Mythes over honden doorbroken: ‘Labradors kindvriendelijk en dobermanns agressief? Onzin’
Wij begrijpen het gedrag van onze hond vaak niet goed, zegt dierenarts Tiny De Keuster.
Doodbrave dalmatiërs die ineens een kind bijten. Bordercollies die in elkaar krimpen zodra iets in huis beweegt. Of dobermanns die godganse dagen hun eigen staart najagen. In haar praktijk ziet dierenarts Tiny De Keuster, gastprofessor aan de UGent, bijna dagelijks honden met een hoek af. ‘Hun baasjes zitten soms huilend in mijn praktijk. Omdat iedereen hén de schuld geeft voor het wangedrag van hun hond. Er zijn dan ook heel veel misverstanden en urban legends, die ik graag wil doorprikken.’
Een daarvan is dat mensen altijd de baas moeten zijn over hun hond.
Tiny De Keuster: Dat idee stamt uit de jaren veertig, toen de Zwitserse onderzoeker Rudolf Schenkel zijn observaties over wolven in de dierentuin publiceerde. Hij had het over de rangorde die ontstond, met een alfa- en een omegawolf. Dat machtsmodel werd doorgetrokken naar honden: als baasje moet je domineren, omdat je hond anders over je heen loopt. En ja, het klopt dat structuur belangrijk is: honden hebben behoefte aan voorspelbaarheid en duidelijke afspraken – zoals dat bij kinderen ook het geval is. Maar dat wil niet zeggen dat je je hond constant moet commanderen. Ik beweer niet dat zo’n autoritaire stijl sowieso verkeerd is, maar het toedienen van fysieke straffen is een brug te ver. Net als bij kinderen kun je ook kiezen voor een autoritatieve stijl, waarbij je zowel eist als steunt. Onderhandelen met een hond is moeilijk, maar je kunt wel leren wat de invloed van jouw gedrag is op zijn gedrag.
Voor sommige honden is een knuffel héél stresserend.
Nog een heikel punt: blijkbaar wordt niet elke hond graag geknuffeld.
De Keuster: In tegenstelling tot mensen en andere primaten knuffelen honden elkaar van nature niet. Dat is voor veel baasjes verwarrend en teleurstellend: zij willen hun hond liefde tonen. Pas op, sommige honden genieten daar wel van, maar voor andere is zo’n knuffel, zeker als ze bijvoorbeeld onverwacht opgetild worden, héél stresserend. Dat is vaak een aanvaardingsproces.
En wat met de clichés over rassen? Dat labradors kindvriendelijk zijn en dobermanns agressief?
De Keuster: Ook dat moet je sterk nuanceren. Uit een grootschalig Zweeds onderzoek bleek dat er nauwelijks verschillen zijn tussen rasgroepen – herdershonden versus jachthonden, bijvoorbeeld. Tussen individuele rassen waren die er wel: de gemiddelde foxterriër is minder schuw dan de gemiddelde collie. Dat heeft ook te maken met fokgeschiedenis: het ene ras werd gekweekt om op ratten te jagen, het andere om schapen te hoeden en nog andere om op schoot te zitten. Maar binnen rassen zie je vooral individuele verschillen. Dus nee, een agressief of kindvriendelijk ras bestaat niet.
Tot slot nog één taboe: ook honden hebben soms medicatie nodig voor psychische problemen.
De Keuster: Ik heb een oud artikel uit Knack bewaard, waarin Dirk Draulans daar heel kritisch over was. Er zullen ongetwijfeld dierenartsen zijn die te snel medicatie tegen pakweg angst voorschrijven, net zoals dat bij gewone artsen het geval is. Het probleem is dat het onderzoek naar mentale stoornissen bij honden nog in de kinderschoenen staat. Ik vergelijk het soms met de jaren zeventig, toen ‘hyperkinetische’ kinderen naar een streng internaat moesten om heropgevoed te worden. Zo wordt ook vaak naar ‘stoute’ of bijtende honden gekeken. Terwijl we uit onderzoek weten dat er bij honden, net als bij mensen, soms iets misloopt in de prefrontale cortex. Of dat ze posttraumatische stress kunnen hebben, of dementie. Dan kunnen therapie én eventueel medicatie vaak helpen. Dan krijg ik van een eigenaar, die met de moed der wanhoop in mijn praktijk zat, soms na twee maanden telefoon: onze hond wilde nooit spelen, maar doet dat nu ineens wel. Kijk, daarvoor doe ik het dus.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier