Jan Nolf
Zwarte diamanten zijn de nieuwe bloeddiamanten
Net op het moment dat staatssecretaris Crombez het afkopen van fraudezaken liever tot een uitdoofscenario reduceert, pleiten eminente academici en advocaten voor een meer “ethische” en dus meer evenwichtige toepassing ervan.
De eerste ethische vraag stelt zich echter anders. Zijn we eindelijk bereid ook fiscale witteboordcriminaliteit als misdaad tegen de samenleving te erkennen. Fraudeurs zijn dieven maar niet alleen dieven: ze hebben ook bloed aan hun handen. Vooral de grootschalige, georganiseerde fraude is rechtstreeks en structureel verantwoordelijk voor een permanent tekort in onze investeringsmogelijkheden voor een betere samenleving: van de veiligheid op fietspaden voor jonge scholieren tot die van bejaarden in verwaarloosde wijken. Het bloed van verongelukte fietsers en mishandelde burgers kleeft dus aan hun handen. De klokkenluider van Omega Diamonds verlinkte hun systeem niet aan het Antwerps parket maar aan de CIA omdat hij ze van Afrikaanse bloeddiamanthandel verdacht. Hij had alvast gelijk over het Belgisch bloed dat door die zwarte handel vloeit. Daar is niet licht over te gaan.
Daarom volstaat het niet voor een minder willekeurige toepassing van de Afkoopwet door het parket te pleiten zonder het systeem zelf op essentiële punten bij te sturen. Daarbij is het goed voor ogen te houden dat de afkoopwet er in de priemende woorden van de professoren Lieven Dupont en (wijlen) Tony Peters op neerkomt “klassenjustitie door klassenjustitie te bestrijden”. In die inderdaad perverse logica riskeer je namelijk steeds meer klassenjustitie nodig te hebben, en daar zijn we goed bezig mee.
Het geestelijk vaderschap van de Afkoopwet moet immers niet gezocht worden bij de eerste auteurs in 2007 van het wetsvoorstel inzake de Parlementaire Onderzoekscommissie over de grootschalige fraude, maar in wat al anno 2005 plaatsgreep. Toen kregen een hele reeks Antwerpse diamantairs energieke speurders over de vloer die fluks en flink tot fenomenale inbeslagnames overgingen. Het is toen dat de lobbymachine goed op gang kwam: eerst om inbeslagnames te bemoeilijken, en toen dat niet lukte om heel de procedure af te kopen. Bijna afgewerkte teksten van die als het wetsvoorstel van 24 februari 2011 dateren overigens al van voor het eindverslag van de onderzoekscommissie van 7 mei 2009.
Het is dus vooreerst duidelijk dat enkel de verhoogde pakkans fraudeurs wakker schudt, en niet de boetes, hoe hoog en welkom die voor de modale belastingbetaler ook mogen lijken. Er moet dan ook eerst en vooral ingezet worden op meer personele middelen, met bekwame en gemotiveerde fraudejagers. Die moeten in de stokoude piramide van justitie niet als tinnen soldaten op hiërarchisch bevel marcheren of stoppen, maar aan enthousiast teamwerk doen. Dat profiel lijkt alvast in Antwerpen eerder verbannen na een primeur: huiszoekingen bij de eigen medewerkers. Als signaal voor het beleid van human resources laat dat voor justitie vernietigende sporen na.
De hoge motivering van bepaalde parketten inzake minnelijke schikking bij grote fraude ligt in het KBLux-trauma. Ook dat fiasco leverde geen enkele tuchtstraf op, maar iets veel erger en wat geen enkel magistraat verteert: gezichtsverlies. Niet de ambitie om rechtvaardiger te werken verklaart dat vooral grote fraudedossiers afgekocht worden, maar de faalangst. Een krantenkop met een kassa-kassa-resultaat is inderdaad ook oneindig veel verleidelijker dan de nul na een verjaring of nietigheid.
Die onethische verglijding naar een afkoopjustitie beperkt zich overigens niet tot fraude. Het was merkwaardig genoeg op advies van het college van Procureurs-Generaal dat staatssecretaris Devlies de minnelijke schikking al in april 2009 uitgebreid zag tot heel andere misdrijven van gemeen recht.
Het resultaat werd ondertussen het omgekeerde van wat Devlies op 7 mei 2009 beloofde: “dankzij de minnelijke schikking zullen de rechtbanken zich kunnen toeleggen op de zeer zware dossiers”. Niets blijkt minder waar.
Zolang procureurs alléén beslissen over dat soort minnelijke schikkingen zal dat de tendens blijven: scoren met grote minnelijke schikkingen van het parket voor megafraudeurs, en met veroordelingen van de rechtbank voor het modale werk.
Het ergste is dat de huidige regeling ook fundamenteel ingaat tegen de – lichtjes naïeve – redenering van dezelfde staatsecretaris: “Wat rijke criminelen nu uitgeven aan advocaten, zullen ze morgen aan een schikking betalen”. Immers werd het afkopen van de procedure nu mogelijk gemaakt tot in cassatie: net de steenrijke fraudeurs kunnen de staat blijven plat ruïneren met slopende procedureslagen om dan op het einde van die marathon een deal te sluiten. Het systeem deugt dus niet.
Het deugt ook niet in een eigentijdse justitie alle macht te centraliseren. Waarom zoveel verantwoordelijkheid blijven leggen bij één parketmagistraat, eenzaam in zijn achterkamer. Geen god, maar een mens. Met een paar ogen erbij kan zoveel meer bevraagd en uitgelegd: de ogen van de onderzoeksrechter en de voorzitter van de raadkamer, telkens wél onafhankelijke rechters.
Wat is er toch mis aan die onafhankelijkheid. Dat men me dat toch eens uitlegt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier