Massimiliano Simons
‘Zijn wetenschappelijke feiten wel genoeg voor een politieke beslissing rond ggo’s?’
Hoe moeten we met de wetenschappelijke kennis over ggo’s omgaan? En wat zijn de sociale gevolgen ervan? Volgens Massimiliano Simons moeten ook ngo’s en andere groeperingen die de gevolgen van ggo’s zullen voelen gehoord worden.
In een opiniestuk voor Knack stelt Europarlementslid Philippe De Backer (Open VLD) dat het “tijd is voor duidelijkheid” omtrent de aanpak en wetgeving rond de genetisch gewijzigde organismen (ggo’s). Hij betreurt het feit hoe dit wetenschappelijk debat gekaapt is door emoties en ideologie. Als er zo’n sterke wetenschappelijke consensus is over de heilzaamheid van ggo’s, aldus De Backer, waarom is het beleid van Europa dan zo onduidelijk? En waarom luistert het dan enkel naar het irrationeel geklaag van ngo’s? Er is inderdaad duidelijkheid nodig, maar allereerst ook over de relatie tussen wetenschap en politiek.
Zijn wetenschappelijke feiten wel genoeg voor een politieke beslissing rond ggo’s?
De Backer maakt in zijn opiniestuk een interessante analogie met het klimaatdebat. Men baseert zich in dat debat op de breed gedragen wetenschappelijke consensus en niet op de minderheid van klimaatontkenners. Dit moet dan volgens De Backer ook gebeuren bij het ggo-debat: ggo’s moeten dus worden toegelaten. Deze analogie is heel nuttig om het debat rond ggo’s te begrijpen, maar echter niet om de redenen die De Backer zelf aangeeft.
Het is immers veelzeggend dat er nog steeds geen afdoende oplossing voor de klimaatcrisis uit de bus is gekomen, ondanks de consensus. Er zijn misschien wel goede voorstellen op tafel, maar deze worden niet of onvoldoende mate uitgevoerd door de politici. Hoe is dit mogelijk als er zo’n mooie consensus is? Omdat het probleem van klimaatverandering complexer is dan dat.
Het is complex omdat het juist een mix is tussen zowel wetenschappelijke elementen als politieke inzetten. Hetzelfde geldt voor ggo’s. Het is een combinatie tussen een wetenschappelijk vraagstuk over gemanipuleerde gewassen en een politiek vraagstuk rond de wetgeving en de wenselijkheid ervan. Het draait dus in wezen om hoe wetenschap en politiek zich tot elkaar moeten verhouden. Om het debat te begrijpen, moeten we dus eerst deze relatie begrijpen.
Er zijn verschillende manieren om deze relatie te analyseren, en ik wil er kort twee aanstippen. Bij beide is echter duidelijk dat het probleem complexer is dan De Backer voorstelt.
Morele oordeel
Allereerst is er het traditionele model dat vertrekt van een strikt onderscheid tussen feiten en waarden. Elke politieke beslissing gebeurt dan ook in twee stappen. Allereerst heb je de wetenschap die de stand van zaken rapporteert over een probleem. Ze is echter niet in staat op basis van deze feiten zelf een moreel oordeel te vellen over wat nu goed of slecht is. Dat volgt niet zo maar uit de feiten. Die zeggen gewoon wat is, en niet wat moet gebeuren. Dat morele oordeel, en dus de politieke oplossing, moet dan ook een product zijn van een politieke discussie en consensus.
In die zin is De Backers stelling dat we ons moeten laten leiden door een wetenschappelijke consensus misleidend, aangezien je geen waarde kan afleiden uit de feiten zelf. De Backer klaagt het “anti-globalisering tot anti-kapitalisme” van de ngo’s aan, maar heeft geen oog voor zijn eigen waarden die evengoed meespelen, namelijk over hoe we met de feiten rond ggo’s moeten omgaan en welke feiten relevant zijn voor de politieke beslissing die we moeten nemen. Ggo’s verbieden leidt tot inkomstenverlies in de landbouw en een afbraak van de Europese interne markt, en is daarom dus moreel verwerpelijk stelt De Backer. Zijn achterliggende morele maatstaf lijkt daarbij dat van economische opbrengst of schade te zijn. Dat het criterium voor het al dan niet toelaten van ggo’s, economische opbrengst is, is immers zelf géén wetenschappelijk feit. Zijn liberale ideologie is zo niet ver te zoeken, maar dat is niet noodzakelijk een probleem. De Backer moet echter wel erkennen dat zijn ideologie evengoed meespeelt in het debat, in plaats van het te verhullen achter de wetenschappelijke feiten alleen.
Samenleving vs product
Er is echter ook nog een ander theoretisch model om deze relatie tussen wetenschap en politiek te begrijpen, een dat de laatste decennia aan het opkomen is in de wetenschapsfilosofie en -sociologie. Dit nieuwe model bekritiseert juist dit strikte onderscheid tussen wetenschap en politiek. Beide zouden juist altijd al vermengd zijn. Ook volgens dit nieuwe model, is De Backers oproep bedenkelijk, maar voor andere redenen.
Te vaak zijn we geneigd te denken dat wetenschappelijke innovaties geheel losstaan van de maatschappij. Alsof er eerst een innovatief product wordt bedacht en deze pas in tweede instantie wordt ingeschakeld in een samenleving die hier los van staat. In de realiteit zijn deze twee momenten echter heel moeilijk te scheiden. Ze zijn juist altijd verweven. Om een voorbeeld te geven: het was niet zo dat eerst de personenwagen werd ontwikkeld en deze vervolgens werd ingezet in een anders onverschillige economie. Je hebt al reeds een maatschappij nodig waarin mensen interesse hebben om zich zelfstandig over verre afstanden te verplaatsen. Je hebt ook al nood aan een koopkracht die hoog genoeg is of aan infrastructuur, zoals wegen en parkeerplaatsen. Innovaties werken enkel in een maatschappij die ervoor openstaat. Als ze dat niet is, dan moet ze veranderen wil de innovatie kunnen gebruikt worden. De vraag is dan echter: hoe ver willen we gaan in het aanpassen van de samenleving voor dit nieuwe product?
Het punt is dus dat wetenschappelijke innovaties de maatschappij niet koud laten. Wetenschap heeft niet enkel gevolgen voor verder onderzoek, maar verandert door haar innovaties het maatschappelijk veld op radicale wijze. Het introduceren van ggo’s zal evengoed zorgen dat de samenleving sterk van karakter verandert. We zullen bijvoorbeeld thuis ander voedsel op ons bord krijgen, er zullen andere jobs ontstaan in de nieuw opkomende bio-industrie en bio-economie, enzovoort.
De Backer echter suggereert dat het enkel een kwestie is van wetenschappelijke consensus. Maar waarom zou het om een beslissing gaan die enkel wetenschappers aangaat? Door te fixeren op wetenschappers alleen ontzeg je vele andere belanghebbenden de toegang tot een debat dat hun persoonlijk leven verregaand kan beïnvloeden. De rol van ngo’s is wellicht niet die van het in vraag stellen van goed gefundeerde wetenschappelijke feiten. Wat ze wel kunnen doen is het aandragen van vergeten en nieuwe vraagstukken, zoals het feit dat ggo’s er misschien voor zullen zorgen dat kleine boeren in het Zuiden failliet zullen gaan, omdat de ggo-teelt enkel rendabel is voor grotere landbouwbedrijven.
De ‘menigte’ kan ook relevante vraagstukken aandragen, en weet misschien beter wat goed en slecht voor haar is.
Wie een wetenschappelijke technologie introduceert in de maatschappij, verandert die maatschappij. Die maatschappij heeft dan ook recht op haar zeg over die technologie. Daarvoor hoeven ze niet de wetenschappelijke feiten te betwijfelen, maar enkel de sociale gevolgen aan te wijzen. Wetenschappelijke feiten moeten zeker de basis vormen voor het debat, maar evengoed moeten ngo’s en andere groeperingen die de gevolgen van deze nieuwe technologieën zullen voelen gehoord worden.
Het is belangrijk te beseffen dat ik hier zeker geen pleidooi tegen ggo’s hou, enkel tegen de manier waarop het debat vaak gevoerd worden. Het is geen louter wetenschappelijk vraagstuk noch een kwestie van wetenschappelijke experts tegenover een onwetende en emotionele menigte. Deze ‘menigte’ kan ook relevante vraagstukken aandragen, en weet misschien beter wat goed en slecht voor haar is. Om de discussie op te lossen, moet er inderdaad een duidelijkere visie omtrent ggo’s komen. Die duidelijkheid mag echter niet het product zijn van een kleine groep wetenschappelijke experts achter gesloten deuren, maar dient inspraak te geven aan elke betrokken partij.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier