Wilfried Peeters en Tom Steels: ‘De Tour zonder media en publiek kan één jaar, maar geen twee’
De strijd om de groene trui ligt helemaal open, nu hun sprintbom Sam Bennett verstek geeft. Maar ook de strijd om het geel zal tot het einde van de Tour spannend blijven, voorspellen Wilfried Peeters en Tom Steels, ploegleiders van Deceuninck-Quick.Step.
In Brest verzamelt het peloton op 26 juni voor de eerste etappe van de 108e Ronde van Frankrijk. Zijn er ook bij in Bretagne: Wilfried Peeters en Tom Steels, al een eeuwigheid in dienst bij het succesvolle team van Patrick Lefevere. Hun Deceuninck-Quick.Step leidt opnieuw de zegestand, met 27 overwinningen. Ook in de Tour moet er opnieuw worden gewonnen. ‘De Ronde van Frankrijk betekent stress, druk en zenuwen, toch wil iedere renner, iedere ploegleider, iedere mecanicien en iedere masseur er dolgraag bij zijn’, zegt Wilfried Peeters, die in dertig jaar één Tour de France miste, als renner in 1992. Dat voelde niet goed bij de Fitte. ‘Het hoogtepunt van het seizoen en ik zat thuis!’
De taakverdeling is duidelijk. Wilfried Peeters rijdt, Tom Steels doet de communicatie met de renners. ‘Coureurs vinden het niet fijn als er veel getaterd wordt in hun oortjes: hoe minder ik praat, hoe beter’, zegt Steels, van nature een kalme mens. ‘De eerste koerskilometers geef ik informatie over het parcours en zeg ik vanwaar de wind komt. Meestal is mijn uitleg klaar rond het moment dat de ontsnapping van de dag vertrekt. Nadien zwijg ik, behalve voor praktische zaken zoals: wie rijdt lek en wie heeft drinkbussen nodig.’
Geen tactiek of aanmoedigingen?
Tom Steels: Ik ga niemand vertellen dat hij harder moet trappen, nee. ( lacht) Behalve in tijdritten: daar leef je intensief mee met de renner. Qua gevoel is dat bijna alsof je mee op de fiets zit.
Mathieu van der Poel is een natuurtalent zoals je er maar zelden ziet. Als hij morgen gaat biljarten, wint hij daar ook.’ Wifried Peeters
Wilfried Peeters: De tactiek bespreken we in de meeting voor de koers. Dat gaat dan over: welke teams zullen waarschijnlijk op kop rijden? Welke renner heeft welke belangen? Welke koers verwachten we en hoe anticiperen we daarop? Wij verkennen heel goed en af en toe kun je je renners een klein voordeel bezorgen, bijvoorbeeld wanneer het peloton langs een smal baantje moet dat niet speciaal vermeld wordt in het roadbook. Sommigen denken dat het een computerspel is met de ploegleiders aan de knoppen, maar het zijn de renners die het doen. Als wij moeten zeggen wanneer het tijd is om te demarreren, dan is er iets mis.
Steels: Er bestaan teams waar ze alles proberen te sturen vanuit de volgwagen, maar zo kom je telkens te laat. Je moet renners het vertrouwen geven om zelf beslissingen te nemen. Het helpt als je over slimme coureurs beschikt. En wat dat betreft zit het bij ons goed.
De Tour is 3383 kilometer lang. Hoe vermoeiend is dat vanuit de volgwagen?
Peeters: Wij noemen de volgwagen ‘onze kooi’, en zodra je in de kooi stapt, gaat de tijd drie keer zo snel. Ik ben nog nooit moe uit de auto gestapt. Je bent in de weer van 7 u ’s ochtends tot middernacht en toch voel je de inspanningen niet. Weet je wanneer ik moe word? Als ik opnieuw thuis ben en de stress en de adrenaline uit mijn lijf vloeien.
Steels: Mensen die het niet meemaakten, kunnen zich niet voorstellen hoe hectisch het is in de volgwagen: drinkbussen aanreiken, coureurs die achter de auto opduiken, spiegel aan spiegel met andere volgwagens die óók naar hun renners willen. En daar komt nog de wedstrijdradio bij, de communicatie met de renners en met de andere volgwagen, de televisie-uitzending… Ik ben misschien minder stoer dan de Fitte, maar ik ben wél blij als ik op de bus even mijn ogen kan sluiten.
Peeters: De mecaniciens rijden van en naar de start, daarna neem ik het stuur over. ’t Is vreemd, maar die kilometers zijn veel vermoeiender dan de koers zelf.
In de Giro reed een ploegleider een renner omver, terwijl hij overlegde met de jurywagen.
Steels: Dat is onze grootste angst. Zelfs wanneer je honderd procent alert bent, kan zoiets gebeuren.
Peeters: Ik ben het meest beducht voor kinderen en honden. Een moeder staat met een kinderwagen langs de kant. De renners flitsen voorbij, mama zet een stap achteruit en de kinderwagen blijft staan. ( huivert) Je mag er niet aan denken.
Steels: De corona-Tour van 2020 was een verademing: veel minder kans op ongelukken en pakken minder hectisch voor en na de start. Toch voelde je het in Parijs: een Ronde van Frankrijk zonder media en publiek kan één jaar, maar geen twee.
In laatste instantie moeten jullie van kopman wisselen. Sam Bennett blijft thuis, Mark Cavendish vervangt hem.
Peeters: Sam sukkelt met zijn knie. Het is doodjammer voor hem, maar een renner die op halve kracht rijdt, neem je niet mee naar de Ronde van Frankrijk. Toen Bennett wegviel, twijfelden we tussen Cavendish of Fabio Jakobsen (werkt aan zijn comeback na een vreselijke val in de Ronde van Polen, nvdr), maar voor Fabio is het te vroeg. Het was begin dit seizoen niet de bedoeling dat Cavendish de Tour zou rijden, maar het jaar is nog niet half en hij heeft al vijf overwinningen op zak. Een fenomenale prestatie, als je weet hoe diep Mark zat. Het heeft niks gescheeld of Cavendish was eind vorig jaar gestopt.
Aan Cavs stielkennis of zijn motivatie zal het niet liggen en met Davide Ballerini en Michael Morkov krijgt hij een fantastische lead-out.
Tom Steels
Hebt u hem moeten overtuigen?
Peeters: Dat niet. Mark had er een beetje op gehoopt, denk ik. Toen ik hem belde met het nieuws van zijn selectie was het een paar seconden stil aan de andere kant van de lijn. En dat is verre van Marks gewoonte. (lacht)
Steels: Mark heeft een speciale relatie met de Ronde van Frankrijk: anders win je geen dertig etappes. Iedereen begint nu over het record van Eddy Merckx, dat op 34 ritten staat. Maar laten we wel wezen: als Cav één rit wint, dan schrijven we geschiedenis. Cav was toch een paar jaar van de radar verdwenen.
Peeters: Ik geloof erin. In de Ronde van België koerste hij als een dartel veulen. Eén ding kan hem parten spelen: de beslissing om hem mee te nemen naar de Tour viel laat en Mark heeft niet getraind in het hooggebergte. De cols worden een uitdaging.
Steels: Rit één en twee dienen om erin te komen, maar daarna verwacht ik hem vooraan in de sprintersetappes. Aan Cavs stielkennis of zijn motivatie zal het niet liggen en met Davide Ballerini en Michael Morkov krijgt hij een fantastische lead-out.
‘Caleb Ewan gebruikt zijn teammaats enkel om zich af te zetten aan het wiel van de sprinter van Deceuninck-Quick.Step’, zei Michael Morkov in een interview. En jullie laten dat gebeuren?
Steels: Dat mag je Ewan niet kwalijk nemen, want het is logisch dat hij dat doet. Als je voelt dat je niet de ploeg hebt om je te piloteren, dan zoek je het wiel van de renner die het best naar de finish wordt gebracht. Alle begrip, ik heb zelf ook in die positie gezeten.
Peeters: In het wiel zitten is niet altijd een voordeel. Wanneer achter onze trein de deur toe klapt, zit Ewan gevangen. Al overkomt hem dat zelden: die kerel is een kat die overal tussendoor glipt. Ewan is een fijne tegenstander. Hij sprint proper en correct.
Steels: Hij is de nieuwe Robbie McEwen. Kan ongelooflijk sturen en heeft elk gat gezien.
Jullie werkten vroeger samen: Wilfried trok de sprint aan voor Tom. Was hij een moeilijke sprinter?
Peeters: Ik heb veel sprints gewonnen tot 150 meter voor de finish, maar dieje Steels… ( lacht) Nee, grapje: Tom was een geweldige afwerker die zelden ontgoochelde. Chapeau hoe hij bij ons binnenkwam. Tom stapte in 1996 over van Sport Vlaanderen naar het grote Mapei, toen dé ploeg. Hij debuteerde in de Ronde van de Middellandse Zee. Er ontstond een waaier, met vijf man van onze ploeg die vlamden om het tot een spurt te laten komen. Maar Mario Cipollini zat ook in die kopgroep. 80 kilometer lang kon Tom stressen over hoe hij de topsprinter van dat moment zou kloppen, maar aan de finish ontgoochelde hij niet. Sprinten draait om veel meer dan louter rap zijn. Je rijdt een hele dag op tachtig procent en moet in één knal ontploffen om het werk van je ploegmaats te laten renderen. Slechts weinigen kunnen om met die druk.
In 1999 stonden jullie samen op het podium van Parijs-Roubaix. Andrea Tafi, ook van jullie ploeg, won.
Peeters: Niet mijn mooiste herinnering. Ik zat voorop, maar Tafi ging in de tegenaanval met Léon van Bon. Van Bon zet zich in mijn wiel, maar Tafi was alweer gedemarreerd. Toen was ik pissed. Zo heel veel kansen kreeg ik niet om voor mijzelf te rijden. Kijk op de erelijst maar eens hoeveel sprinters in Roubaix meededen voor de zege. Tom was een spurter met inhoud. Die zijn zeldzaam.
Steels: Er is er opnieuw één die het kan, al vind ik Wout van Aert eerder een type Johan Museeuw dan een spurter. Mapei was een ploeg vol kopmannen. Dat wij daarin meedraaiden, is een voordeel in onze huidige job. Wij snappen het ‘geef en krijg’-systeem, dat het fundament vormt van elk succesvol team. De ene dag werken ze voor jou, ’s anderendaags offer jij je op voor een ander. Maar op lange termijn is het altijd voordelig om in een sterk collectief te rijden.
In het voetbal duiken almaar meer trainers op die amper een carrière hadden als profspeler. Kan dat in het wielrennen ook?
Steels: Onmogelijk. Als je niet weet hoe het is om in dat peloton te rijden, dan besef je ook niet hoe lastig het is. Op tv lijkt het makkelijk. Je kunt het schema van een rit zien en denken: o, is het dat maar. Maar het gaat niet om alleen de kilometers, het klimmen of de wind. Het is ook het draaien en keren in het peloton, de stress van een hele dag te moeten opschuiven. Koersen is een zware stiel.
Peeters: Een niet-coureur kan trainingsschema’s maken of renners mentaal klaarstomen, maar voor het tactische instinct moet je bij een ex-prof zijn. Wat wij hebben meegemaakt, leer je niet uit een boek.
We zien de laatste tijd interessante wedstrijden. Volop strijd, riskante aanvallen. Corona was goed voor de attractiviteit van het wielrennen, zo lijkt het wel.
Steels: Dat ligt niet aan corona. De generatie die nu doorbreekt, koerst enorm graag. Remco Evenepoel of Julian Alaphilippe beschouwen dit niet als werk. Die zitten lachend op hun fiets.
Peeters: De organisatoren zijn slimmer geworden. Jaag het peloton over een snelweg en natuurlijk zal het saai zijn. Ik sprak met Thierry Gouvenou, die het parcours maakt voor de Tour de France. Gouvenou is een oud-coureur, die snapt hoe wedstrijden zich ontwikkelen. In sprintersetappes plant hij slim een obstakel in waardoor je de hele dag twijfelt: misschien halen de vluchters het.
Dat lukt toch zo goed als nooit? Zeker in vlakke ritten kun je je afvragen waarom een renner nog zou aanvallen.
Steels: Dat is voor een groot stuk de verdienste van onze Tim Declercq. Sinds hij meerijdt, zijn de vluchters nooit meer op hun gemak. Tim zet voortdurend druk op de ontsnapping. Ze moeten doorfietsen, louter al om hun voorsprong niet te verliezen. Ik zeg het niet om onszelf te bewieroken, maar alleen wanneer Deceuninck-Quick.Step niet controleert, durft het mis te lopen. De meeste ploegen zijn het niet gewend om een koers te controleren. Voor ons is dat dagelijkse kost.
Peeters: Een ontsnapping krijgt geen twintig minuten meer, zoals vroeger. Erik Dekker was daar een crack in. Die liet zich meedrijven in de vlucht en reed de laatste dertig kilometer à bloc naar de finish. Vandaag ligt het niveau in het peloton zo hoog dat het onmogelijk is om in de laatste tien kilometer een minuut dicht te rijden. De renners die voorop zijn, zullen niet instorten.
Steels: Mij verwondert het dat niet meer ploegen iemand voorop sturen, zelfs al levert het zelden winst op. Wanneer je geen klassementsman hebt en ook geen topsprinter, waarom dan niet? ‘Krachten sparen’ zeggen ze dan. Maar voor je het weet, zijn die drie weken Tour voorbij en heb je het zelfs niet geprobeerd.
Wie wint de gele trui?
Peeters: Ik volgde de Dauphiné, waar je normaal het best kunt zien hoe het met de Tourfavorieten is gesteld. Dit jaar niet: Primoz Roglic en Tadej Pogacar zijn zelfs niet gestart. De Slovenen verstoppen zich. Dat is vreemd, want je wilt zelf toch ook weten hoe je ervoor staat? Geraint Thomas reed de Dauphiné wel. Hij is in orde en zijn INEOS-ploeg zeker ook, maar of dat genoeg is om Roglic en Pogacar te kloppen?
Steels: Jumbo-Visma zal geleerd hebben van vorig jaar. Pogacar zal niet kunnen profiteren van het werk van de ploeg van Roglic, zoals toen. Het kan een rare Tour worden, met een strijd voor geel die tot op het eind onvoorspelbaar blijft. Op vrijdag in de derde week is er een rit door de streek van Bordeaux waar alles aanwezig is voor een stevig gevecht in de waaiers. Als er wind staat…
In het eerste weekend zoekt de Tour hellende aankomsten op in Bretagne. Die lijken geknipt voor Julian Alaphilippe, maar Mathieu van der Poel heeft hem op dat soort aankomsten al een paar keer ruim geklopt.
Peeters: Van der Poel gaat in die eerste ritten een kwaaie klant zijn, ja. Hij is een natuurtalent zoals je er maar zelden ziet. Wint op de mountainbike, op de weg, in het veldrijden… Als Van der Poel morgen gaat biljarten, wint hij daar ook. Het is nooit leuk als je wordt geklopt, maar met Van der Poel kun je dat verdragen. Die koerst altijd, heeft nog nooit een overwinning gestolen. Wout van Aert is ook zo. Allebei kleppers, maar je gaat er graag de strijd mee aan.
Mengt Julian Alaphilippe zich in het klassement?
Steels: Dat weten wij zelf nog niet. Julian moet je nooit uitspelen als klassementsrijder, maar je houdt in het achterhoofd dat hij daar wel kan belanden.
Peeters: In 2019 droeg hij geel op drie dagen van de Champs-Élysées. Dat had niemand verwacht, wij ook niet. Je merkt wel dat de concurrentie rekening houdt met Alaphilippe.
Wat dachten jullie toen de kranten voor de Giro schreven over ‘Roze Remco’, hoewel Evenepoel 21 is, nooit een grote ronde reed en terugkwam na een blessure?
Peeters: Ik verwijt de journalisten niks. Remco legt de lat zelf hoog en dat hij een toptalent is, ziet iedereen: natuurlijk springt de pers daarop. Op zich is er niks raars gebeurd in de Giro. We wisten niet hoe zijn lichaam zou reageren op drie weken koers, en al helemaal niet hoe Remco zou presteren na die crash. Ik denk dat die ervaring nuttig wordt voor de rest van zijn carrière. Tot voor zijn val won Remco letterlijk elke koers die hij winnen wou. Wie dacht dat dat kon blijven duren?
Steels: Remco heeft nog een lange weg te gaan en dat is ook niet meer dan normaal voor een 21-jarige. Er is nu veel gedoe over zijn zogezegd zwakke stuurvaardigheid, maar Remco kan echt wel met de fiets rijden. Er zijn er weinigen die in een tijdrit een bocht aansnijden zoals hij. De feeling in het peloton kan beter, maar door die leerschool moet iedere beginnende prof.
Rode Duivels Jan Vertonghen en Toby Alderweireld zitten bij de belangrijkste Tour- etappes steevast voor de tv. Volgen Tourrenners het EK Voetbal?
Peeters: Een landentoernooi zorgt voor een heel aparte sfeer in het peloton. Ik ben zelf geen voetbalfan, maar de topmatchen van de Rode Duivels wil je niet missen. Als ze eruit zouden gaan, dan liefst niet tegen Frankrijk, Portugal, Engeland of Italië. Er zitten mensen uit die landen in onze ploeg en dat mag je dan dagenlang horen. Voor een prettige Tour de France kunnen de Rode Duivels het best kampioen spelen. ( lacht)
Wilfried Peeters
– 1964 geboren in Mol
– 1986 profdebuut
– 1994 wint Gent-Wevelgem
– 1998 3e in Parijs-Roubaix, één jaar later 2e
– 2002 stopt als renner en wordt ploegleider bij Domo-Farm Frites
Tom Steels
– 1971 geboren in Sint-Gillis-Waas
– 1994 profdebuut
– 1996 wint Gent-Wevelgem en Omloop Het Volk
– 1997 eerste van vier Belgische titels
– 1998 wint 4 Tourritten Pakt in zijn carrière 9 Touretappes
– 2008 stopt als renner
– 2011 wordt ploegleider bij Quick.Step-Innergetic
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier