Mariam Vandenberghe
‘Wil België een onderscheid maken tussen erkende genocides en genocides die ontkend mogen worden?’
‘De partijen die in 2015 de Armeense genocide erkenden, steken een dolk in de rug van de Armeense gemeenschap door nu de vernieuwde negationismewet mee goed te keuren’, schrijft Mariam Vandenberghe.
Op 18 juni 2015 nam premier Michel het woord in de Kamer en erkende hij namens de Belgische regering de Armeense genocide. Vier jaar later, op 24 april brengen de partijen die toen de meerderheid vormden niet alleen die erkenning in diskrediet maar wordt er tegelijk een dolk in de rug gestoken van de Armeense gemeenschap.
De oorzaak hiervan is een wetsvoorstel dat vandaag op 24 april wordt gestemd. Een van de onderwerpen van het wetsvoorstel is de bestraffing van negationisme. Dit betekent dat wanneer men genocides zoals de Holocaust ontkent, minimaliseert of goedkeurt, dit bestraft kan worden. Maar niet alle genocides zijn in dit wetsvoorstel inbegrepen. In het wetsvoorstel staat als voorwaarde dat de genocide vastgesteld moet zijn door een eindbeslissing van een internationaal gerechtshof vooraleer de ontkenning van die genocide bestraft kan worden.
Hierdoor zijn onder andere de Holocaust en de genocide van Rwanda inbegrepen in het wetsvoorstel, maar de Armeense genocide niet.
Waarom die vaststelling door een internationaal gerechtshof nog niet gebeurd is, is geen eenvoudige vraag. Het antwoord is ingewikkelder dan het lijkt. Eenvoudig gesteld komt het erop neer dat men eerst en vooral niemand kan bestraffen voor een misdaad die toen nog niet strafbaar was. Dit wordt het legaliteitsbeginsel genoemd, een straf heeft eenmaal geen terugwerkende kracht. Ten tijde van de Armeense genocide, bestond het misdrijf genocide nog niet. De term genocide werd pas geïntroduceerd in 1944.
Vervolgens moet men ook begrijpen dat de leidinggevenden van de genocide al een tijd gestorven zijn waardoor deze niet meer berecht kunnen worden.
Tot slot is het belangrijk te vermelden dat voor het Internationaal Strafhof alleen individuen terecht staan, een groep of een staat voor het Internationaal Strafhof slepen gaat dus niet. Het Internationaal Gerechtshof dat een orgaan is van de Verenigde Naties daarentegen, is vanwege politieke redenen moeilijk te bereiken. De Veiligheidsraad heeft namelijk een negatief injunctierecht. Dit betekent dat wanneer een permanent lid van de Veiligheidsraad zijn vetorecht gebruikt, de zaak niet berecht zal worden door het Internationaal Gerechtshof. Men mag dus zeker rekenen op het lobbywerk van verschillende staten om bepaalde rechtszaken niét voor het Gerechtshof te brengen.
Dit allemaal terwijl er voldoende bewijs is, en de Armeense genocide voldoet aan de voorwaarden zoals vooropgesteld in de artikelen in het Genocideverdrag en het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof om als genocide bestempeld te worden.
Zoals reeds gezegd heeft de regering Michel-I in 2015 de Armeense genocide erkend. Voorheen in datzelfde jaar heeft de Kamer de genocide erkend via een voorstel van resolutie en heeft de Senaat zelfs al in 1998 zijn erkenning gegeven.
Waarom dan de uitsluiting van de Armeense genocide? Het is geen toeval dat het wetsvoorstel een maand voor de verkiezingen gestemd wordt. Minister van Justitie Koen Geens en zijn kabinet geven als argument ter ondersteuning van het wetsvoorstel ‘dat het er vooral om gaat om de genocideslachtoffers te beschermen, zeker gezien “de ruime aanwezigheid van de Rwandese bevolking in Belgi딑. Men doet dus duidelijk niet eens de moeite om het achter stoelen of banken te verbergen dat het hier om de stemmen gaat. Sinds wanneer bestaat er zelfs in België de voorwaarde dat een bepaalde gemeenschap een bepaalde bevolkingsgrootte moet hebben vooraleer men met die groep rekening houdt?
Daarnaast ligt de kwestie natuurlijk ook gevoelig in Turkije en bij de Turkse gemeenschap in België. De angst dat de diplomatieke betrekkingen tussen België en Turkije vertroebeld geraken is reëel. Verder probeert Turkije via lobbywerk in ons land ook invloed uit te oefenen op het dossier.
Desastreuze gevolgen
De potentiële gevolgen van dit wetsvoorstel zijn evenzeer vermeldenswaardig. Ten eerste creëert het wetsvoorstel een pervers onderscheid tussen erkende genocides en genocides die ontkend mogen worden. Dit leidt tot het ‘quoteren’ van elke genocide. De ene genocide mag niet ontkend worden dus zal deze belangrijker en serieuzer zijn dan de andere.
Ook zijn de mogelijke intergemeenschappelijke spanningen nog niet vermeld. De relatie tussen de Turkse en de Armeense gemeenschap is al niet op zijn best. Het buiten beschouwing laten van de Armeense genocide kan ervoor zorgen dat leugens over de genocide makkelijker verspreid en aanvaard worden zonder zich te baseren op enig bewijs.
Nochtans zijn Armeniërs niet uit op wraak. Armeniërs zijn uit op het kunnen beëindigen van een eeuwigdurend rouwproces en uiteindelijk een mogelijke verzoening met Turkije.
Dat dit wetsvoorstel dus een pijnlijk treffen is voor de Armeniërs, behoeft uiteraard geen verdere uitleg. Het maakt heel de situatie dan ook pijnlijker doordat het wetsvoorstel gestemd zal worden op de dag van de herdenking van de Armeense genocide.
Het is zoals de voorzitter van het comité van de Armeniërs van België (Nicolas Tavitian) in zijn persbericht schreef: ‘Als de Kamer de slachtoffers van de genocide van 1915 wilde beledigen, had ze dit niet beter kunnen aanpakken.’
Mariam Vandenberghe is studente rechten aan de UGent en als bestuurslid van de Armeense studentenvereniging Hayasa UGent.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier