Ignace Demaerel
Verliefdheid in de bijbel: sprint en marathon in het boek Hooglied
Valentijn de bijbel: over de vervoering in het boek Hooglied.
‘De Valentijnsgekte hangt weer in de lucht’, klonk het onlangs op de radio. Valentijn is al eeuwenlang het feest van de verliefden. Iedereen die er volop in zit of het ooit meegemaakt heeft, weet het: verliefdheid is iets prachtigs, iets overweldigends, zoals een roes. Het is gewoon zalig om dit zelf mee te maken: je denkt dat je alles aankan, de hormonen doen je zweven, ongelooflijke energie en creativiteit komen vrij, je voelt je in de zevende hemel en bovenmenselijk altruïsme komt bovendrijven. Het is een beetje zoals doping in de wielersport: je voelt je in staat om de Himalaya te beklimmen voor dé liefde van je leven, en éénmaal hiervan geproefd, wil je niet meer zonder. Gelukkig is verliefdheid een legale doping en niet opspoorbaar in het bloed. Verliefdheid geeft je vleugels (meer dan Red Bull) – logisch als je met een zwerm vlinders in je buik zit. Ze overspoelt je met hevige emoties zoals een wilde bergrivier en sleept je soms mee naar plaatsen waar je niet had denken te belanden.
Behalve dat Valentijn vandaag vreselijk overgecommercialiseerd wordt, is het eigenlijk wel een leuk initiatief van de Kerk (met name paus Gelasius in 496) om er jaarlijks één speciale dag aan te wijden. Maar… verliefdheid en Kerk, hoort dat wel samen? Was de Kerk dan niet altijd de grote vijand van liefde en seks? Is lichamelijke liefde dan niet meer dan duizend jaren taboe geweest en moesten emoties niet onderdrukt worden? Velen hebben in ieder geval dat imago van de Bijbel en de Kerk, maar (zeker deels) ten onrechte! Wie het idee heeft dat in de Bijbel liefde, huwelijk en seksualiteit onder de ban liggen, heeft waarschijnlijk nog nooit het boek Hooglied gelezen. Het is een klein boekje (117 verzen) dat je inderdaad niet direct in de Bijbel zou verwachten vanwege haar inhoud. Maar het is een pareltje van een liefdeslied, toegeschreven aan koning Salomo (1000 V.C.). Zowel bij de joden als bij de christenen waren er stemmen van theologen die dit boekje uit de canon (lijst van Bijbelboeken) wilden weren, omdat er ‘zeer expliciete’ beschrijvingen in staan. Want het is niet bepaald een preuts boek, nee, het is geen hoofse liefde, niet platonisch, echt niet victoriaans of puriteins. Gelukkig heeft de menselijke preutsheid het niet gehaald en staat het er wél in: het is een sprankelend stukje poëzie in de Bijbel en draagt bij aan haar veelkleurige literaire rijkdom.
Maar het is wel straffe literatuur die er ‘geen doekjes om windt’; sommigen zouden er ’16+’ op willen plakken. In het Hooglied zingen de jongeman (Salomo?) en zijn beminde, ‘de Sulamitische’, elkaar toe, verrukt van liefde:
Je bent zo mooi, vriendin van mij, je bent zo mooi!
Je ogen zijn duiven, door je sluier heen.
Je haar golft als een kudde geiten die afdaalt van Gileads bergen.
Je tanden zijn als witte schapen: klaar voor de scheerder
komen ze twee aan twee uit het water, er ontbreekt er niet een.
Als een koord van karmozijn zijn je lippen, je mond is betoverend…
Als het rood van een granaatappel fonkelt je lach, door je sluier heen.
Je hals is als de toren van David, die in ringen is gebouwd…
Je borsten zijn als kalfjes, als de tweeling van een gazelle,
die tussen de lelies weidt…
Vriendin, aan jou is alles mooi, niets ontsiert je schoonheid.
Zusje, bruid van mij, je brengt me in vervoering,
je brengt me in verrukking met maar één blik van je ogen,
met één flonker van je ketting.
Zusje, bruid van mij, hoe heerlijk is jouw liefde,
hoeveel zoeter nog dan wijn…
Mijn bruid, je lippen druipen van honing,
melk en honing proef ik onder je tong,
je kleed geurt naar de Libanon.
(Uit hfst 4:1-11)
Het gaat in dit ‘lied der liederen’ over kussen en lippen, zoete, bedwelmende geuren, verrukkelijke wijnen, geurige bloemen en uitspruitende bloemknoppen. Salomo bezingt de schoonheid van haar hals, wangen, lippen, ogen, neus, borsten, heupen, navel, voeten… Hij is helemaal in ‘verwarring’ door de schoonheid van haar blik, en zij is ‘ziek van liefde’, ‘dronken van liefde’… De toon is er één van lieflijkheid, bekoring, betovering, verrukking, vervoering, bedwelming, begeerte, passie, rillingen van genot, duizeling… En toch is het allemaal zo zuiver, bijna paradijselijk, vol onschuld, helemaal ‘koosjer’. Het is nooit vulgair of plat. De passionele verlangens worden omkaderd door oprechte en zuivere liefde, en deze zal nooit misbruik maken van de overgave van de ander, zal nooit liefde inruilen voor goedkope lust of snelle bevrediging. Ja, verliefdheid kan mooi, puur en hemels zijn… Seks is niet door de duivel uitgevonden, maar door God: waarom heeft Hij anders het lichaam van de vrouw zo mooi en bekoorlijk gemaakt (in de ogen van mannen uiteraard)? Seks is bedoeld om een geestelijke band levenslang ‘warm’ te houden, intiem, innig, om ‘de liefde te vieren’, haar te bezegelen, ‘gloeiend’ en vurig te houden.
Het zal voor velen verbazend zijn dat de Bijbel zo positief spreekt over de felle passies van liefde en verliefdheid. Ook in Spreuken 5:18-19 lezen we een gelijkaardige aanmaning:
Moge je bron gezegend zijn en verblijd je over de vrouw van je jeugd:
een zeer lieflijke hinde, een bevallige gazelle.
Laten haar borsten jou te allen tijde dronken maken,
dool voortdurend rond in haar liefde.
En in Prediker 9:9:
Geniet van het leven met de vrouw die je bemint. Geniet op alle dagen van je leven, die God je heeft gegeven.
Er werd in het verleden in de kerkelijke leer (te) veel nadruk gelegd op de erfzonde, wat het christendom de reputatie heeft bezorgd van een negatief en somber mensbeeld te hebben, maar dit is op zijn minst eenzijdig: de Bijbel gelooft in de oorspronkelijke onschuld van de mens! Adam en Eva waren ‘in den beginne’ naakt en schaamden zich niet voor elkaar.
Dat verliefdheid vandaag zijn onschuld verloren heeft, mag duidelijk zijn als we om ons heen kijken. Hoe heerlijk ze ook mag zijn, ze kan gigantisch verblinden. De bekende spreuk ‘liefde maakt blind’ is eigenlijk flagrant onjuist! Verlíefdheid is het die blind maakt, liefde is helderziend! Iedereen van ons kent voorbeelden uit zijn omgeving van mensen die echt dwaze dingen gedaan hebben uit verliefdheid, sommigen die zichzelf en anderen ten gronde hebben gericht.
Verliefdheid is zulk een sterke kracht dat ze vaak als ‘gevaarlijk’ beschouwd werd, en niet ten onrechte:
Want sterk als de dood is de liefde
onverbiddelijk als het rijk van de doden de hartstocht,
haar vlammen zijn vuurvlammen, een vuurgloed van de HEER.
Vele wateren kunnen de liefde niet blussen
en rivieren spoelen haar niet weg.
Al bood iemand alles wat hij bezit voor de liefde,
smadelijk zou men hem afwijzen.
(Hooglied 8:6-7).
‘Sterk als de dood’, ‘onverbiddelijk’, ‘een vuurgloed van de HEER’, ‘onblusbaar’: het liegt er niet om. Vuurvlammen kunnen iemand op heerlijke wijze in vuur en vlam zetten, maar als ze door een andere wind de verkeerde kant uitgaan kunnen ze verwoestend zijn en grote gebieden compleet in de as leggen. Is Troje niet verwoest omwille van één passionele relatie? Zijn er niet hele veldslagen gevoerd omwille van Cleopatra? Hoeveel passionele moorden gebeuren er niet op één jaar? Tja, de mens staat er niet om bekend dat hij zijn hartstochten goed kan beheersen, of wel?
Maar als de Bijbel zo positief is over liefde en verliefdheid, vanwaar komt dan de vijandigheid van de latere Kerk tegenover huwelijk, vrouw en seks? In ieder geval niet uit de Bijbel! Het is een latere ‘zijrivier’ van een andere oorsprong die dit vreemde gedachtengoed erin geïnjecteerd heeft. We moeten het niet ver zoeken: via de Griekse filosofie werd het onmerkbaar geïmporteerd uit het Perzische dualisme. Daar overheerste de opvatting dat Goed en Kwaad twee goddelijke machten zijn die elkaar eeuwig bekampen. Al het geestelijke komt van die goede god, en al het lichamelijke van de kwade god: het lichaam met al zijn genotzucht werd dus bestempeld als duivels, een ‘kerker’ voor de ziel, een ballast, een ketting aan ons been in onze zoektocht naar verlossing en naar God. Deze voorstelling van zaken is geheel vreemd aan het oorspronkelijke christendom: seks is niet door de duivel uitgevonden, maar een prachtige schepping van God, bedoeld als ‘het feesten van de liefde’. Maar via Plato en het neoplatonisme sijpelde dit gedachtengoed in het christelijke denken binnen. Augustinus (354-430) had in zijn jonge jaren eerst een losbandig leven geleid als flierefluiter en meisjesversierder, en was daarna helemaal naar de andere kant overgeslagen in de strenge sekte van de manicheeërs die inderdaad erg dualistisch dacht. Na zijn bekering tot het christendom is hij meer in balans gekomen, en heeft schitterende dingen geschreven, maar vijandigheid (of: afstandelijkheid, wantrouwen) tegenover de vrouw en het lichamelijke is wel aan hem blijven kleven – een onverwerkt verleden? En als grote gerespecteerde kerkvader heeft dat doorheen zijn geschriften jammer genoeg de ganse kerk beïnvloed voor de volgende 1500 jaar; vandaar (onder andere) de sombere visie op huwelijk en lichamelijkheid tijdens de middeleeuwen en nog veel later.
Nu moeten we de onderdrukking van lichamelijke liefde niet geheel op de rekening van de Kerk schuiven: het is al te gemakkelijk om haar vandaag de schuld te geven van alles wat misliep in de middeleeuwen. Als we naar zowat álle culturen kijken in de wereld, zien we een zeer strenge reglementering (zeg maar: onderdrukking) van relaties tussen mannen en vrouwen, huwelijk of seksualiteit: strikte scheiding tussen de geslachten, het bedekken van de vrouw, strenge culturele regels voor omgang en huwelijk…. Het lijkt wel alsof die driften zo sterk zijn dat men er bang van is en dat ze zeer sterk beteugeld moeten worden opdat het niet uit de hand zou lopen, opdat het geen ‘uitslaande brand’ zou worden.
Vandaag leven we, aan de andere kant, in een maatschappij en cultuur waar nog nooit in de wereldgeschiedenis zoveel vrijheid geweest is voor mensen om relaties aan te gaan met het andere geslacht. Maar wat doen we ermee? Hoeveel vrijheid kunnen mensen aan? Hoeveel mensen kunnen vrijheid aan? We hebben er ook nog nooit zo’n zootje van gemaakt op gebied van relaties.
Verliefdheid is mooi, maar je moet haar niet verafgoden. Ze geeft vuurwerk, maar is niet voldoende fundament voor een levenslange, duurzame relatie: daarvoor is ze te vluchtig en veranderlijk, en is haar bril te rozig gekleurd. Ze kan de startmotor zijn voor een relatie, maar niet de motor voor grote afstanden. Ze is er voor een sprint, niet voor een marathon.
Anderzijds blijft voor alle gehuwden de opdracht liggen om de verliefdheid levenslang te voeden, aan te wakkeren en nooit te laten uitdoven: zij geeft de glans aan de relatie, de gloed binnenin, de kers op de taart. Niets is mooier dan twee oude mensen verliefd elkaars hand te zien vasthouden, of elkaar verliefd te zien plagen.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier