Waarom vleermuizen zo weinig last hebben van de vele virussen die ze dragen

In het afweersysteem van vleermuizen zitten celtypes die in geen enkele andere diersoort zijn aangetroffen. © Getty
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Hoe komt het dat vleermuizen zo weinig last hebben van de vele virussen waarvan ze drager zijn? Het antwoord schuilt deels in genetische bescherming en deels in een scherp afgesteld afweersysteem.

Wetenschappers onderzochten de voorbije jaren de virussen van bijna tweeduizend wilde dieren die in China traditioneel als delicatesse op het menu staan, zoals stekelvarkens. Er waren soorten bij als wasbeerhond en palmcivetkat die soms ook gekweekt worden, onder meer voor de bonthandel. De resultaten verschenen in het vakblad Cell en waren ontnuchterend: er werden 102 virussoorten ontdekt, waarvan er 21 risico’s kunnen inhouden voor de mens. Meer dan de helft van de virussen was nieuw voor de wetenschap.

Hoewel er af en toe geopperd wordt dat het coronavirus dat de laatste pandemie veroorzaakte uit een Chinees onderzoekslaboratorium zou zijn ontsnapt, publiceerde het topvakblad Science vorige zomer twee studies die misschien niet onomstotelijk bewijzen dat het virus op een wildmarkt in de Chinese stad Wuhan de sprong naar de mens maakte, maar er toch héél sterke evidentie voor vonden. Uitgebreid onderzoek toonde namelijk aan dat het virus er voorkwam in wilde dieren die te koop werden aangeboden. Het zou er op korte tijd zelfs twee keer naar mensen overgesprongen zijn, onafhankelijk van elkaar. Wildmarkten zijn ideaal als hub voor zoönosen: ziektes die van andere dieren naar de mens overspringen. Zwaar gestresseerde en dus ongezonde dieren in kooien komen er in dicht contact met elkaar en met een massa mensen, wat het risico op transmissies in de hand werkt.

66.000 besmettingen

Het onderzoek naar vleermuizen en hun virussen staat nog maar in zijn kinderschoenen. Een studie in Frontiers in Ecology and Evolution concludeerde dat misschien wel de helft van de vleermuissoorten die in Azië zouden voorkomen nog niet formeel beschreven is door de wetenschap. Er zijn wereldwijd nu al zo’n 1400 vleermuissoorten bekend, waarmee de familie de tweede grootste in de zoogdierenwereld is, na de knaagdieren.

In Azië zouden jaarlijks meer dan 60.000 mensen besmet worden met coronavirussen uit de dierenwereld. © Getty

Een analyse in Nature Communications rekende voor dat er in Azië elk jaar zo’n 66.000 mensen besmet zouden worden met meestal onbekende coronavirussen die uit de dierenwereld afkomstig zijn – het totale aantal ‘sprongen’ van virussen van andere dieren naar mensen in de hele wereld wordt op 400.000 per jaar geraamd. De meeste virussen sterven meteen na infectie van een mensenlichaam uit, maar, zoals een wetenschapper het treffend formuleerde: ‘Als er constant virussen neerregenen op mensen, zul je ooit weleens een pandemie krijgen.’ Pandemieën nemen de laatste eeuwen in frequentie toe. Een studie in Science Advances besloot zelfs dat alle pandemieën in de mensenwereld sinds het begin van de 20e eeuw een gevolg waren van een virale sprong van andere dieren naar de mens.

Een recent artikel in Nature illustreerde mooi hoe menselijke interferentie met natuurlijke leefsystemen het risico op overdracht van vleermuisvirussen kan verhogen. De studie uit Australië betrof de grootste vleermuizen ter wereld (vliegende honden), die onder meer drager zijn van het Hendra-virus. Dat treft vooral paarden, maar kan via paardenliefhebbers in de mensheid terechtkomen. Het virus circuleerde waarschijnlijk al in vleermuizen voor er mensen in Australië arriveerden, maar pas in 1994 werd de eerste sprong naar de mensenwereld gedetecteerd. Vanaf 2006 nam het aantal meldingen van besmettingen toe.

De studie legde een link tussen de toename van de besmettingen en veranderingen in het landschap. Door menselijke expansie en de klimaatopwarming verdwijnen er steeds meer wilde fruit- en andere bloesemende bomen. De vleermuizen etaleerden oorspronkelijk een zwervend gedrag in grote groepen over honderden kilometers, op zoek naar fruit en bloesems voor hun voeding. Maar ze pasten zich noodgedwongen aan de aftakeling van hun biotoop aan en kwamen zo in verspreide kleine groepen terecht in een voor hen minder interessant landbouwlandschap, waar ze in contact kwamen met paarden en mensen. Op die manier werden ze een ‘probleem’ voor de mens – een probleem dat we dus zelf hebben gecreëerd.

Ongevoelig voor kanker

Wetenschappers breken zich al een tijd het hoofd over de vraag hoe het komt dat vleermuizen zo veel virussen kunnen dragen, schijnbaar zonder dat ze er last van hebben. Voor beestjes met zulke vrij kleine afmetingen leven ze verhoudingsgewijs ook lang, onder meer omdat ze ongevoelig lijken te zijn voor kanker. In 2021 meldde een verkennende studie in Nature Reviews Immunology dat er in het afweersysteem van vleermuizen celtypes zitten, die in geen enkele andere diersoort zijn aangetroffen. Er kwamen ook indicaties dat er in het genetisch materiaal van vleermuizen nogal wat stukjes van virusgenen zitten. De vleermuizen blijken ze op te nemen in hun eigen genetisch patrimonium.

onDe ongebreidelde expansie van de mens in natuurlijke biotopen verhoogt de kans op pandemieën. © Getty

Vorig jaar rapporteerden wetenschappers in Science Advances dat er in het vleermuizengenoom kopieën zijn gemaakt van een gen, dat de informatie bevat over een enzym met een sleutelrol in het organiseren van de afweer. De meeste zoogdieren hebben één kopie van dat gen, maar sommige vleermuizen hebben er meerdere. Omdat de afzonderlijke genen onafhankelijk van elkaar lichtjes kunnen muteren en zo samen hun aanvalsrepertorium kunnen uitbreiden, bieden ze een bredere afweer tegen virussen.

Vorige maand verscheen in Nature een overzicht van wat er de laatste jaren aan kennis over de relatie tussen vleermuizen en hun virussen verzameld is. Zo is gebleken dat vleermuizen in hun bloed een veel hogere permanente circulatie van interferonen hebben dan wij. Het betreft moleculen die alarm slaan als ze een bedreiging detecteren en zo de afweer mobiliseren. Vleermuizen produceren ook veel meer eiwitten die de vermenigvuldiging van virusdeeltjes in hun lichaam lamleggen en de afvalstoffen die daarbij vrijkomen opruimen. Hun afweer lijkt dus efficiënter te zijn dan de onze.

Maar misschien wel het belangrijkste onderscheid met wat er in een mensenlichaam gebeurt, is dat de afweer van vleermuizen zelden overreageert op een virale infectie, waardoor hij minder zware ontstekingsreacties veroorzaakt. De dieren hebben een natuurlijke manier gevonden om de verantwoordelijke moleculen daarvoor (zogenaamde inflammasomen) aan banden te leggen. Een groot deel van de ziekteverschijnselen die mensen na een besmetting met het coronavirus vertonen, is een gevolg van een overreactie van onze afweer op de indringer.

Interessant is ook dat vleermuizen in het algemeen anders reageren op de aanwezigheid van een virus dan wij. In plaats van veel energie te pompen in pogingen om het helemaal uit te roeien, lijken ze er na verloop van tijd een modus vivendi mee te vinden: ze aanvaarden een bescheiden aanwezigheid van het virus. ‘Ze lijken een soort vredesverdrag met hun virussen te sluiten’, stelde een wetenschapper in Nature. Zo kunnen ze een reservoir voor een brede waaier aan virussen worden. De mens kan veel leren over zijn niet altijd optimale functioneren door te onderzoeken hoe andere soorten het er in de loop van hun evolutie af hebben gebracht.

Zelfvaccinatie

Het is niet uitgesloten dat virussen en vleermuizen een soort symbiose met elkaar aangaan: een relatie die voordelig is voor beide partijen. Tot die conclusie komt een studie die onlangs in Cell is verschenen. Het voordeel van vleermuizen voor virussen is helder: ze verschaffen een veilige en betrouwbare biotoop, waarin de virussen niet permanent worden aangevallen. Maar hoe het omgekeerd zit, is minder helder. Hoe kunnen virussen voordelig zijn voor hun dragers? Een aanzet tot antwoord komt uit de vaststelling dat er in het vleermuizengenoom nogal wat virusgenen terechtkomen, die actief kunnen blijven en eiwitten produceren. De eiwitten kunnen fungeren als een vorm van zelfvaccinatie tegen nieuwe besmettingen, al dan niet met vergelijkbare virussen.

Vleermuizen zouden virale indringers na verloop van tijd dus deels incorporeren in hun verdediging tegen nieuwe aanvallers. Het is een prikkelende gedachte, die mogelijk nieuwe medische inzichten voor onze eigen defensie kan opleveren. Ook in ons lichaam kunnen virussen elkaar tegenwerken. Een analyse in Science bood er evidentie voor, gebaseerd op waarnemingen van hoe corona-, griep- en andere virussen van onze luchtwegen elkaars werking hinderen. ‘Ze komen echt niet goed overeen’, vatte een onderzoeker het kernachtig samen. ‘Ze kunnen zelfs pestgedrag ten opzichte van elkaar vertonen.’ In die zin zou een vorm van cohabitatie met een aantal virussen extra bescherming tegen nieuwe aanvallers kunnen betekenen.

Voor de nabije toekomst ziet het er niet rooskleurig uit wat het risico op nieuwe pandemieën betreft, tenzij we drastische maatregelen nemen om de kans op zoönosen te beperken. Voor de natuuronvriendelijke naïevelingen onder ons: het is zinloos te proberen vleermuizen en andere virusdragers uit te roeien om de mensheid tegen ziektes te beschermen. Het is niet alleen technisch onmogelijk, want de dieren zijn alomtegenwoordig, maar het zou bovendien natuurlijke catastrofes met zich meebrengen, onder meer omdat vleermuizen in een groot deel van de wereld een belangrijke rol spelen bij de bevruchting van fruit- en andere gewassen en de liquidatie van insecten. We moeten dus zoeken naar een veiliger manier van samenleven met andere dieren.

Achterpoortjes

Dat impliceert vooral meer aandacht voor een natuur- en milieuvriendelijker mensenbestaan. Een studie in Proceedings of the National Academy of Sciences voorspelde dat de kans op een pandemie de volgende decennia zal verveelvoudigen als we onze vernietigende expansie in andere biotopen niet aan banden leggen. Een studie in Nature besloot dat als gevolg van de klimaatopwarming de biotopen en gedragingen van andere dieren zo sterk kunnen wijzigen, dat de kans op transmissies van virussen naar de mens beduidend zal verhogen.

Toch dringt de urgentie niet overal even snel door. In een 86 pagina’s lang rapport over de coronapandemie van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) van mei 2020 kwam de term ‘wilde dieren’ amper twee keer voor en de term ‘ontbossing’ één keer, alsof ze irrelevant waren. Recent rapporteerde Science wel dat de Chinese autoriteiten beginnen te beseffen dat er een probleem is met hun wildmarkten. Op 1 mei wordt in China een verbod van kracht op het vangen en consumeren van wilde dieren, zoals de wasbeerhonden die mogelijk als tussengastheer voor het coronavirus fungeerden. Dat zou een eerste aanzet tot een oplossing moeten bieden.

Helaas dook ook hier het vreselijke spook van de achterpoortjes in regelgeving op. Want de Chinese beleidslui durfden niet zover te gaan om ook de kweek voor hun bont van bijvoorbeeld wasbeerhonden te verbieden. Wat impliceert dat er intens contact tussen mensen en de onfortuinlijke dieren zal blijven bestaan. Tevens biedt het opportuniteiten aan stropers om hun wild gevangen dieren ‘wit te wassen’ via een fake passage in een bontboerderij. Het is godgeklaagd dat de ernst van de situatie zo moeilijk doordringt tot de leidinggevenden die onze samenleving moeten organiseren. Het is hier bij ons niet anders, met ons lamentabele samenleven met de schamele restanten van onze natuur.•

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content