Francis Mus
‘Zijn liedteksten nog belangrijk?’
‘We moeten weg van het simplistische idee dat het origineel zou primeren op de vertaling, dat de cover of de adaptatie in de schaduw moet blijven van het origineel’, schrijft Francis Mus naar aanleiding van zijn college voor de Universiteit Van Vlaanderen over songteksten.
Toen Nick Cave vorig jaar in Amsterdam op de planken stond, begon hij zijn concert met een opmerkelijke vraag aan de toehoorders: of ze de titel van zijn laatste album ‘Carnage’ wel goed hadden begrepen, en of iemand die voor alle zekerheid kon vertalen? Het is geen geheim dat Cave geregeld de dialoog met het publiek opzoekt, maar door zo nadrukkelijk te peilen naar hoe zijn teksten binnenkomen, leek hij zich tijdens zijn optreden even een andere rol aan te meten dan die van performer.
Eén ding is zeker: voor heel wat muzikanten vormen de lyrics de inzet van weloverwogen beslissingen, al zijn die in de praktijk erg uiteenlopend. In 1967 eisten de Beatles dat de liedteksten van hun Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band op de achterkant van de LP-hoes zouden afgedrukt worden: een primeur in de muziekgeschiedenis. De Pet Shop Boys hanteerden zowat het tegenovergestelde principe, en hadden de platenmaatschappij verzocht om geen lyrics bij hun albums te voegen. Leonard Cohen liet zijn optredens in Frankrijk en Israël dan weer ondertitelen in het Frans en het Hebreeuws. Veel hangt natuurlijk af van het soort muziek: soms zijn songteksten weinig meer dan de ondersteuning van een beat, en in andere gevallen maken ze de kern uit van een lied.
Hoe weloverwogen de keuzes van de muzikanten ook mogen zijn, in de muzikale beleving van de luisteraar maken lyrics deel uit van een totaalervaring die bestaat uit woorden, melodie, timbre, geluidssterkte, enzovoort. Bij live-performances spelen ook visuele elementen een rol, en wordt die ervaring nog een stuk gelaagder.
Het punt is dat taal niet zomaar geïsoleerd kan worden uit dat geheel. ‘Words are important for the mind, but the notes are for the soul’: de gevleugelde woorden van Gil Scott-Heron mogen voor velen dan wel erg herkenbaar klinken, in wezen liggen de zaken een stuk complexer. (Vertaal)wetenschappers zijn zich hier al een tijdje van bewust: getuige hiervan de talloze studies in het domein van de multimodaliteit, waarbij de centrale rol die taal doorgaans kreeg toebedeeld in een breder perspectief wordt geplaatst. Onderzoekers interesseren zich voor de manier waarop verschillende ‘modi’ (het onderscheid gaat min of meer terug op de vijf zintuigen) gecombineerd worden en, vooral, hoe die met elkaar interageren op het ogenblik dat een lied wordt beluisterd, een tekst wordt gelezen, of een film wordt bekeken.
Eigenlijk is elke vorm van communicatie multimodaal. Dat is altijd al zo geweest, al is het wellicht geen toeval dat die interesse voor multimodaliteit uitgerekend vandaag, in een sterk ge(multi)mediatiseerde maatschappij, zo uitgesproken is. Liedteksten, die op erg uiteenlopende manieren langs en door elkaar heen circuleren, zijn hiervan een uitgesproken voorbeeld. Ze kunnen in verschillende versies tegelijk bestaan: als gezongen of gesproken onderdeel van een song, als tekst in de bijlage van een muziekalbum, als onderdeel van een boek dat gepresenteerd wordt als verzamelde liedteksten dan wel herdoopt wordt als poëzie, als simultane visualisering bij het afspelen van een lied op Spotify, als begeleidend commentaar van een YouTube-filmpje, enzovoort.
Deze veelheid aan verschijningsvormen heeft een impact op de manier waarop de ‘oorspronkelijke’ song beluisterd kan worden. Zo vroeg ik voor het in 2020 verschenen Grondtonen, aan Christophe Van Gerrewey om een essay te schrijven over Tarantula, de enige ‘roman’ ooit van Nobelprijswinnaar Literatuur Bob Dylan. Vijfendertig jaar na de verschijningsdatum kon Van Gerrewey niet anders dan de tekst te lezen als een ‘op hol geslagen jukebox’, waarbij zijn leeservaring voortdurend doorkruist werd door herinneringen aan flarden muziek en beeld – voornamelijk, maar niet alleen van Dylan.
Zou men deze manier van lezen kunnen beschouwen als een typisch 21e-eeuws fenomeen? Dat is alvast de mening van Rebecca Walkowitz, professor literatuurwetenschap aan Rutgers University, aan wie deze vraag werd voorgelegd. ‘In de toekomst zullen we vergelijkend moeten lezen’, schrijft ze, ‘waarmee ik bedoel dat we verschillende uitgaves en formats naast elkaar zullen moeten leggen.
Dat betekent dat elke uitgave en elk format een werk eerder zal verrijken dan doen verschralen.’ De veelheid aan talen en media waarin een werk zich kan aandienen bij een publiek, ziet Walkowitz dan ook niet als een bedreiging voor het ‘origineel’, maar als een troef. Hetzelfde geldt voor lyrics.
Vanzelfsprekend is het mogelijk om van (pop)muziek te genieten zonder veel aandacht te besteden aan de woorden; anderzijds kan tekstbegrip uiteraard de luisterervaring verdiepen. Maar uiteindelijk komt het erop aan om het denken in hiërarchieën te ontstijgen. Weg van het simplistische idee dat het origineel zou primeren op de vertaling, dat de cover of de adaptatie in de schaduw moet blijven van het origineel, dat diepgravend tekstbegrip waardevoller zou zijn dan een intuïtievere interpretatie. Elke versie kan een nieuw licht werpen op de ‘oorspronkelijke’, en op die manier bijdragen tot een rijkere ervaring van het werk.
Dit is precies wat de Franse vertaalwetenschapper Antoine Berman jaren geleden al omschreef als de ‘opperste kracht van vertaling’, wanneer die er af en toe in slaagt om de gelaagdheid van een werk op een andere, maar even rijke manier weer te geven als het origineel zelf.
Een echo daarvan lijkt door te klinken in de vraag van Nick Cave aan zijn toehoorders: geen belerende les, maar een uitnodiging om hun stem mee te doen resoneren in zijn song.
Universiteit van Vlaanderen: wetenschap in klare taal voor u uitgelegd
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier