenlijke veralgemening over de Joden maakt. Het resultaat? Beschuldigingen van antisemitisme. Of ze het weerleggen waard zijn? Geen idee. De tijd is er niet naar. Uiteindelijk hebben Unia en de European Jewish Association zelfs niet geprobeerd om in een vrije tribune een persona op te voeren die mij de dood zou toewensen, of mij zelfs zou vermoorden. Nee, ze kiezen ervoor de kunst van een schrijver te besmeuren. Zijn vrijheid te beknotten. Woorden bestrijd je met woorden, gebruik de literatuur als vrijhaven om het debat met mij te voeren. Gebruik de pen om mij achterwaarts in de poes te naaien. Schrijf over de redenen waarom we zo zwaar tillen aan een hyperbool in een satirische column, en tegelijk vergeten dat de column als een schot in de roos een genocide met tienduizenden slachtoffers, waaronder massa’s kinderen, nog maar eens onder de aandacht bracht.
Dit zal mijn verweer zijn in de rechtbank: in vergelijking met Bibi ben ik maar een doetje. Nul doden heb ik op mijn geweten. ‘Edelachtbare, vergeeft U mij dat ik in een literaire tekst een schaduwzijde van mezelf en de mens opvoer. Vergeef mij dat ik in het verleden in boeken verhalen vertelde over racisten die migranten buiten wilden. Vergeef mij dat ik weleens schrijf over seksverslaafde mannen die vrouwen zien als prooien. Vergeef mij dat ik ook het kwade wil verbeelden, in de huid van hufters wil kruipen. Vergeef mij dat ik een schrijver ben.’
Misschien moet ik dat maar eens gaan prevelen op een staatszender in de enige verlichte democratie in het Midden-Oosten. Vlaamse politici zijn mij al voorafgegaan, nu is het aan mij om in mijn beste steenkolenengels te scanderen: ‘Van the river to the zee, kunst en literature will be free.’
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier