Peter Tom Jones
‘Stortplaatsen zijn de goudmijnen van de 21e eeuw’
‘De sanering van oude stortplaatsen hoeft geen geld te kosten, maar kan juist geld opbrengen’, schrijft Peter Tom Jones (KU Leuven) voor de Universiteit van Vlaanderen.
Gedurende de afgelopen 150 jaar hebben burgers, bedrijven en overheden waanzinnige hoeveelheden afval gedumpt in zogenaamde stortplaatsen. Die stortplaatsen gelden als het sluitstuk van de lineaire economie: het economisch model waarbij we grondstoffen uit de natuur ontginnen, waaruit we producten vervaardigen, die na gebruik eindigen op het stort. Ook de afvalstromen van industriële processen komen vaak op de stortplaats terecht.
Meer dan 500,000 stortplaatsen in Europa
De cijfers van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) geven aan dat er in Vlaanderen alleen al minstens 2,200 stortplaatsen zijn. Het totale ruimtebeslag van deze stortlocaties is te vergelijken met het oppervlak van een centrumstad. En volgens het European Enhanced Landfill Mining Consortium (EURELCO) zijn er in Europa niet minder dan 500,000 stortplaatsen.
Stortplaatsen zijn de goudmijnen van de 21e eeuw
De hoofdmoot van die storten zijn oude stortplaatsen die vandaag niet meer actief zijn. In de meeste gevallen zijn ze afgewerkt en bedekt met een laag grond en enige vegetatie. In sommige gevallen werden er nieuwe verkavelingen of industrieterreinen op gebouwd. Een kleine minderheid van de 500,000 stortplaatsen is momenteel nog operationeel. Hoewel door de opgang van steeds betere recyclagetechnologie de percentages aan gestorte materialen steeds kleiner worden, wordt er vandaag nog heel wat (vooral industrieel) afval gestort, ook in Vlaanderen. De operationele stortplaatsen moeten voldoen aan strikte EU normen. In dat geval spreken we van “sanitary landfills“, oftewel “hygiënische stortplaatsen”. Dat betekent dat zij uitgerust worden met allerlei technologieën, die mens en milieu moeten beschermen. De basisidee is dat het afval moet ingekapseld worden zodat er geen direct contact is tussen het afval en de omgeving, nl. de lucht boven het afval en de bodem of de waterlagen onder het afval. Verder moet het stortgas, dat ontstaat bij de ontbinding van biologische afvalcomponenten, zo goed als mogelijk opgevangen worden om te vermijden dat het in de atmosfeer terechtkomt. Het gaat vooral over methaan, een broeikasgas dat 28 keer sterker is dan koolstofdioxide.
Milieu-impact van stortplaatsen
Zelfs bij een hygiënische stortplaats ontsnapt nog ongeveer 50% van het stortgas naar de atmosfeer. Schattingen tonen aan dat alle stortplaatsen samen – mondiaal bekeken – voor 11% van alle menselijke methaanuitstoot zorgen. Stortplaatsen leveren dus een aanzienlijke bijdrage aan de opwarming van de aarde. Een meer recent gevaar is dat stortplaatsen geconfronteerd worden met de gevolgen van de globale opwarming zelf. Door de opwarming van de aarde ontstaan er steeds meer overstromingen.
Storten in laaggelegen gebieden kunnen hun afval verliezen tijdens hevige overstromingen met alle gevolgen van dien… Daarbij komt dat zelfs een state-of-the-art hygiënische stortplaats uiteindelijk zal falen. Net zoals bij een huis ontstaan er op een bepaald moment barsten en lekken waardoor het afval uiteindelijk toch in contact komt met de omgeving, met potentiële water- en/of bodemverontreiniging tot gevolg. Niets doen is geen optie. De hamvraag is: hoe en wanneer pakken we de meer dan 500,000 stortplaatsen in Europa aan?
Circulaire economie biedt nieuwe kansen
De laatste jaren is er veel aandacht gegaan naar het concept van de circulaire economie (CE) als antithese voor de lineaire economie. Simpelweg gesteld betekent dit dat we het woord “afval” moeten wegdenken uit ons woordenboek. Afval bestaat niet (meer)! In een circulaire economie moeten we de grondstoffen in de materialenkringloop houden. De overvloedige aandacht voor het CE-concept heropent het debat over de positie van stortplaatsen.
En hier is een paradigmashift nodig: een stortplaats als ‘statisch eindstation voor afval’ moet plaatsmaken voor een stortplaats als een ‘dynamische opslagplaats voor grondstoffen die, wanneer de tijd rijp is, kunnen worden teruggewonnen’. Zo komen we tot Enhanced Landfill Mining (ELFM), de geïntegreerde valorisatie van stortplaatsen waarbij materialen, energie en landoppervlakte gerecupereerd worden met behulp van schone technologieën én met aandacht voor de lokale omwonenden en alle andere stakeholders.
Het Closing-the-Circle ELFM project
Het ELFM-concept is een concept dat grotendeels als “Made in Flanders” mag worden bestempeld. Gedurende de afgelopen 10 jaar is er een breed consortium actief in Vlaanderen met nagenoeg alle Vlaamse universiteiten en kennisinstellingen, diverse bedrijven, overheidsinstanties en ngo’s. Dit consortium heeft zowel op conceptueel als op technologisch vlak grote stappen gezet om het ELFM-concept handen en voeten te geven. Hét voorbeeldproject voor ELFM, dat heel wat internationale cameraploegen en journalisten aantrekt, is het Closing-the-Circle project (CTC) van Group Machiels in Houthalen-Helchteren.
Het betreft een project waarbij de Remo-stortplaats, één van de grootste in Europa, gradueel zou worden omgevormd tot een hoogwaardig natuurgebied van 230 hectare. Een schare aan onderzoekpartners heeft de afgelopen jaren naarstig gewerkt om de diverse stappen in de ELFM-keten op punt te zetten. Het vlaggenschip van deze keten is een geavanceerd proces dat ‘plasmagasificatie’ heet. Onder heel hoge temperaturen wordt een deel van het afval omgezet in een (heet) gasmengsel en een glasachtige fractie. Het gasmengsel wordt opgezuiverd tot bio-aardgas (als schone brandstof voor de verwarming van huizen ter vervanging van fossiele brandstoffen) of waterstof (als fuel voor de brandstofcellen van elektrische voertuigen). De glasachtige stroom wordt omgezet tot hoogwaardige bouwproducten die circulair én klimaatvriendelijk zijn.
NIMBY en ELFM
De voordelen van ELFM zijn legio: landoppervlakte en grondstoffen worden gerecupereerd, hoogwaardige producten zoals groene waterstof, bio-aardgas en klimaatvriendelijke bouwproducten worden gegenereerd, én een potentiële milieuverontreinigingsbron wordt definitief weggenomen. Daarnaast creëert ELFM ook heel wat lokale jobs. Zo zou het CTC-project in Houthalen-Helchteren alleen al borg staan voor 200 nieuwe jobs. De hele reeks ecologische en sociale voordelen van ELFM verklaart waarom de Financial Times recent nog ELFM opnam in haar prestigieuze reeks “50 ideas to change the world“.
En toch is het in de praktijk nog wachten op de commerciële doorbraak van het eerste ELFM-project dat werkelijk door hoogwaardige grondstofrecuperatie gedreven wordt. Wellicht is de belangrijkste barrière voor ELFM-projecten de weerbarstigheid van de Not in my backyard-reflex: buurtbewoners zijn vaak angstig als oude stortplaatsen opnieuw worden geopend in functie van ELFM.
Omdat die reflex op zich begrijpelijk is – ‘onbekend is onbemind’ – werden in het geval van CTC de lokale omwonenden actief betrokken in het onderzoek en de ontwikkeling van dit project. In de internationale onderzoeksgemeenschap wordt vandaag heel veel aandacht geschonken aan het belang van de “Social License to Operate“, zeg maar het lokale draagvlak voor de implementatie van zo’n project. In die context is een afvaardiging van de lokale omwonenden van de Remo-site – “De Locals” – gedurende de afgelopen 8 jaar actief betrokken bij het project; zij hebben niet alleen inzage gekregen in alle resultaten maar zij hebben ook de onderzoeksagenda mee bepaald.
Ondertussen begrijpen zij beter dan wie ook dat CTC een bij uitstek groen en circulair verhaal is. Zij zijn er trots op dat het CTC-project in hún gemeente Houthalen-Helchteren zal plaatsvinden, een wereldprimeur die heel veel positieve aandacht zou genereren.
Toch is deze burgerparticipatie geen panacee. Zelfs in het geval maximaal wordt ingezet op actieve (lokale) burgerparticipatie kan in ons rechtssysteem het protest van één enkel persoon een sociaal en ecologisch voordelig project blokkeren. De huidige juridische procedureslag tegen het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan van CTC zorgt voor ettelijke jaren (nodeloze) vertraging. Net zoals het geval is bij tal van windenergieprojecten wordt de broodnodige transitie naar een klimaatvriendelijke, circulaire economie geblokkeerd door een kleine minderheid. Een bezinning over ons (doorgeschoten) juridisch systeem dringt zich op.
Peter Tom Jones (1973) is burgerlijk ingenieur Milieukunde, doctor in de Toegepaste Wetenschappen en werkzaam als Industrieel Onderzoeksmanager (IOF) aan de KU Leuven, met specialisatie in urban en landfill mining. Jones was één van de 15 pioniers van Plan C, de Vlaamse transitie-arena voor een duurzaam materialenbeheer. Hij was 6 jaar lang voorzitter van de Raad van Bestuur van i-Cleantech Vlaanderen. Momenteel coördineert hij het Europees Enhanced Landfill Mining Consortium (EURELCO). Als ‘geëngageerd wetenschapper’ gaf hij honderden lezingen en publiceerde hij vele (boek)artikels, boeken en opiniestukken omtrent thema’s als klimaat, transitie, industriële ecologie en urban/landfill mining. Hij is co-auteur van o.a. Terra Incognita (Ginkgo, Gent, 2006), Het Klimaatboek (Berchem, 2007), Klimaatcrisis (Antwerpen, 2009) & Terra Reversa (Berchem, Herziene Uitgave 2016). (foto: N. Herbots)
Universiteit van Vlaanderen: wetenschap in klare taal voor u uitgelegd
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier