Waarom baby’s wenen: ‘De weg naar taal loopt via de melodie van het huilen’
Antropologe Kathleen Wermke onderzoekt het gehuil van baby’s. Wat proberen de kleintjes ons te vertellen? En wanneer moeten ouders zich zorgen maken?
Tien over twee ‘s nachts. Kwart over twee ‘s nachts. Halfdrie ‘s nachts. Tegen halfvier weet u: de collega’s kunnen straks maar beter geen woord verkeerd zeggen. Halfvijf in de ochtend. De baby huilt alweer. Flesje, luier, fopspeen, wandelingetje door de slaapkamer: niets helpt. Zeg dan stilletjes, hoe moeilijk het u ook valt, de mantra op: ‘Het is de ontwikkeling van het taalgevoel.’
De Duitse antropologe Kathleen Wermke heeft van het gehuil van baby’s haar levenswerk gemaakt. Wat proberen ze ons te vertellen? En worden baby’s die veel huilen later dan heel taalvaardig?
Wat is uw favoriete babygeluid?
Wermke: Ik hou van de mix van melodie en het begin van articulatie: wanneer baby’s tussen het huilen door ‘chr, chr’ zeggen, of ‘pf, pf’. En ik vind klikken geweldig.
Klikken?
Wermke: Ja. Mijn team en ik hebben de vroege geluiden van baby’s van het Nso-volk in Kameroen opgenomen. Vanaf drie maanden verwerken die kinderen ingewikkelde klikgeluiden in hun brabbelmelodie. De klikgeluiden zijn typisch voor volwassenentaal, dus eerst dachten we dat het een technische fout in de opnames was. Die ontdekking was voor ons een kleine sensatie. In die tijd vond de vakliteratuur dat kinderen pas op zo’n complexe manier konden articuleren als het strottenhoofd was ingedaald, zo rond de zes maanden.
Maar de praktijk begint taalontwikkeling al veel eerder?
Wermke: Als we taal strikt taalkundig definiëren, dan begint het met de eerste klank die een kind gebruikt om iets specifieks te beschrijven. Dit kan ook een zogenaamd protowoord zijn, bijvoorbeeld wanneer een kind ‘uh-uh’ zegt als het melk bedoelt. Maar de wetenschap tastte lange tijd in het duister over hoe dat tot stand komt.
Baby’s drukken emotionele boodschappen uit, vergelijkbaar met muziek. Daarom noem ik alle babygeluiden liever “zingen”.
Babygehuil wordt nog altijd genegeerd in de meeste modellen van vroege taalontwikkeling. Het wordt meestal als negatief gezien: veel ouders hebben het idee dat het een uiting van verdriet is en doen er alles aan om het te stoppen. Maar huilen is een van de eerste geluiden die een baby maakt. Daarmee oefent een kind een heleboel dingen die het nodig zal hebben voor taal. De eerste woordjes komen niet plotseling uit het niets, hè. Het duurt maanden voordat ze er zijn. De weg naar taal loopt via de melodie van het huilen. Het drukt emotionele boodschappen uit, vergelijkbaar met muziek. Daarom noem ik alle babygeluiden liever ‘zingen’.
Zijn Europese baby’s net zo getalenteerd als de zangers in Kameroen?
Wermke: In principe wel. Ook hier verdelen baby’s de lucht die ze uitademen vanaf hun eerste levensdag, ze zeggen bijvoorbeeld ‘aaaaaaa-ch-aa’. Dat creëert een ritme dat geoefend moet worden, zodat medeklinkers later aan de melodie kunnen worden toegevoegd om woorden te vormen.
Baby’s met zogenaamde orofaciale spleten, bijvoorbeeld een gespleten lip en gehemelte, maken zulke geluiden vaker. We gaan ervan uit dat ze hun beperkte vermogen om medeklinkers te vormen al proberen te compenseren. Door hun anatomische bijzonderheid kunnen ze medeklinkers niet zo goed produceren, tenminste zolang de spleet niet operatief is gesloten.
Baby’s huilen vanaf het begin op een typisch lokale toon, blijkt uit uw onderzoek.
Wermke: Ja, ik had het geluk dat enkele van mijn promovendi zulke verschillen wilden onderzoeken. De ene had grootouders in Japan, de andere wilde naar Zweden en nog een andere had eerder in Frankrijk gewoond. Zij reisden ernaartoe en namen de geluiden van pasgeboren baby’s op. Zo konden we bewijzen dat huilen al vanaf zeer jonge leeftijd typische kenmerken heeft.
Japanse en Zweedse baby’s huilen melodisch complexer dan Duitse kinderen van dezelfde leeftijd, met een groter aantal ‘melodische bogen’. Dat wijst al op een kenmerk van hun respectievelijke moedertalen:Japans en Zweeds zijn toonaccenttalen. De melodische bogen benadrukken individuele lettergrepen. Baby’s horen die spraakmelodieën al in de baarmoeder, en we konden ze herkennen in hun huilgeluiden.
Franse pasgeborenen verheffen hun stem aan het einde van een geluid als ze huilen, dus ze huilen met een stijgende melodie. Duitse baby’s doen dat met een dalende melodie. En dat weerspiegelt al de karakteristieke intonatie van de twee talen.
Hebt u ook verschillen gevonden in het huilen van jongens en meisjes?
Wermke: Zeker. Maar ze hebben in eerste instantie niets te maken met geslacht, maar met hoe evenwichtig de verschillende geslachtshormonen zijn.
In de eerste zes levensmaanden nemen testosteron en estradiol toe, het is een soort minipuberteit. Hoe hoger het aandeel van het vrouwelijke geslachtshormoon estradiol in die periode, hoe complexer de melodieën van de baby’s. Er waren jongens die hoge oestradiolwaarden hadden en prachtig zongen. En net als de meisjes, die bijzonder melodieus klonken, drukten zij zich diverser uit in de brabbelfase na zes maanden dan kinderen met een laag oestradiolgehalte.
Het effect houdt blijkbaar aan: wanneer ze tweeënhalf zijn, presteren kinderen die als baby bijzonder complexe huilmelodieën produceren beter in taalbegripstests en kunnen ze ook beter spreken dan anderen.
Het primaire doel van pasgeborenen is niet om te spreken. Ze willen erbij horen.
Dus worden baby’s die veel huilen bijzonder welbespraakte mensen?
Wermke: Nee, de kwaliteit is doorslaggevend, niet de kwantiteit van de geluiden: hoe meer gemoduleerd, hoe taalvaardiger. Dit is een betrouwbare bevinding, een zeer vroege taaltest, als het ware. Maar natuurlijk kunnen kinderen die niet zo gevarieerd klinken ook een behoorlijk spraakniveau bereiken.
Als melodieus huilen een indicatie is voor taaltalent, moeten ouders zich dan zorgen maken wanneer hun kind vooral monotoon brult?
Wermke: Maar néé. Ook dat zijn interessante geluiden waar ouders blij mee kunnen zijn omdat ze hen iets vertellen. Dat hun kind honger heeft, of dat het dicht bij hen wil zijn. Als ouders liefdevol naar hun kinderen luisteren, begrijpen ze al die geluiden, die emotionele taal, meestal heel goed.
Zijn geluiden en taal de belangrijkste middelen die mensen gebruiken om een band op te bouwen?
Wermke: Binding ontstaat ook door geuren en aanraking: een trui in de wieg die naar papa of mama ruikt, kalmeert een baby vaak. Maar de mogelijkheden om gevoelens uit te drukken zijn natuurlijk veelzijdiger met geluiden. Dat geldt zelfs voor volwassenen. Het maakt een groot verschil of ik ‘Ik ben blij dat je er vandaag bent’ zeg met een monotone stem of dat ik blij, verrast of verbaasd klink.
Het vermogen om een band op te bouwen door middel van stem en taal is een fundament van de menselijke cultuur. Experts noemen dat ‘vocale binding’. Het is de drijvende kracht achter alle taalverwerving. Het primaire doel van pasgeborenen is niet om te spreken, ze willen erbij horen.
Waar denkt u aan als u op de trein zit en er zit de hele rit een baby te huilen?
Wermke: Ik analyseer dan de structuur, de terugkerende patronen. Als een kind bijzonder melodieus huilt of brabbelende geluiden maakt, vraag ik soms hoe oud het is en vergelijk ik het stilletjes met mijn ontwikkelingsmodel. En ik let ook op erg hoge of ongewoon klinkende kreten.
Waarom is dat?
Wermke: Omdat schel geschreeuw met een monotone melodie bijvoorbeeld kan wijzen op doofheid. Andere stoornissen in de hersenen worden ook weerspiegeld in de geluidsproductie, simpelweg omdat de corresponderende neuronale systemen nauw met elkaar verweven zijn.
Om slechthorendheid zo vroeg mogelijk op te sporen en hoortoestellen zo goed mogelijk aan te passen, zou het echt de moeite waard zijn om het huilen en brabbelen van baby’s systematisch te analyseren en naar overeenkomsten te zoeken. Artificiële intelligentie zou daarbij kunnen helpen.
U liet het eerste gehuil van uw dochter opnemen in de verloskamer. Hoe werd dat ontvangen door de verloskundigen?
Wermke: Ze vonden het spannend. Dat was in 1982, toen had nog niemand zoiets bedacht. Er waren ook geen smartphones waarmee de vaders konden filmen. Mijn man had een bandrecorder meegebracht, een behoorlijk groot toestel, en we namen om de beurt het huilen van de eerste levensdagen op.
Voor baby’s is het hoogfrequente gepiep van de tv als oorsuizen voor ons.
Wat gebeurt er in het ergste geval als het gehuil van een kind wordt genegeerd?
Wermke: De baby zou steeds meer huilen en uiteindelijk uitgeput in slaap vallen. Maar zover moet je het niet laten komen. Ik ben er geen voorstander van om baby’s te trainen om op die manier in slaap te vallen. Huilen maakt deel uit van het normale geluidsrepertoire, het is altijd een boodschap. Als ouders het horen, kijken ze wat er aan de hand is en nemen ze hun kind in de armen. Als volwassene word je toch ook graag getroost als je je niet goed voelt? Baby’s huilen omdat ze behoefte hebben aan nabijheid.
Geldt dat ook voor huilbaby’s?
Wermke: Ik gebruik dat woord niet. Baby’s die dat label krijgen, zijn vaak niet in staat om zichzelf te reguleren en te kalmeren. Dat hoeft niets te maken te hebben met het feit dat de ouders de behoeften van het kind niet herkennen – dat werd hen vroeger wel eens verteld. Een beter begrip van het huilen zou die baby’s ook kunnen helpen.
Voor ouders die stijf staan van de stress en het slaaptekort kan dat lastig zijn.
Wermke: Dat is waar, maar het helpt wel degelijk om naar je baby te luisteren. Het gaat erom dat je als volwassene probeert te begrijpen wat de baby wil uitdrukken. Moeders moeten de baby niet altijd meteen aan de borst leggen: daarmee demp je de geluidsboodschappen met eten.
En soms wil een kind gewoon even met rust gelaten worden. Baby’s zijn vaak overprikkeld in onze hectische wereld. Dus: radio uit, televisie uit. Voor baby’s is het hoogfrequente gepiep van de tv als oorsuizen voor ons.
Welke invloed heeft het op de spraakontwikkeling als kleine kinderen in crèches tussen veel schreeuwende kinderen zitten?
Wermke: De stemmen van andere kinderen zijn in het begin goed. Er zijn veel brabbelende, schreeuwende, pratende kinderen in kinderdagverblijven die in een vergelijkbare ontwikkelingsfase zitten. Dat stimuleert hun eigen geluidsproductie, veel beter dan de geluiden van volwassenen.
Toen onze voorouders een miljoen jaar geleden bij het vuur zaten, klonk het misschien een beetje zoals het nu in een crèche klinkt.
Veel ouders maken zich zorgen als hun kind op anderhalfjarige leeftijd nog geen woorden uitspreekt.
Wermke: De meeste kinderen spreken dan wel, en het klopt dat taalverwerving vooral op jonge leeftijd gemakkelijk is. Maar alle stappen in de taalontwikkeling lopen synchroon. De melodie is eerst eenvoudig en wordt dan steeds complexer, het ritme wordt gevarieerder en medeklinkers worden in de melodie opgenomen. Die processen gaan hand in hand met de rijping van de hersenen. Bij sommige kinderen begint dat proces eerder dan bij anderen, wat volkomen normaal is. Maar als een kind tijdens die fase emotionele kilte ervaart of niet goed kan horen, zal het moeilijker zijn om te leren spreken.
Welk advies hebt u voor ouders die hun kinderen willen helpen bij het leren spreken?
Wermke: Gedraag je zo liefdevol mogelijk, en reageer op de geluiden van je kinderen in al hun variaties. Je mag ook zelf zingen. Maar belangrijk: vermijd overstimulatie. De meeste ouders weten intuïtief hoe ze dat moeten doen, maar die kennis wordt vaak overschaduwd door een stortvloed aan tips uit boeken of opvoedingssites.
Mijn advies aan alle ouders is: accepteer dat de weg naar taal begint met de melodie en het ritme van huilen. Het is toch magisch dat het voor alle baby’s op de wereld hetzelfde is? De ontwikkeling van baby’s helpt ons te begrijpen hoe de mens aan gesproken taal is gekomen. Als baby’s brabbelen, babbelen of huilen, lijkt dat op het gezang van onze voorouders één tot twee miljoen jaar geleden. Toen ze bij het vuur zaten, klonk het misschien een beetje zoals het nu in een crèche klinkt.
Aan de ene kant kunnen baby’s elke taal ter wereld leren, maar aan de andere kant kunnen ze kort na de geboorte een vreemde taal als vreemd herkennen. Hoe komt dat?
Wermke: De inprenting van de moedertaal begint al tijdens de zwangerschap. In de buik hoort het ongeboren kind de stem van de moeder, de gesprekken van anderen, gedempt maar herkenbaar. Het vermogen om zo de omringende taal af te luisteren is universeel. Woordenschat en grammatica ontwikkelen zich afhankelijk van de taal die de baby hoort. Dat vermogen is aangeboren. De oertaal waar vaak naar gezocht wordt, is niet te vinden in een oergrammatica of een oerzinstructuur, zoals veel taalkundigen veronderstellen. De oertaal ligt in het gezang van alle baby’s ter wereld.
© Der Spiegel