
Zeg niet ‘Britse variant’, maar wel ‘B.1.1.7’
Terwijl er overal nieuwe varianten van het coronavirus ontstaan, worstelen wetenschappers met hun namen. Is het nu B.1.1.7 of 20I/501Y.V1? Of toch maar Britse variant? ‘We hebben dringend nieuwe namen nodig’, klinkt het.
What’s in a name? Blijkbaar heel wat als het over virussen gaat. Toen de nieuwe stam van het coronavirus, SARS-CoV-2, begin 2020 in de media nog het ‘Chinese virus’ of ‘Wuhan-virus’ werd genoemd, haastte de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zich om te refereren naar het meer neutrale covid-19, de ziekte die door het nieuwe coronavirus wordt veroorzaakt.
Het gebruik van het ‘chinavirus’ had namelijk het ongewenste gevolg gehad dat de Chinese gemeenschap overal ter wereld met de vinger werd gewezen. De benaming werd daarom door de WHO te stigmatiserend bevonden. ‘Besmettelijke virussen zijn niet enkel een nationaal probleem en moeten een gepaste benaming krijgen’, klonk het.
Het is nochtans een hardnekkige gewoonte om een infectieziekte te vernoemen naar de plek waar ze voor het eerst opdook. Eerder werden ook al het Middle East respiratory syndrome (MERS), een ander coronavirus, en het Zikavirus (naar een woud in Oeganda) genoemd naar de plaats van oorsprong. Ook het ebolavirus is genoemd naar de rivier Ebola in Congo.
Om een einde aan die praktijk te stellen kwam de WHO in 2015 met richtlijnen voor het aanduiden van nieuwe, menselijke infectieziekten. Zo moeten de nieuwe namen kort zijn en makkelijk uit te spreken en mogen ze geen geografische locaties, namen van mensen, diersoorten (dus niet: varkensgriep of vogelgriep), beroeps- of bevolkingsgroepen (in de jaren 80 werd aids nog ‘gay-related immune deficiency’ genoemd) en termen die angst opwekken (‘dodelijk’, ‘onbekend’), bevatten.
Maar die richtlijnen gelden momenteel nog niet voor varianten van SARS-CoV-2, zoals de ‘Britse’, ‘Braziliaanse’ en ‘Zuid-Afrikaanse’ variant, die opnieuw verwijzen naar de plek waar ze zijn ontdekt.
Het is bovendien wat vreemd om nog over de ‘Britse variant’ te spreken als die ondertussen al in 60 landen voorkomt. Daarnaast zullen er in de toekomst wellicht nog heel wat ‘Britse varianten’ opduiken omdat in het Verenigd Koninkrijk nu eenmaal veel ‘sequenties’ van het genoom van SARS-CoV-2 uitgevoerd worden.
Hoewel de naamgeving van de varianten momenteel niet tot geopolitieke spanningen of het stigmatiseren van bevolkingsgroepen leidt, vindt de Ier Mike Ryan van de WHO dat geografische benamingen problematisch zijn. ‘Het is erg belangrijk dat als we spreken over “Britse” of “Zuid-Afrikaanse variant” we aan die landen geen waardeoordeel meegeven’, waarschuwde hij op een persconferentie. ‘Die landen moeten juist geroemd en geëerd worden voor het investeren in systemen die toelaten om dergelijke monitoring te kunnen doen.’
Een ander probleem met de geografische benaming is dat een variant niet altijd is ontstaan waar ze gevonden wordt. Zo stond de influenzapandemie van 1918 tot groot ongenoegen van Spanje bekend als de ‘Spaanse griep’, ook al begon die pandemie helemaal niet in dat land. Wellicht brachten Amerikaanse soldaten het virus tijdens de Eerste Wereldoorlog mee naar Europa, maar was Spanje het eerst land dat het virus rapporteerde omdat het niet aan de oorlogscensuur onderworpen was zoals andere landen.
B.1.1.7 of 20I/501Y.V1? We zien het nog niet meteen vlotjes uit de mond van Stef Wauters tijdens het avondjournaal rollen.
Omdat het bedenken van vlot bekkende namen voor duizenden covidvarianten niet vanzelfsprekend is, gebruiken wetenschappers verschillende technische namen. Zo staat de Britse variant bekend als B.1.1.7 of 20I/501Y.V1 of ook wel VOC 202012/01 (waarbij VOC staat voor ‘variant of concern’, en de cijfers voor de maand en het jaar van de ontdekking) of nog VUI – 202012/01 (First Variant Under Investigation in December 2020). De Zuid-Afrikaanse variant is dan weer terug te vinden onder de noemers B.1.351 en 20C/501Y.V2. En dan is er nog de Braziliaanse variant: P.1 of 20J/501Y.V3. Helder? We zien het nog niet meteen vlotjes uit de mond van Stef Wauters tijdens het avondjournaal rollen…
Deze technische namen verpakken nochtans heel wat informatie. De letter ‘B’ verwijst naar het originele virus dat begin 2020 in Wuhan opdook. ‘B.1’ wordt geassocieerd met de grote uitbraak van dat virus in Italië in de lente van vorig jaar. En zo gaat het door tot de variant zijn plekje krijgt in de stamboom van SARS-CoV-2.
Als we kijken naar het tweede naamgevingssysteem zien we vooral het cijfer 501 opduiken. Dat maakt duidelijk dat er een mutatie plaatsvond in het 501e aminozuur van het stekeleiwit. Dat aminozuur was oorspronkelijk een ‘N’ (asparagine) , maar is veranderd in een ‘Y’ (tyrosine), wat ervoor zorgt dat het virus zich makkelijker hecht aan de ACE2-receptoren in menselijke cellen. Deze mutatie komt in alle drie de varianten voor.
Een mutatie is geen variant
- Een mutatie is een specifieke verandering in het genoom van het virus
- Een variant is een virus met een specifiek setje aan mutaties
- Wanneer de varianten een beperkt aantal mutaties hebben, spreekt men van een stam
Dit is allemaal heel interessant voor virologen, maar in mindere mate voor het grote publiek. ‘We hebben dringend nieuwe namen nodig’, roepen wetenschappers op in het wetenschappelijk vakblad Nature. Met het oog op nog meerdere, potentieel gevaarlijke varianten, doktert de WHO momenteel een gestandariseerde nomenclatuur uit. Op 12 januari werd daarover een eerste keer vergaderd, maar voorlopig is er nog geen akkoord. Voorgesteld wordt om met namen te werken die de ernst van het virus aanduiden naargelang hun besmettelijkheid, een beetje zoals verkeerslichten.
Tip: microbioloog Herman Goossens verwees onlangs naar de Britse variant als de ‘Messi’ van de coronavarianten en naar de Braziliaanse variant als een mogelijke ‘Maradona’. Wellicht staat de voetbalwereld hier niet voor te springen en al zeker Lionel Messi zelf niet.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier