Wordt Brussel culturele hoofdstad van Europa in 2030? ‘We willen meer dan een feestjaar’
Een groot mobiliserend cultureel project, met een aanlooptijd van tien jaar, moet van Brussel eindelijk maken wat het allang had moeten zijn: de échte culturele hoofdstad van Europa. Dat is alvast de ambitie van Hadja Lahbib en Jan Goossens.
Een frisse vrijdagochtend in mei, met aanstekelijk enthousiasme én druk in de weer, want de kat van de buurvrouw zit voor de zoveelste keer in haar stadstuin vast: Hadja Lahbib ontvangt ons thuis in Schaarbeek. Lahbib, van Algerijnse afkomst, is in Franstalig België een bekend televisiegezicht van de RTBF en heeft een goedgevulde carrière als journaliste en documentairemaakster achter de rug. Jan Goossens, gewezen directeur van de Brusselse KVS, leidde zes jaar lang het Festival de Marseille en werkt ook voor het stadsfestival Dream City in Tunis. Begin februari kreeg het duo van de Brusselse regering de taak om de kandidaatstelling van Brussel voor te bereiden als culturele hoofdstad van Europa in 2030. Die titel gaat in 2030 sowieso naar een Belgische stad, en ook andere Vlaamse en Waalse steden toonden al interesse. Maar Lahbib en Goossens pleiten ervoor om de krachten te bundelen, wat ook een mooi symbool zou zijn voor België, dat in 2030 zijn tweehonderdste verjaardag viert.
De meeste jongeren voelen zich Brusselaar. Maar dat Brusselgevoel is vooralsnog een soort lege, verder in te vullen ruimte.
Jan Goossens
Kennen jullie elkaar goed?
Jan Goossens: (lacht) Al vijftien jaar denk ik: hoe kan ik meer tijd doorbrengen met Hadja, zonder dat het lijkt alsof ik haar wil versieren?
Hadja Lahbib:(lacht) En zo ontmoeten grote geesten elkaar. Als journaliste ben ik gepassioneerd door de wereld en door cultuur. Jan heb ik leren kennen toen hij tijdens de renovatie van de KVS met zijn theatergezelschap in de Bottelarij in Molenbeek zat. Dat was toch een soort wedergeboorte voor de KVS. Het toneelpodium is toen de buurt en de lokale bevolking gaan weerspiegelen. Dat vond ik extreem boeiend. Ook in het vernieuwde KVS-gebouw heeft Jan die lijn doorgetrokken. Zijn theater werd opengesteld voor het koloniale verleden van België, voor Afrikaanse kunstenaars, met opera’s bijvoorbeeld die ontstonden in Kinshasa en werden gespeeld in Brussel. Voor het cultuurprogramma Tout le Baz’art heb ik een portret van Jan gemaakt. Ik ben hem later ook in Marseille gaan opzoeken, en toen heb ik dezelfde openheid en originaliteit aangetroffen.
Goossens: Hadja is een van de Brusselaars die mij tijdens mijn eerste jaren in de KVS duidelijk maakten dat ik een groot stuk van de Brusselse culturele realiteit niet kende. Dat Brussel veel rijker was dan ik dacht, en dat ik die rijkdom moest opnemen in onze artistieke projecten. Of het nu Hadja was, Jaco Van Dormael, Ben Hamidou of Sam Touzani – al die ontmoetingen hebben zowel het traject van de KVS als mij persoonlijk verrijkt, en mij definitief verliefd doen worden op deze stad. Het is dan ook een groot plezier dat ik rond ‘Brussel 2030’ met Hadja kan samenwerken. Bij mijn vertrek uit de KVS had ik tegen mezelf gezegd dat het afscheid van Brussel definitief was. Behalve als ze mij op een dag zouden vragen voor een nieuw cultureel project dat ontsnapt aan de communautaire breuklijnen die hier politiek toch nog sterk aanwezig zijn.
En dus bent u teruggekeerd voor ‘Brussel 2030’, een cultuurproject dat uitgaat van het Brusselse Gewest en de stad Brussel?
Goossens: Niemand heeft me alleszins gevraagd om te vertrekken uit Marseille. Die stad maakt op dit moment trouwens een heel opwindende periode mee, dankzij een politieke omslag in het stadhuis na de gemeenteraadsverkiezingen van 2020, met de groen-linkse Printemps Marseillais. Maar ik heb mezelf ook nuchter de vraag gesteld: waar zitten vandaag de grootste uitdagingen? Waar kun je nog nieuwe dingen doen en een antwoord proberen te formuleren op de grote culturele en maatschappelijke uitdagingen van de komende jaren? Voor mij is dat toch veel duidelijker Brussel dan Marseille. Bovendien zijn in Marseille de dingen veel meer ingeperkt door de strakke kaders van het cultuurbeleid en de stedelijke politiek, wat vernieuwen lastiger maakt. In Frankrijk heeft de politiek altijd het eerste en het laatste woord, in Brussel en Vlaanderen hebben kunstenaars en artistieke directeuren veel meer vrijheid.
Waarom is een project als ‘Brussel 2030’ belangrijk voor Brussel?
Lahbib: Om te beginnen gaat dit over veel meer dan een groot feestjaar met veel vuurwerk in 2030. We willen iets in beweging zetten dat ook blijft doorwerken na 2030. Dus willen we in de komende tien jaar een toekomstvisie ontwikkelen met aandacht voor de grote vraagstukken van deze tijd. Die hebben vaak zowel lokale als mondiale aspecten, denk aan klimaat, leefbaarheid, sociale ongelijkheid, onderwijs, de plaats van cultuur in een stad.
Brussel is na Dubai de meest kosmopolitische stad ter wereld, maar wat doen we met die diversiteit? Heel veel mensen voelen zich niet vertegenwoordigd, en verdienen ook een plek in die culturele hoofdstad van Europa. De overgrote meerderheid van de Brusselaars heeft geen gezamenlijk verleden. Maar we kunnen werken aan een gezamenlijke toekomst. Daarom heeft ons project bijzondere aandacht voor jongeren die vandaag tussen de 10 en 15 jaar oud zijn. We willen ze bij het denkproces betrekken via scholen en de jeugdwerking. In welke stad willen zij over tien jaar leven? Inclusiviteit is heel belangrijk. Dat geldt voor de jongeren, maar bij uitbreiding voor alle lagen van de Brusselse bevolking. Denk maar aan de expats die werken in de internationale instellingen in Brussel, en die in Brussel wonen zonder Brussel echt te kennen.
Goossens: Het gaat dus om een mobiliserend traject over tien jaar. Het vertrekt vanuit een culturele sector die in Brussel vandaag weliswaar sterk is, maar uiteraard ook danig verzwakt werd door de pandemie. Maar er is de aanvullende en noodzakelijke ambitie om ook de grote uitdagingen van het komende decennium te identificeren, en de rol die cultuur op elk van die gebieden kan spelen. Zo’n inspanning op de lange termijn zal Brussel hopelijk in staat stellen om te worden wat het allang had moeten zijn: niet alleen de politiek-administratieve, maar ook de échte culturele hoofdstad van Europa.
Zoals ook de vaccinatiecampagne laat zien, is het vaak moeilijk om mensen met een migratieachtergrond in de armere Brusselse gemeenten te bereiken. Hoe gaan jullie dat doen?
Lahbib: Je moet mensen actief opzoeken en uit hun isolement proberen te halen. Ik heb de documentaire Patience, patience, t’iras au Paradis gemaakt. Die wilde een stem geven aan Marokkaanse vrouwen die hun echtgenoten zijn gevolgd die als arbeidskrachten naar België zijn gehaald. Vóór de documentaire, waarin ze door een kunstenares op sleeptouw worden genomen, hadden zij nog nooit een stap buiten Molenbeek gezet. Een heel sterk moment in de film is het bezoek van die vrouwen aan de opera in de Koninklijke Muntschouwburg. Directeur Peter de Caluwe was in de zevende hemel – het spektakel speelde zich die avond ook echt in de zaal af. Die vrouwen hadden hun djellaba aangetrokken en waren feestelijk gekleed alsof ze naar een Arabisch huwelijk gingen. Het publiek van de Munt had nog nooit zoiets gezien. Dat heeft toen iets teweeggebracht. Nadien heb ik daarover nog veel gesprekken gehad met de Munt. Hoe zorg je ervoor dat zulke vrouwen cultuurhuizen durven te betreden? Cultuur moet zich openstellen voor iedereen, niet alleen voor een elitaire club. Maar dan moeten we onze manier van denken over cultuur bijstellen.
Laten we ophouden met het idee dat Vlaanderen, Wallonië en Brussel volstrekt aparte werelden zijn, met volstrekt unieke, aparte problemen.
Hadja Lahbib
Goossens: Daarvoor is tijd nodig en een bottom-upmethodologie. We hebben die tijd ook, en we gaan ons zeker niet in een kantoor opsluiten tot in 2024, wanneer het dossier ‘Brussel 2030’ moet worden ingediend. We gaan zo breed mogelijk overleg plegen en luisteren naar wat leeft in deze stad.
Lahbib: We willen de komende jaren organiseren volgens het ritme van een Biënnale. De oneven jaren, zoals dit jaar, worden jaren van reflectie, met een soort zomeruniversiteit waar we Brusselse burgers laten participeren in de zoektocht naar ideeën en inhoud. Dit jaar worden dat honderd Brusselaars en noemen we dat een G100, in 2023 moet dat al een G200 worden. Hun ideeën worden dan vertaald in culturele evenementen in de even jaren.
Goossens: Er wordt vaak heel negatief over Brussel gesproken, als een gespleten, geatomiseerde stad. Maar alle grote Europese steden worden vandaag met grote contrasten en ongelijkheid geconfronteerd. Brussel is zeker niet de stad waar die contrasten op de meest wanhopige of extreme manier zichtbaar worden. In Marseille bestaat er een enorme kloof tussen het noordelijke en het zuidelijke stadsdeel. Het is de stad met het grootste aantal gated communities in Frankrijk, waar rijke inwoners zich achter beveiligde muren opsluiten. In het noorden wonen dan weer veel jongeren die vanuit hun straat de zee aan de horizon zien, maar nog nooit in hun leven naar het strand zijn geweest.
Ook een doel van ‘Brussel 2030’, aldus de Brusselse staatssecretaris Pascal Smet (Vooruit), is een zogenaamde Brusselse identiteit versterken?
Goossens: Zeker. Het idee van een groot, verenigend cultureel project werd voor het eerst geopperd na de aanslagen van 2016. Het Brussels Gewest zag het als een manier om die zwarte periode af te sluiten en te voorkomen dat een hele bevolkingsgroep zou worden gestigmatiseerd. Dat is best verbazingwekkend, in de positieve betekenis van het woord. Wat ook veel hoop geeft: 400.000 Brusselaars zijn jonger dan 30. Een recente studie van de VUB laat zien dat de overgrote meerderheid van die jongeren, hoewel van heel diverse afkomst, zich Brusselaar voelt. Maar de studie toont ook dat dat Brusselgevoel vooralsnog een soort lege, verder in te vullen ruimte is. Een gezamenlijk cultureel perspectief kan daar een positieve bijdrage aan leveren.
Lahbib: Een gedeelde fictie waarin alle Brusselaars zich kunnen herkennen, verhalen waarin we samen kunnen geloven: zo creëer je een samenleving. Zo’n Brusselse identiteit kan een dam vormen tegen obscurantisme en radicalisering. Als je weet wie je bent, ben je niet langer bang van de ander en minder vatbaar voor extremisme.
De ambities zijn groot, maar is Brussel, met zijn grote politieke versnippering, niet een stad waar je heel moeilijk dingen in beweging krijgt?
Goossens: De politieke structuren, met de 19 Brusselse gemeenten, zijn niet aangepast aan de complexiteit van de stad. Ik denk dat er de komende tien jaar ook wel een vereenvoudiging van die gemeentelijke structuren komt. Tegelijk is de huidige Belgische staatsstructuur ook een probleem. Brussel wordt voor belangrijke bevoegdheden zoals cultuur en onderwijs nog in grote mate geregeerd vanuit de Vlaamse en de Franse Gemeenschap.
Volgens sommigen is dat juist een zegen.
Goossens: De band met de Gemeenschappen moet blijven bestaan, maar ik geloof toch dat het Brussels Gewest zijn lot meer in eigen handen moet nemen, zeker rond onderwijs en cultuur. Of het nu gaat over meertalig onderwijs, of over echt Brusselse culturele initiatieven die vertrekken vanuit de realiteit van deze stad en waarvoor je je als Brusselaar niet eerst tot een van de twee gemeenschappen moet bekennen. Projecten als het kunstmuseum Kanal, het Kunstenfestivaldesarts, de Zinneke Parade of ‘Brussel 2030’ kunnen die Brusselse realiteit mee vormgeven. De Brusselse regering heeft ons nu al, in 2021, als opdrachthouders aangesteld en voor een startbudget gezorgd. Dat laat zien dat Brussel wel degelijk snel kan schakelen. Andere steden in Vlaanderen en Wallonië denken ook na over de culturele hoofdstad, maar hebben nog geen concrete stappen gezet.
Speelt de tweehonderdste verjaardag van België in 2030 in het voordeel van de kandidatuur van Brussel?
Lahbib: Er komt in de tussentijd ongetwijfeld een zevende staatshervorming, maar we hopen dat Brussel het kloppende hart van België blijft. Het idee is uiteraard dat we in 2030 ook onze collectieve geschiedenis vieren – een geschiedenis die nota bene is ontstaan tijdens een culturele manifestatie. (lacht) De Stomme van Portici, de opera die werd gespeeld in de Muntschouwburg in Brussel, was een belangrijk element van de opstand tegen Willem Van Oranje in 1830. Om een gezamenlijke geschiedenis van twee eeuwen te vieren, met het oog ook op een harmonieuzere toekomst, zou het mooi zijn als Vlamingen en Franstaligen hun culturele rijkdom samen in de verf zetten.
Maar is een Belgisch project nog een leefbaar project?
Goossens: Wij geloven van wel. Reden te meer dus om banden te smeden en andere steden bij ons initiatief te betrekken en te laten bijdragen aan een Brussels, Belgisch en Europees project als ‘Brussel 2030’. Omgekeerd heeft Brussel Vlaanderen en Wallonië ook veel te bieden. Brussel is de poort naar Europa en de wereld. We krijgen overigens nu al signalen dat andere Vlaamse en Waalse steden willen meestappen in ‘Brussel 2030′. Voor zo’n gezamenlijk dossier staan ook mensen als de Brusselse minister-president Rudi Vervoort (PS) en burgemeester Philippe Close (PS) open.
Maar de kloof tussen Vlaanderen en Brussel lijkt steeds groter te worden. N-VA-politicus Theo Francken zei in De Afspraak dat we maar eens aan de Brusselaars moeten vragen of ze nog wel de hoofdstad van Vlaanderen willen zijn.
Goossens: Ik ken geen enkele Brusselaar die ter discussie stelt dat Brussel ook de hoofdstad van Vlaanderen is. Dus als Theo Francken die vraag opwerpt, voel ik me niet aangesproken. Ik denk dat Francken hier zijn eigen twijfels op ons projecteert. Bovendien is Theo Francken ook maar één stem in Vlaanderen. Wij pleiten in elk geval voor openheid en samenwerking en het achterwege laten van communautair gekibbel. Brussel heeft die samenwerking nodig, maar Vlaanderen zeker ook.
Lahbib: We kunnen ons ook niet langer afsluiten van de rest van de wereld. Telkens als ergens ver weg een probleem opdook waarvan we dachten dat het ons niet aanbelangde, hebben we ons vergist. Als buitenlandreporter heb ik het conflict in Afghanistan gevolgd. Toen de Taliban vrouwen vermoordden op voetbalvelden in het centrum van Kabul, zagen we hen als monsters, maar we vonden het ook een fenomeen dat ons niet raakte. Het was wachten tot de aanslagen van 9/11 en later bij ons.
Alle grote uitdagingen van morgen zijn ook mondiaal. Tegelijk moeten we uiteraard op sommige vlakken juist meer lokaal denken, met aandacht voor duurzaam produceren en voor een nieuwe, circulaire economie. Maar we kunnen niet doen alsof wat zich duizenden kilometers verder afspeelt, geen impact op ons heeft. En als je dat doortrekt naar een klein land als België: laten we ernstig blijven en ophouden met het idee dat Vlaanderen, Wallonië en Brussel volstrekt aparte werelden zijn, met volstrekt unieke, aparte problemen.
Jan goossens
– Geboren in 1971 in Antwerpen
– Studeerde Germaanse talen en filosofie aan de KU Leuven
– Was assistent van choreograaf Wim Vandekeybus en operaregisseur Peter Sellars
– 1999 begon als dramaturg bij de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) in Brussel. Hij was er directeur tot in 2016
– 2016 werd artistiek directeur van het Festival de Marseille, waar hij eind dit jaar vertrekt
– Werkt in Tunis mee aan het jaarlijkse stadsfestival Dream City
Hadja Lahbib
– Geboren in 1970 in Boussu-Bois in de Borinage
– Studeerde journalistiek en communicatiewetenschappen aan de ULB
– Werkte als journaliste voor RTL en RTBF, waar ze in 2001 correspondent werd voor het Midden-Oosten en vervolgens voor Afghanistan
– 2006-2015 presenteerde culturele programma’s als Vlaamse Kaai, een ontdekkingstocht door de Vlaamse culturele wereld, en het tweetalige Tout le Baz’art
– 1997-2019 presenteerde het RTBF-journaal
– Maakt veelgeprezen documentaires zoals Afghanistan, le choix des femmes en Patience, patience, t’iras au Paradis. Dit jaar komt Adamo-Quand je chante uit
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier