Op het platteland en in de stad: de vos is alomtegenwoordig

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Genetische studies tonen aan hoe de vos zich heeft aangepast aan het leven in het zog van de mens.

Er zijn veel verhalen over de vos te vertellen, fabels, fabeltjes en andere. Vijftig jaar geleden was het dier zo goed als volledig uit ons landschap verdwenen, na een eeuwenlange meedogenloze vervolging door de moderne mens. Die zag in hem een concurrent, in plaats van een prachtige predator met pluimstaart.

Vandaag is hij gelukkig weer alomtegenwoordig, tot in de steden toe, waar hij oude dametjes vermaakt en in restaurants aan tafels gaat bedelen. De stad, met al haar vuilnisbakken en afval, is een onuitputtelijke bron van voedsel voor de vos. Dat hij bovendien ook ratten en muizen ‘opruimt’, is mooi meegenomen. In de stad is de vos zelfs veiliger dan op het platteland, want het is moeilijker om daar op hem te jagen vanwege het risico mensen te treffen.

De vos is een opportunist, die geen kans laat liggen om zijn leefmilieu uit te breiden. Hij hoort bij alles wat de mens doet, naar verluidt al meer dan 42.000 jaar, want zo oud zijn de eerste fossiele sporen van vossen die zich aanpassen aan menselijke aanwezigheid. Ze zouden al neanderthalers gevolgd hebben om van hun jachtafval te kunnen leven. In die tijd was de jager nuttig voor de vos.

Stadsvossen zijn directer in hun contact met mensen dan plattelandsvossen.

Wetenschappers buigen zich gretig over de neiging van de vos om zich in het zog van de mens te begeven. Vossen zijn geen honden: ze kunnen wel tam gemaakt worden, maar niet gedomesticeerd, evenmin als wolven trouwens. Om echt bij de mens te horen, moet je specifieke aanpassingen krijgen, die vossen (nog) niet machtig zijn.

Russische wetenschappers zijn een halve eeuw geleden begonnen met pogingen om vossen handtam te maken voor de bontindustrie. Het lukte niet echt, maar het leverde interessante inzichten op, die onlangs werden toegelicht in Nature Ecology & Evolution. In het verslag werd uitgebreid ingegaan op de genen van de vos.

Zo is een gen ontdekt dat, als het tot expressie wordt gebracht, vossen ‘vriendelijker’ maakt voor mensen. Hetzelfde gen zou bij mensen actief zijn bij het uitlokken van autisme en de ziekte van Alzheimer. Het zou een rol spelen in de vorming van connecties tussen zenuwcellen. Er is ook een vossengen gevonden dat lijkt op het gen dat een grote rol speelde in de domesticatie van honden. Bij mensen werkt het een aandoening in de hand die zich manifesteert in gedrag dat zo extreem vriendelijk is dat het contraproductief wordt (het syndroom van Williams-Beuren).

In Genes/Genomes/Genetics is uitgelegd dat tamme vossen een aangepaste genetische activiteit in de hypofyse hebben: een zone van de hersenen die hormonen produceert. Door de aanpassing zou de hersenklier minder stresshormonen in de bloedsomloop pompen dan bij wilde vossen. De hoeveelheid hormonen zou niet wijzigen, wel de mate waarin ze in het bloed terechtkomen.

Een studie in Molecular Ecology legde genetische verschillen bloot tussen stads- en plattelandsvossen in de regio rond de Duitse stad Berlijn. De stadsvossen zijn directer en dapperder in hun contact met mensen dan hun soortgenoten op het platteland, wat logisch lijkt. Dat impliceert niet dat ze de veiligste paden volgen in een stad, in casu voetpaden. Ze struinen liever langs spoorlijnen en wegen, waar ze meer risico lopen om aangereden te worden. Er zijn blijkbaar toch beperkingen aan hun bereidheid tot integratie.

101 verhaaltjes uit deze rubriek zijn verzameld in het boek Beestenboel Bis (Uitgeverij Polis). Nu verkrijgbaar in de boekhandel.

Partner Content