Mentale gezondheid: een beetje bang zijn is best oké

Bosbranden wakkeren een ­chronische angst voor hel en ­verdoemenis aan. © AFP via Getty Images
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Vooral bij jongeren nemen angstgevoelens toe. Waarom? Is dat erg? En wat is de functie van bang zijn?

De cijfers in het medisch vakblad Lancet Planetary Health liegen er niet om. Een survey in tien landen van jongeren ­tussen de 16 en 25 jaar oud concludeerde dat bijna 60 procent erg bezorgd is over de klimaatverandering. Liefst 45 procent meldde dat de bezorgdheid hun dagelijks leven beïnvloedt, in de vorm van onder meer slaap- en concentratiestoornissen. Meer dan de helft van de jongeren voelt zich ‘machteloos’ door de klimaatopwarming en ‘verraden door de politici’. Klimaatangst zou overal in de wereld voorkomen, wat vrij uitzonderlijk is. ‘Angst’ moet in dit geval gezien worden als een overkoepelende term, die gevoelens omvat als woede, wanhoop, hopeloosheid en diepe droefheid.

Het topvakblad Nature stelt dat de psychologische tol van wat het ‘eco-angst’ noemt grotendeels onzichtbaar blijft, omdat veel mensen er geen hulp voor zoeken. Het blad waarschuwt er wel voor dat niet iedereen die met zulke angsten worstelt, hulp hoeft te zoeken. Een beetje bang zijn is normaal. Alleen als het je dagelijks leven negatief beïnvloedt, is bijstand aangewezen.

Een vulkaan­uitbarsting leidde tot donkere maanden, en tot angstaanjagende boeken zoals Frankenstein.

Erger dan corona-angst

Want het is duidelijk dat klimaatangst de aanwezigheid van mentale problemen kan verergeren. Vooral de confrontaties met extreem weer wegen op het gemoed van veel mensen. De uitzonderlijke ­droogteperiodes in Afrika en elders, de ­bosbranden en waterbommen bij ons en elders: ze wakkeren een chronische angst voor hel en verdoemenis aan, zeker bij de jonge generaties die zullen moeten leven met de gevolgen van de laksheid van de oudere generaties.

Studies in onder meer Nature Climate ­Change hebben aangetoond dat hogere temperaturen tot meer zelfmoorden kunnen leiden. Ze kunnen epidemieën van slapeloosheid in de hand werken, wat zich kan vertalen in collectief verhoogde mentale stress. Er zijn vergelijkingen gemaakt met de coronacrisis: de angst die jongeren voor de klimaattoestand ervaren, is erger dan hun angst tijdens de pandemie.

Onderzoekers stellen dat de klimaat­verandering niet de eerste ‘existentiële ­crisis’ is waar de mensheid mee geconfronteerd wordt, maar ze is wel anders dan ­vorige crisissen. Ze gebeurt nu en niet in een imaginaire toekomst (zoals een kernoorlog). En ze treft ineens de hele wereld, wat de optie uitsluit dat je eraan kunt ontsnappen.

Jaar zonder zomer

Het blad New Scientist legde een verrassende link met een zware vulkaanuitbarsting in 1815 in wat nu Indonesië is en het ontstaan van het als apocalyptisch te beschouwen horrorverhaal Frankenstein. Dat werd geschreven in 1816, een jaar waarin de ­wereld geteisterd werd door hongersnood en epidemieën als gevolg van de uitbarsting. Die had zo veel stof de atmosfeer ingeblazen dat er geen zomer was. Het ­tijdelijke klimaatprobleem resulteerde in wilde fantasieën over het einde der tijden, die tot ons erfgoed zijn gaan behoren. Doemscenario’s, ze horen er blijkbaar bij, net als het cultiveren van nostalgische gevoelens over vroeger, toen het ‘beter’ was.

Biologen interpreteren angstgevoelens in het algemeen als een soort alarm. Ze waarschuwen ons voor potentieel gevaar – in de prehistorie zullen dat vooral andere dieren geweest zijn. Maar ze maken ons ook fysiek én mentaal alerter om te anticiperen op eventuele problemen. De default-modus in ons systeem is dat je maximaal op veilig speelt om risico’s te vermijden. Amper 15 procent van de mensen, en andere diersoorten, heeft minder last van angsten en durft meer risico te nemen. Dat zijn de verkenners van vroeger, de ontdekkingsreizigers uit het recentere verleden, de oorlogsjournalisten van vandaag. We hebben ze nodig om grenzen te verleggen, maar als er te veel durvers komen, kan de structuur van een groep kraken. De 85 procent voorzichtigen zorgen voor stabiliteit.

Permanente stress

Angst hoeft niet tot mentale en andere problemen te leiden, zolang ze zich alleen manifesteert als het nodig is. Als je hartslag en ademhaling versnellen omdat je na een avondje uit eventjes door een donker straatje moet, is dat normaal. Je lichaam maakt zich automatisch klaar voor iets wat het als bedreigend ervaart, zonder dat er een rechtstreekse aanleiding voor is. Beter te vroeg reageren dan te laat.

Angstgevoelens kunnen versterkt raken door overmatig gebruik van sociale media. © Getty Images

Alleen als je er chronisch mee te maken krijgt en er permanente stress van ondervindt, moet je oppassen en eventueel hulp zoeken. Een derde van de mensen krijgt in hun leven weleens te maken met als onaangepast beschouwde angstaanvallen. Bij 4 procent van de mensen kan onaangepaste angst uitmonden in langdurige stoornissen die een zware mentale en fysieke tol kunnen eisen, zoals plein- of smetvrees.

Angstgevoelens zaten trouwens al in de lift voor de corona- en klimaatcrisissen zich manifesteerden, vooral bij jongeren. Een meta-analyse van een groot aantal ­studies, gepubliceerd in JAMA Pediatrics, besloot dat ook voor de jongste crisissen een vijfde van de jongeren ‘klinisch significante angstsymptomen’ had. Angstgevoelens kunnen versterkt raken door over­matig gebruik van sociale media, die een tendens hebben om negatieve berichten te promoten.

Sociale media werken ook individualisering in de hand, waardoor vriendschappen en andere rechtstreekse contacten aan belang inboeten, wat mensen kwetsbaarder kan maken. Zelfs fysieke factoren, zoals overgewicht en te weinig beweging, ­kunnen angstgevoelens stimuleren. Mensen in ­sociaal kwetsbare omstandigheden zijn vatbaarder voor angstgevoelens, en daaraan gekoppeld eventuele complot­theorieën.

Problematisch gebruik van sociale media bij jongeren, en dan vooral bij meisjes, zit in de lift

Nieuwe bedreigingen

Aangezien angstgevoelens zo universeel zijn, verbaast het dat wetenschappers nog altijd niet precies weten hoe ze getriggerd ­worden. Het is een complex proces. Een belangrijke rol is weggelegd voor de amygdala: een zone in de hersenen die instaat voor het onthouden van angstaanjagende gebeurtenissen en de herinneringen gebruikt om nieuwe bedreigingen te detecteren. Ze staat in directe interactie met onder meer de hypothalamus: een hersenzone die mee verantwoordelijk is voor snelle reacties (vlucht of vecht) en de activiteit van stresshormonen als adrenaline.

Wanneer ze een mogelijk risico detecteert, stuurt de amygdala ook signalen naar zones in de hersenschors die onze emoties reguleren. Zij reageren en zenden indien nodig signalen terug naar de amygdala met de boodschap dat de situatie onder controle is. Dat laatste proces lijkt in de fout te gaan bij mensen die worstelen met angststoornissen. Ze blijven steken in hun angstgevoelens.

Er bestaan uiteraard grote individuele verschillen in angstreacties tussen mensen. Minstens een derde ervan zou genetisch bepaald zijn. Zo toonden onderzoekers in The Journal of Neuroscience aan dat genen die verantwoordelijk zijn voor de productie van de signaaloverdrager serotonine in de hersenen grote verschillen in angstreacties tussen mensen kunnen induceren. Bij ­sommigen gaat de signaaloverdracht veel vlotter dan bij anderen, waardoor ze beter met angstprikkels kunnen omgaan. Ook variaties in de mate van groei van bepaalde hersenzones kunnen verschillen veroorzaken.

Het slaat in de buik

Een studie in Translational Psychiatry illustreert dat zelfs onze darmflora een rol kan spelen in het sturen van angstemoties – het wordt steeds duidelijker dat darmbacteriën intens communiceren met onze hersenen (en omgekeerd). Mensen die steevast bang worden in omstandigheden met veel andere mensen hebben een significant andere samenstelling van hun darmflora dan mensen die niet worstelen met dit type angst. Het opent perspectieven voor behandeling door een aanpassing van de darmflora.

Amper 15 procent van de mensen heeft weinig last van angsten en durft meer risico te nemen.

Ook voeding kan een rol spelen. Een analyse in Frontiers in Psychology besloot recent dat meer dan vijf koppen koffie per dag drinken angstgevoelens in de hand kan werken, mogelijk omdat de cafeïne in de koffie het hartritme versnelt, waardoor een lichaam denkt dat het in angstmodus moet gaan. Het lichaam kan dus de geest sturen, maar het omgekeerde gebeurt ook, met al dan niet realistische angstgevoelens die een lichaam in chronische stress houden.

In New Scientist worden enkele oplossingen aangereikt om goed om te gaan met specifiek klimaatangst. Het kan belangrijk zijn om eco-angst niet louter te zien als een pathologisch probleem waar professionele hulp voor gezocht moet worden, maar als een rationeel signaal dat het misgaat met de wereld en dat daar iets aan moet worden gedaan. Een signaal om in te grijpen dus, via bijvoorbeeld betogingen en andere ­vormen van maatschappelijke druk.

Het omgekeerde kan natuurlijk ook: dat het vermijden van eco-angst ertoe aanzet om de problemen te ontkennen. Het zijn psychologische varianten van de vlucht- of vechtmodus: je loopt weg van de problemen door ze te ontkennen of je probeert er iets aan te doen door je in te zetten voor een betere wereld.

‘Een groot voordeel van eco-angst is dat ze meteen verdwijnt als de oorzaak van de angst wordt weggenomen’, besloot een ­wetenschapper in New Scientist. We weten dus wat ons te doen staat inzake de ­klimaatopwarming: ze moet met alle ­mogelijke middelen bestreden worden.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content