Nieuwe vondsten werpen ander licht op evolutie van zoogdieren
Recente fossiele vondsten in China wijzen erop dat de eerste zoogdieren al 178 miljoen jaar geleden – veel eerder dan werd gedacht – op de aarde rondliepen. Al waren ze vaak nog koudbloedig als reptielen.
Ten tijde van de dinosaurussen waren zoogdieren kleine spitsmuisachtige insecteneters. Pas toen 66 miljoen jaar geleden een komeetinslag Tyrannosaurus rex en consorten van de aardbol veegde, kregen de zoogdieren plots alle kansen en begonnen ze zich razendsnel te ontwikkelen. Dat was tot voor enkele jaren de gangbare theorie.
Maar nieuwe fossiele vondsten schetsen een compleet ander beeld van de evolutie van de diergroep waartoe ook wij behoren. Wetenschappers gaan er nu van uit dat er 178 miljoen jaar geleden al zoogdieren op de aarde rondliepen, en dat hun diversiteit veel groter was dan werd aangenomen. Veel van die zoogdieren zouden nachtdieren geweest zijn, waardoor ze de vooral overdag actieve dino’s uit de weg gingen.
Pas 700.000 jaar na de komeetinslag waren er opnieuw zoogdieren met de afmetingen van een luipaard.
Het vakblad Nature gaf onlangs een overzicht van wat er aan stokoude fossiele zoogdieren bekend is. Er zijn natuurlijk de voor de hand liggende ratachtige beestjes – het rattenconcept heeft het altijd goed gedaan in de lange geschiedenis van de zoogdieren. Maar er waren ook beverachtige beesten, die in het water leefden, en voorlopers van wat we vandaag vliegende eekhoorns zouden noemen. Er waren dieren die wat van dassen hadden en groot genoeg waren om kleine dinosaurussen op te eten. Nog niet zo lang geleden werd het onmogelijk geacht dat zoogdieren ooit predatoren waren van dino’s.
Nest met 38 jongen
Het artikel beschreef ook de vondst van een nest jonge beestjes en hun moeder – die de afmetingen van een grote hond had. Ze zouden 185 miljoen jaar geleden zijn verrast door de instorting van een zandige oever, waarna ze zijn gefossiliseerd. Nauwgezette analyse wees uit dat er liefst 38 jongen in het nest lagen, wat veel te veel is voor een zoogdier. Maar voor reptielen kan het wel: die hebben dikwijls veel jongen, waar amper voor wordt gezorgd. De jonge beestjes hadden stevige tanden, wat erop wees dat ze geen melk zoogden maar al actief konden eten. Hun skeletten vertoonden wel al typische zoogdierkenmerken. Ze werden gedetermineerd als Kayentatherium, behorend tot de cynodonten: een diergroep die ongeveer 260 miljoen jaar geleden het levenslicht zag en beschouwd kan worden als een schakel tussen reptiel en zoogdier.
De overgang van reptielen naar zoogdieren duurde lang: het jongste gevonden fossiel met cynodontkenmerken werd als 120 miljoen jaar oud gedateerd. Er zijn dus lang overgangsvormen tussen zoogdieren en reptielen blijven bestaan. Zelfs vandaag zijn er nog eierleggende zoogdieren, zoals het vogelbekdier en de mierenegel, ondanks het feit dat onze verre voorlopers, volgens een studie in Genome Biology, de genen voor de vorming van eierdooiers snel zijn kwijtgeraakt.
Een studie in New Scientist onthulde dat zoogdieren nog lang na het ontstaan van echte zoogdierkenmerken – zoals grotere hersenen – koudbloedig zijn gebleven. Vandaag zijn alle zoogdieren warmbloedig. Muizen leven zelden langer dan een jaar of drie, maar de fossiele kleine voorlopers van zoogdieren van bijna 200 miljoen jaar geleden zouden minstens tien jaar oud geworden zijn, wat veel is voor kleine beestjes. Al kunnen hedendaagse hagedissen ook vrij oud worden, tot een jaar of acht.
De stofwisseling van die uitgestorven diertjes moet dus veel trager geweest zijn dan die van klassieke warmbloedige dieren, die veel energie verbruiken om hun lichaamstemperatuur constant te houden. Het is duidelijk dat de overgang van koud- naar warmbloedig veel tijd heeft gevergd. Het oudste bekende zoogdier met een echte vacht – en dus waarschijnlijk warmbloedig – is de beverachtige Castorocauda, die op z’n vroegst 164 miljoen jaar geleden opdook. Haren waren al veel eerder aanwezig, maar niet in zulke dichtheden dat ze een echte pels konden vormen.
Gehoorbeentjes
Fossiele zoogdieren werden lang verwaarloosd omdat dinosaurussen veel spectaculairder gegevens opleverden. De nieuwe aandacht heeft mee te maken met de ontdekking van een aantal nieuwe vindplaatsen, vooral in China. Vroeger werden er bijna uitsluitend tanden en kaken van uitgestorven zoogdieren gevonden, maar tegenwoordig vinden paleontologen met steeds grotere regelmaat volledige skeletten, die goed bewaard zijn gebleven in de as van vulkaanuitbarstingen.
De nieuwe ontdekkingen leggen een onverwacht grote diversiteit van fossiele zoogdieren bloot. Mogelijk is nog tijdens het tijdperk van de dinosaurussen een deel van die diversiteit opnieuw verloren gegaan. Een sleutel tot het succes van onze voorlopers was het feit dat ze geleidelijk aan kleiner zijn geworden. Zoogdieren hebben nooit de grootte van dinosaurussen bereikt. Onderzoekers koppelen het afsplitsen van de gehoorbeentjes van de kaak – kenmerkend voor zoogdieren – aan de veronderstelling dat zoiets alleen mogelijk was doordat de dieren kleiner werden. Anders zouden ze onvoldoende bijtkracht gehad hebben om te kunnen eten. Het is dus niet uitgesloten dat onze diergroep een cyclus van eerst stijgende, vervolgens dalende en nadien – na de komeetinslag – opnieuw stijgende diversiteit heeft gekend.
Een studie van een Amerikaanse vindplaats van fossielen, gepubliceerd in Science, heeft in groot detail de ontwikkeling van de zoogdieren na het uitsterven van de dinosaurussen blootgelegd. Daaruit bleek dat zowel zoogdieren als planten zich snel herstelden van de klap, die ongeveer 75 procent van alle levende wezens uitroeide, inbegrepen alle zoogdieren die groter waren dan een rat. We moesten dus niet van nul af aan herbeginnen, maar het scheelde niet veel: de diversiteit uit de verre prehistorie was compleet weggeslagen.
Kleine ratachtigen
Duizenden jaren na de impact werden er uitsluitend varens en kleine ratachtigen (met een maximaal gewicht van een halve kilo) in het gebied aangetroffen. Bloemen met zaden en fruit waren schaars geworden, wat uiteraard niet bevorderlijk was voor fruit- en zaadeters. Maar 100.000 jaar later was het aantal zoogdiersoorten verdubbeld en waren er opnieuw dieren met de omvang van een kleine wasbeer (met een gewicht van 6 tot 8 kilogram) – dat was de doorsneeomvang van een zoogdier voor de komeetinslag. De varens waren verdrongen door palmboomwouden.
Nog eens 200.000 jaar later waren er veel notenbomen, en was de zoogdierdiversiteit verdrievoudigd. De grootste soorten haalden 25 kilo. Na 700.000 jaar waren er opnieuw groenten, echte wouden en zoogdieren met gewichten tot 50 kilogram (dat is zoals een luipaard) – het honderdvoudige van wat er na de komeetinslag was overgebleven. Naar geologennormen herstelden fauna en flora zich snel na de uitstervingsgolf veroorzaakt door de komeet. Maar naar mensennormen duurde het ellenlang. Het stemt tot nadenken in het licht van de nieuwe uitstervingsgolf die het leven op aarde dreigt te decimeren, en die het gevolg is van onze activiteiten. De snelheid waarmee wij de leefomstandigheden veranderen, is vergelijkbaar met die na de inslag van een komeet.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier