Vrije Tribune

‘Meeste werkenden vinden hun job fijn. Hoe rijmen we dit met de zorgwekkende cijfers over stress?’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Elke Van Hoof (VUB) over de manier waarop negatieve stress aangepakt kan worden.

Het Europees Agentschap voor Veiligheid en Gezondheid op het Werk deed recent een onderzoek naar de meest voorkomende oorzaken van werkgerelateerde stress: 72% van de respondenten ondervond het meeste last van reorganisaties en baanonzekerheid; 66% van de respondenten ging gebukt onder een te grote werkdruk en lange werkdagen en de derde meest voorkomende oorzaak van werkgerelateerde stress waren pesterijen, aangegeven door 59% van de respondenten. Dat zijn cijfers om het benauwd van te krijgen. Uit diezelfde enquête bleek dat ongeveer een kwart van de werknemers van mening is dat er op het werk niet goed met stress wordt omgegaan. Stress is het op één na meest voorkomende werkgerelateerd probleem. Dat maakt werkgerelateerde stress een van de grootste gezondheids- en veiligheidsuitdagingen in Europa.

‘Meeste werkenden vinden hun job fijn. Hoe rijmen we dit met de zorgwekkende cijfers over stress?’

Ook in België en Nederland zien we een forse toename. Als we kijken naar de uitval door psychische stoornissen, zoals depressie en burn-out, dan gaat het op vijf jaar tijd zelfs om een toename van 32%. Trekken we het ruimer, dan zien we dat tussen 2005 en 2015 het aantal mensen dat meer dan een jaar thuis zit met 80% gestegen is. Buiten het leed dat dit met zich meebrengt voor de betrokkenen, en het productiviteitsverlies voor de ondernemingen waar deze uitval voorkomt, kost dat de maatschappij handenvol geld. De totale kost van de arbeidsongeschiktheid wordt voor 2017 op zo’n 7,96 miljard euro geschat. Daarmee overstijgt die kost in 2017 voor het eerst in de Belgische geschiedenis de kost van de werkloosheidsuitkeringen. Wat zijn we er slecht aan toe.

Gelukkig is het niet allemaal kommer en kwel, en vinden de meeste werkenden hun job nog wel fijn. Gemiddeld geven ze een 8 op 10. Dat is best veel, en een goed cijfer. Hoe rijmen we dit met de zorgwekkende cijfers over stress?

Vaak wordt negatieve stress gemeten zonder rekening te houden met hoeveel reserve iemand nog heeft om met deze negatieve stress om te gaan. Deze ‘herstelbehoefte’ is het vermogen om je lichaam en geest tot rust te brengen, en het begrip heeft ondertussen zijn ingang gevonden in de risico-analyses. In de praktijk zie ik nog altijd te weinig dat beide elementen op een goede manier gecombineerd worden. Concreet kan dat gaan om iemand die bijvoorbeeld veel negatieve stress heeft, maar een lage herstelbehoefte, iemand die dus voldoende fysieke armslag heeft om zo’n periode te overbruggen.

Risicogroep

Omgekeerd lijkt het mij dus essentieel om na te gaan wat het percentage is van de werkenden die negatieve stress ervaren én die ook nog eens een hoge herstelbehoefte hebben. Dat lijkt me een goede risicogroep. We kunnen zelfs nog verder gaan. Met name kijken naar het belang van ‘pro-actieve coping’. Talloze studies op het gebied van coping hebben aangetoond dat de wijze waarop mensen omgaan met moeilijkheden en stress, van invloed is op hun gezondheid en welbevinden. Zoals Christina Bode, Bart Thoolen en Denise de Ridder in hun artikel over pro-actieve coping beschreven in het wetenschappelijke tijdschrift ‘Psychologie en Gezondheid’, gaat het vooral om de manier waarop mensen reageren op gebeurtenissen die zich voltrokken hebben en hoe ze zich aanpassen aan de nieuwe situatie – met andere woorden om ‘reactieve coping’.

Het concept ‘proactieve coping’ daarentegen beschrijft hoe mensen omgaan met gebeurtenissen die nog moeten plaatsvinden en die mogelijk (en mogelijk uiteindelijk ook niet) een bedreiging vormen voor hun welzijn of voor hun persoonlijke doelen.

Anders dan traditionele copingtheorieën die het accent leggen op individuen als reactieve wezens die pas in actie komen wanneer zich problemen voordoen, benadrukt de theorie van proactieve coping dat mensen toekomstgericht zijn en actief vormgeven aan hun leven: ze denken na over hun toekomst, anticiperen op mogelijke problemen en ondernemen tijdig actie om te voorkomen dat die problemen daadwerkelijk plaatsvinden.

De meeste mensen zijn van nature in zekere mate proactief, zoals duidelijk wordt uit het op jonge leeftijd regelen van een ouderdomspensioen of het uitstippelen van een studieloopbaan of carrière (daarbij rekening houdend met mogelijke obstakels en barrières), maar ook in het anticiperen op meer alledaagse, potentieel lastige situaties zoals het voorbereiden op een belangrijk gesprek of een moeilijk examen (Bode et al.; 2008). We kunnen er van uit gaan dat iemand die de negatieve effecten van stress ervaart én voldoende pro-actieve coping bezit, zichzelf terug op de rails kan trekken. Het is een groep die best veel lichamelijke klachten kan ervaren en toch geen extra ondersteuning nodig heeft.

Deze twee voorbeelden geven alvast aan dat het lineaire model gebruikt om risicogroepen aan te duiden, achterhaald is, en zorgt voor een bemoedering van bepaalde groepen met negatieve stress. Hierbij moet opgemerkt worden dat ‘bemoederen’ best kwalijke gevolgen kan hebben. Denk maar aan wat er gebeurt met een jong kind waar je steeds hulp en ondersteuning biedt voor de minste hulpvraag… Dat jonge kind zal het bijzonder moeilijke hebben om autonoom op te groeien met een sterk gevoel van eigenwaarde en kennis van de eigen grenzen. Hetzelfde gevaar schuilt er in het ondersteunen van volwassenen. Men ontneemt hen dan de kans om te groeien uit de stress die wordt ervaren wat op lange termijn een verhoogde kwetsbaarheid voor chronische stress met zich meebrengt. Welke steun hebben deze groepen met beschermende psychologische factoren dan nog wel nodig? Wel zoals Stanford-psycholoog Kelly McGonigal mooi beschrijft, kunnen we deze groepen het best helpen met het opbouwen van goede zelfzorg én goede communicatiestrategieën.

Het eenzijdig benadrukken van de mogelijke negatieve effecten van stress ondermijnt onze veerkracht en groei.

En last but not least, het uitbouwen van een groepsgevoel zodat wanneer er negatieve stress aanwezig is, deze kan opgevangen worden door de groep en niet slechts door 1 persoon. Het eenzijdig benadrukken van de mogelijke negatieve effecten van stress ondermijnt onze veerkracht en groei. Het wordt dus tijd om onze lineaire modellen te vervangen door meer complexe en dynamische modellen waarop we dan de waaier aan hulpverlening kunnen op toepassen. Deze complexe modellen zouden ook wel eens het antwoord kunnen zijn op de vraag: ‘Wanneer zetten we welke hulpverlener in? En wanneer kan een coach werken aan groei?’

Van de polarisatie rond het thema die zich vandaag soms afspeelt, is alleen wie last heeft van negatieve stress, de pineut. En dat kan niet getolereerd worden. Het is duidelijk dat er heel wat mensen niet meer weten van welk hout pijlen te maken. En deze mensen hebben recht op de juiste ondersteuning en/of de juiste zorg op het juiste moment. We kunnen niet toelaten dat we hier een compromis over sluiten. Het zou wel eens ons kind, onze partner of je beste vriend kunnen zijn…

Aanpak

Wanneer de kennis vanuit de psychosociale risico-analyse kan gekoppeld worden aan kennis over het psychologische kapitaal, wordt de aanpak wel helder. Mijn inziens kan negatieve stress opvangen worden via de ontwikkelingsgerichte aanpak van coaches wanneer de psychologische hulpbronnen – herstelbehoefte, pro-actieve coping, het vermogen om zich los te koppelen van status, … – aanwezig zijn. Er zijn dan wel lichamelijke klachten maar ook voldoende psychologisch kapitaal om voor groei te gaan. Wanneer dit psychologisch kapitaal echter niet meer aanwezig is, kan een klinisch psycholoog soelaas brengen want dan dringt therapie zich op. Therapie niet alleen van de negatieve effecten van stress maar tevens ook van de opbouw van het psychologisch kapitaal.

Ondanks de urgentie die de cijfers ons opdringen, blijven ook wij nog veel te veel ons eigen territorium afschermen. We blijven nog teveel de nadruk leggen op elkaars beperkingen.

Maar kijk eens naar de grote groep die onze hulp nodig heeft. Denk je echt dat deze gebaat zijn bij een overzicht van de beperkingen van coaches, artsen, psychologen? Is het niet veel beter om onze kennis en kunde te tonen, onze samenwerking en meerwaarde? Staan we samen niet sterker, om geloof, hoop en perspectief te bieden dat er licht is aan het einde van de tunnel.

Prof. dr. Elke Van Hoof is klinisch psycholoog met specialisaties in psychodiagnostiek, trauma, stress en burn-out. Ze doceert medische en gezondheidspsychologie (sinds 2006) alsook klinisch psychologische interventies (vanaf academiejaar 2017-2018) aan de Vrije Universiteit Brussel.

Partner Content