Waarom het cliché van ‘een slechte jeugd’ pijnlijk waar is
Terroristen – of het nu gaat om extreemrechtse blanke nationalisten of moslimfundamentalisten – blijken vaak kwetsbare mensen te zijn als gevolg van een moeilijke, dikwijls gewelddadige jeugd. Maar voorspellen wie de potentie heeft om een terrorist te worden, is zo goed als onmogelijk.
Het was een uitdagende titel boven het persbericht van Thomas Renard, die verbonden is aan het Egmontinstituut voor internationale betrekkingen: ‘Als wetenschap terrorisme uitdaagt’. Renard schiet met scherp op het Europese beleid rond terrorismebestrijding: ‘De eerste fout was op terrorisme reageren door een aanpak die uitsluitend of in de eerste plaats op veiligheid gebaseerd was. Het beleid zette niet in op meer preventie. Voorts was er een trend om bepaalde dreigingen, zoals die van de islam, te overdrijven. Er werd met een vergrootglas naar elk probleem uit die hoek gekeken, waardoor andere oorzaken, en zelfs andere vormen van politiek geweld, over het hoofd werden gezien. Nog een fout was het verwaarlozen van plaatselijke dynamieken. Lokale gemeenschappen kennen hun situatie het best, en moeten een centrale rol in de bestrijding kunnen spelen.’
Ook islamfilosoof Michaël Privot, de Belgische directeur van het Europees Netwerk tegen Racisme, zat op die golflengte, met een pleidooi voor meer interactie met lokale gemeenschappen – óók door de politie: ‘Het gaat niet uitsluitend om repressie en controle, het gaat om constant interageren met lokale gemeenschappen, ook minderheden. Maatregelen moeten ook proportioneel zijn tot hun doelstellingen. De massale gegevensverzameling na de zelfmoordaanvallen in Brussel was buiten proportie en bedreigde het recht op privacy. Proportionaliteit zal vertrouwen creëren en de boodschap versterken dat veiligheid en fundamentele rechten hand in hand kunnen gaan.’
Terrorisme is uiteraard meer dan moslimextremisme. Het is evengoed de opstoot van extreemrechts blank nationalisme in Europa en de Verenigde Staten. In een essay in het blad Karakter ontleedt Pieter Vermeulen, docent Amerikaanse literatuur aan de KU Leuven, recente evoluties in de rassenrelaties in de VS. Zijn uitgangspunt was verrassend: het verschil tussen de twee laatste presidenten van de VS, Barack Obama en Donald Trump, is er vooral één van stijl: basaal fatsoen versus bruutheid. ‘Fatsoen is bij uitstek een morele en zelfs esthetische deugd,’ schrijft Vermeulen, ‘een kwestie van stijl en niet van inhoud. Het verschil tussen Trump en Obama is misschien vooral symbolisch.’ Hij wijst er fijntjes op dat Obama consequent weigerde de macht van het financiële epicentrum in Wall Street te beteugelen, dat hij sterk inzette op intensieve droneoorlogen in het buitenland, en dat hij zich hoedde voor te opvallende inmengingen in raciale aangelegenheden.
Blanke nationalisten
Symboliek kan echter belangrijk zijn. De VS (en de rest van de wereld) worden nu geconfronteerd met een backlash als gevolg van de verkiezing van Obama. Hij was zeker een competente president, maar de basisstelling in het verhaal van Vermeulen luidt dat ‘een bewijs van zwarte competentie bedreigender is voor de blanke mainstream dan de mythe van de zwarte onbeholpenheid’. Dat heeft ongetwijfeld meegespeeld in de verkiezing van een ‘kleingeestig, narcistisch, seksistisch, corrupt en ongeletterd creatuur’ als president. ‘Pas als het denkbaar wordt dat een verkrachtende, quasi-analfabete, compulsief liegende en grootheidswaanzinnige zwarte het tot president kan schoppen, is er reden om te hopen dat meer gelijkheid (tussen blank en zwart) een echte optie wordt’, zo besluit Vermeulen zijn traktaat.
Het gedrag en het taalgebruik van Trump hebben in de VS geleid tot een opstoot van extreemrechts blank nationalisme. Volgens experts is dat een grotere bedreiging voor de veiligheid van veel Amerikanen dan moslimfundamentalisme. Er zouden in Amerika momenteel meer dan zeshonderd actieve blanke nationalistische bewegingen zijn, en honderden privémilities die het recht in eigen handen willen nemen omdat ze vinden dat de autoriteiten te weinig doen om hen te beschermen. Ze zien complotten voor een genocide op het blanke ras, en grijpen in ‘omdat de politie dat niet doet’. Het optreden van Trump lijkt hen in hun overtuiging te sterken.
Het blad New Scientist bracht dat blanke nationalisme onlangs uitgebreid in kaart, onder meer op basis van de gesprekken die de Amerikaanse socioloog Pete Simi met tientallen neonazi’s, leden van de Ku Klux Klan en andere white supremacy– bewegingen voerde. De resultaten van zijn gesprekken zijn opmerkelijk. Ze botsen met de klassieke stelling dat terroristen geen psychopaten zijn maar relatief normale mensen die door de omstandigheden gedreven worden om hun ‘groep’ te beschermen tegen al dan niet imaginaire bedreigingen. Ze zien zichzelf doorgaans als ‘soldaten die vechten voor een nobel doel’. En het doel heiligt daarbij de middelen.
Nee, uit de gesprekken van Simi blijkt iets anders: extreme uitingen van racisme wortelen diep in negatieve persoonlijke levenservaringen. Meer dan 80 procent van de door hem ondervraagde gewelddadige extreemrechtse nationalisten groeide op in een gewelddadige omgeving en ervoer als kind zware emotionele trauma’s, inclusief seksueel geweld. ‘Mijn ouders waren marihuana rokende hippies die niet doorhadden dat de mannelijke babysitter hun kind regelmatig seksueel molesteerde’, vertelde een man. Driekwart was inherent gewelddadig, driekwart kwam uit gezinnen met gescheiden ouders, twee derde kampte met verslavingen en/of zelfmoordneigingen. Het ging meestal om personen die als adolescent in problematische omstandigheden opgroeiden en zich dikwijls alleen en onbegrepen voelden. Ze werden aangetrokken door mensen die een helder groepsprofiel aanboden, met alles wat daarbij hoort aan erkenning en samenhorigheid.
‘De gedragsproblemen zijn het gevolg van levens die de controle verliezen’, stelt Simi. ‘Die mensen worden in eerste instantie aangetrokken door gewelddadige groepen om niet-ideologische redenen, zoals bescherming en het dichtste wat ze ooit bij een familiegevoel zullen komen. Daarbovenop komen dan de extreemrechtse ideologieën die een al bestaande neiging tot geweld kanaliseren naar een geselecteerde groep van slachtoffers. De meesten van die mensen zijn geen gekken, maar ze zijn ook niet sociologisch of psychologisch gezond. Ze dragen onzichtbare littekens met zich mee.’
Het geweld is een verslavende factor, met afkickverschijnselen als je ermee wilt stoppen. De verkiezing van Obama tot president wakkerde in veel van die mensen racistische gevoelens aan. De verkiezing van Trump laat toe dat die geuit worden in zichtbaar geweld. Enquêtes wijzen uit dat minstens 22 miljoen Amerikanen neonazistische of white supremacist– denkbeelden cultiveren, maar slechts een fractie daarvan vertaalt ze in extreem geweld. ‘Het idee om iets wat zo complex en zeldzaam is als de vraag waarom iemand een terrorist wordt, te gebruiken om te voorspéllen wie een risico vormt, is niet realistisch’, besluit socioloog Simi. ‘Terrorisme wordt een risico wanneer emotioneel beschadigde mensen de verkeerde personen ontmoeten op een verkeerd moment en een verkeerde plek. Dat valt niet te voorspellen.’
Een kwetsbaar lief
Onvoorspelbaarheid staat centraal in de analyse van hoe een jong Amerikaans koppel ineens besliste om naar Syrië te reizen en zich aan te sluiten bij de Islamitische Staat (IS). Het levensverhaal van het jonge zwarte meisje Jaelyn Young en haar brave moslimliefje Muhammad Dakhlalla verscheen in Psychology Today. Er waren geen fundamentalistische antecedenten, het ging om gemotiveerde studenten die het goed deden op school en geen noemenswaardige problemen leken te hebben. Maar het meisje bleek finaal toch vooral in de war te zijn, kwaad op de wereld en sociaal geïsoleerd. Ze manipuleerde haar kwetsbare lief, die haar vooral niet kwijt wilde, om mee te gaan in haar extreme zoektocht naar een uitweg uit haar trieste bestaan.
‘Mensen worden dikwijls per ongeluk aangetrokken tot cultgroepen en terrorisme, terwijl ze op zoek zijn naar andere waarden’, stelt de Britse sociaal psychologe Alexandra Stein in het blad. ‘Een overeenkomst in veel verhalen blijkt “situationele kwetsbaarheid” te zijn, dikwijls in de vorm van een overgangsperiode: afstuderen, verhuizen, je job verliezen. Periodes waarin je invloeden en sociale netwerken veranderen.’ Finaal werden de twee in de val gelokt door FBI-agenten die zich op digitale media als rekruteerders voor de IS voordeden. Ze werden vlak voor hun vertrek naar Turkije op de luchthaven gearresteerd, en werden later veroordeeld tot gevangenisstraffen wegens terrorisme.
Algemeen samengevat: het is onmogelijk te voorspellen wie een terrorist zal worden. Wie dat wil proberen, met profiling en andere privacy-onvriendelijke maatregelen, die dwaalt. Het werkt zelfs averechts: mensen uit bepaalde bevolkingsgroepen specifiek viseren, zoals jonge moslims bij ons, kan net de trigger zijn die sommigen nodig hebben om de stap naar terrorisme te zetten. De eerste conclusies uit het onderzoek van Syriëstrijders bij ons sluiten trouwens aan bij het beeld van de Amerikaanse blanke nationalisten: het gaat vooral om dwalende jongeren met een crimineel verleden en een weinig solide familiestructuur. Maar als iedereen met zo’n profiel Syriëstrijder was geworden, had de IS een echt leger op de been kunnen brengen.
De Britse criminoloog Andrew Silke heeft onderzoek gedaan naar de motivaties van jihadi’s in Britse gevangenissen. ‘Wanneer ik ze vraag naar de reden waarom ze bij de religieuze strijd betrokken raakten, is hun eerste antwoord altijd ideologie’, legt hij uit in het blad New Scientist. ‘Maar als we doorpraten over hoe het concreet in zijn werk is gegaan, komen we uit bij breuken in de familie, toestanden op school en in hun persoonlijke leven, discriminatie op de arbeidsmarkt en gevoelens van wraak voor de dood van andere moslims. Overheden horen niet graag dat iemand een jihadi werd omdat zijn broers door de politie in elkaar werden geslagen, of omdat luchtaanvallen op Iraakse steden zoveel burgerslachtoffers maakten. Het dominante idee is nog altijd dat we moeten focussen op het verslaan van radicale islamitische ideologieën, en dat we ons niets hoeven aan te trekken van de gecompliceerde gedragsverschijnselen die erbij komen kijken. Maar zo zullen we er niet komen.’
In Groot-Brittannië worden er elk jaar zo’n 4000 ‘verdachten’ gemeld als potentiële terrorist – ongeveer 70 procent islamfundamentalisten en 25 procent extreemrechtse blanken (het aandeel van de laatste groep stijgt wel zienderogen). Zo dreig je hele groepen te stigmatiseren, waardoor je het gedrag stimuleert dat je eigenlijk wilt bestrijden. Want als er één gemeenschappelijke factor prominent opduikt in wetenschappelijke analyses van het verschijnsel ’terrorist’, is het dat het dikwijls ‘normale mensen’ zijn. Of het nu gaat om Russische anarchisten, leden van terreurgroepen zoals de Baskische ETA en de Ierse IRA of zelfs prominente oud-nazi’s uit de Tweede Wereldoorlog (met Adolf Eichmann als iconisch voorbeeld): gewoonheid is de norm.
Doodgeschoten meisje
Terroristische neigingen zijn dus geen essentieel onderdeel van iemands persoonlijkheid. Ze duiken op als de omstandigheden tegenzitten, en dat kan beginnen in de jeugd- of zelfs kinderjaren. Mensen zijn per definitie emotionele en irrationele wezens, en mensengemeenschappen zijn complex, chaotisch en inherent onvoorspelbaar, zeker in hun reactie op nieuwe omstandigheden. In die zin zijn de sociale media een nieuw middel waarmee rekruteerders gemakkelijker kwetsbare personen kunnen bereiken en overtuigen om deel te nemen aan een ‘gerechtvaardigde gewapende strijd’. Sociale media omzeilen de sociale controlesystemen, inbegrepen sportclubs en jeugdverenigingen die kwetsbare jongeren op het goede pad kunnen houden.
Het wetenschappelijk topvakblad Science bracht onlangs het verhaal van het zeventienjarige zwarte meisje Gakirah Barnes, dat op 11 april 2014 in Chicago werd doodgeschoten. Ze is een van de vele (vooral zwarte) slachtoffers van wapengeweld in de VS. Ze leefde in een wereld van geweld en wraak, een wereld van jeugdbendes in de straten van Chicago die elkaar via sociale media opzwepen tot er op straat gevochten wordt. De opmars van sociale media heeft ertoe geleid dat de bendes kleiner werden maar ook gewelddadiger, want de kleinschaligheid vergroot de ‘noodzaak’ van geweld om op straat macht te kunnen manifesteren.
Daardoor worden steeds meer tieners rechtstreeks geconfronteerd met geweld, wat volgens Science wel móét uitmonden in een afwijkende evolutie van hun hersenen. Dat resulteert in een verminderd vermogen om juiste beslissingen te nemen. Als daarbovenop de emotionele stress van een rouwproces komt, kun je niet helder meer denken. Een studie van de duizenden tweets die de vermoorde Gakirah Barnes verstuurde, legde in detail de complexiteit van haar leven bloot. Maar ze toonde toch vooral een beeld van ‘een jonge vrouw die liefhad, die kwetste, die opgewonden was en pijn voelde. Kortom, een beeld van een gewoon mens, niet van een lid van een jeugdbende.’ Alleen werkten de omstandigheden in haar nadeel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier