Over de gevaren van platenhoezen en wonderdrankjes.
Elke donderdag had Mike Zwerin, de beroemde jazzjournalist die enkele maanden geleden overleed, een column in The International Herald Tribune. Die dag in 1983 had hij het over zangeres Dee Dee Bridgewater, die een week lang in de Widder Bar in Zürich zou optreden. ‘Een absolute aanrader’, aldus Zwerin. Nou, daar had ik wel zin in. Ik had een plaat van haar in huis, wist dat ze zwart was maar veel meer ook niet. Waar een Widder Bar is, is ook een Widder Hotel, dacht ik. Dus ik belde de inlichtingen, kreeg haar nummer, had haar al snel aan de lijn. ‘Dag mevrouw, ik ben Jack. Mag ik u vragen of u via Brussel terugvliegt naar de States? Ik kan u namelijk drie gigs aanbieden in de Brussels Jazz Club op de Grote Markt, met Dré Pallemaerts en Hein van de Geyn.’ Ja, daar voelde ze wel iets voor.
Ik naar Zaventem. En daar stond ze: zwart, slank, beeldschoon, een beetje stil wel – in de auto viel geen woord. Tot ze plots vroeg: ‘C’est encore loin, le centre de la ville?’ Bleek het een stewardess van Air France te zijn of zo. Hup, terug naar Zaventem, hostess afgezet, op zoek in de aankomsthal, druk druk druk. Plots werd er op mijn schouder getikt. Zwart, slank, beeldschoon. ‘You must be Jack.’ Ja, deze leek meer op die van die elpee.
We reden naar me thuis om te repeteren met de jongens, en het was écht goed. In Brussel bleek het concert uitverkocht, heerlijk. Tijdens onze warming-up stond ze aan de bar. Ik kondigde haar aan, ze kwam op, stapte naar de microfoon en: ‘…’ Stem kwijt. Jacqueline Renard, toen een bekende zangeres, had het perfecte recept voor haar, zei ze: de helft cognac, de helft rode port – bijten en zalven, zeg maar. Resultaat: Dee Dee was erg vrolijk, maar ze had nog altijd geen stem. We cancelden de boel dan maar, boden de mensen aan om ’s anderendaags gratis terug te komen, en speelden die week nog twee perfecte gigs.
Drie jaar later. Tijdens mijn tournee met Lionel Hampton had ik hartproblemen ge-kregen (zie vorige week), en in het ziekenhuis in Detroit lag ik door mijn adressenboekje te bladeren. Zoeken bij de B. Bridgewater, Dee Dee. Ze bleek in Flint, dicht bij Detroit, te wonen. Aan de telefoon was ze meteen heel kordaat: ‘Neem een taxi, laat je naar de luchthaven rijden, en ik kom je ophalen.’
Op een avond zaten we samen in de lobby van mijn hotel. Zo’n open ruimte vanwaar je alle verdiepingen kunt zien, een verliefd stelletje aan de receptie, je kent het wel. In het midden van die lobby stond een vleugel. Om twee uur ’s nachts zijn Dee Dee en ik daar beginnen te spelen, ons niet realiserend dat het geluid opsteeg tot boven in het hotel. Plots hoorden we applaus, en zagen we op die balkons mensen in hun pyjama staan. Onder wie een clubeigenaar. ’s Anderendaags belde ze me: ‘I can have a gig in New York.’ Van New York ging het naar Nederland, naar Duitsland, naar Frankrijk. De rest van haar verhaal kent u.
Opgetekend door Bart Cornand
Daar stond ze: zwart, slank, beeldschoon – een beetje stil wel. Tot ze plots vroeg: ‘C’est encore loin, le centre de la ville?’