Kwetsbaar hart of versleten longen: niet elk orgaan veroudert even snel

© Getty
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Bij de ene mens veroudert het hart snel, bij de andere het afweersysteem. Een passe-partoutoplossing tegen ouder worden zit er dan ook niet in. Leren aanvaarden is de sleutel.

Als mensen aan zichzelf in de toekomst denken, gebeurt er iets curieus. Ze activeren geen zones in de hersenen die een rol spelen in de omgang met hun huidige zelf, maar zones die ook wakker worden als ze bijvoorbeeld BV’s zien. Onze hersenen zien imaginaire beelden van onszelf in de toekomst blijkbaar als vreemdelingen. Het heeft mogelijk te maken met het feit dat we in het grootste deel van de geschiedenis van de mensheid veel korter leefden dan vandaag, en bijna uitsluitend bezig moesten zijn met overleven. Dromen van een waardige oude dag was er niet bij. De luxe van te kunnen zitten en mijmeren is evolutionair waarschijnlijk van heel recente datum.

Nochtans zou het nuttig zijn om ons geregeld eens te buigen over ons toekomstbeeld, over hoe we er later uit zullen zien en hoe we ons zullen gedragen. Volgens een analyse in het blad New Scientist zou het ons uit het vermaledijde kortetermijndenken kunnen halen, dat zo destructief is in de strijd tegen milieuproblemen zoals de klimaatopwarming. Maar het zou ook kunnen helpen om waardig oud te worden. Oud worden is onvermijdelijk als er onderweg geen calamiteiten gebeuren, dus kun je je er maar beter op voorbereiden. Nogal wat mensen die het hardnekkig voor zich uit schuiven, vallen in een diepe put wanneer ze met pensioen moeten.

Nieuwe aanpak

Op veel plekken in de wereld is de gemiddelde levensduur de voorbije anderhalve eeuw verdubbeld, van zo’n 40 naar meer dan 80 jaar. Een voorlopig moeilijk te counteren gevolg is dat mensen een steeds langere periode in minder goede gezondheid doorbrengen: zo’n 19 jaar voor vrouwen en 16 jaar voor mannen, die gemiddeld nog altijd wat minder lang leven. Dan is het zaak om de negatieve aspecten van veroudering zo goed en zo lang mogelijk onder controle te houden.

Uiteraard bekijkt ook de wetenschap het verouderingsproces en hoe het tegen te gaan. Je ziet de laatste jaren een drastische paradigmashift: in plaats van te focussen op hoe we ziektes en andere ongemakken kunnen bestrijden, komt er meer aandacht voor hoe we zo lang mogelijk gezond kunnen blijven. We gaan naar de dokter als we ons niet goed voelen, waarna we pillen nemen om beter te worden. Maar ondertussen is het glashelder dat we ons leven beter zo organiseren dat we zo veel mogelijk vermijden dat we ziek worden. Het klinkt banaal en voor de hand liggend, maar het is een wereld van verschil.

Het vakblad Nature belichtte onlangs de nieuwe ontwikkelingen in de medisch-wetenschappelijke aanpak van veroudering. Die volgden na de ontdekking van genen bij rondwormen, en later ook bij muizen, die mee bepalen hoe oud de beestjes worden. In sommige gevallen kan een mutatie hun levensduur verdubbelen. Mensen hebben vergelijkbare genen, die effectief een rol lijken te spelen in het bepalen van hun levensverwachting. Minder eten, en zeker geregeld vasten, lijkt het gunstige effect van die genen na te bootsen.

Omdat mensen het erg moeilijk hebben om een dieet lang genoeg vol te houden, is er een koortsachtige speurtocht bezig naar geneesmiddelen met hetzelfde effect. Het is een uitloper van de oude aanpak om met kunstgrepen het leven te proberen verlengen en langer aangenaam houden. Waarom zou je elke dag een uur hardlopen als je een pilletje kunt nemen dat hetzelfde effect heeft op je gezondheid? Gelukkig zijn veel wetenschappers een andere weg ingeslagen: de weg van meer aandacht voor levensstijlfactoren zoals voeding en beweging, zonder dat ze medisch worden bijgestuurd. Preventie is een modewoord geworden, en terecht.

Weerstand

Er bestaan grote individuele verschillen tussen mensen in de manier waarop ze oud worden, genetische en andere. Illustratief is een recente studie in Nature Communications die aantoont dat de veerkracht van iemands afweersysteem in de omgang met de uitdagingen van alledag in grote mate bepaalt hoe oud je kunt worden. Er konden zelfs specifieke eigenschappen van T-afweercellen gekoppeld worden aan de verschillen in slagkracht.

Mensen met de beste weerstand zijn beter in staat om bijvoorbeeld griep- en andere virusaanvallen af te slaan en sneller verwondingen te genezen dan anderen. Ze leven gemiddeld ook langer. Vrouwen hebben doorgaans een betere weerstand dan mannen, maar in beide geslachten neemt de veerkracht met het ouder worden af – het is een onvermijdelijk proces. Toch kan een fractie van de negentigplussers een afweersysteem behouden dat veerkrachtiger is dan dat van sommige jongvolwassenen. Ze blijven vooral gezond omdat hun lichaam in staat blijft om efficiënt in te grijpen als dingen fout beginnen te gaan. Het zijn genetische geluksvogels.

78 organen

In Nature Medicine verscheen een tijdje geleden een overzicht van wat wetenschappers ‘verouderingstypes’ (ageotypes in het jargon) noemen. Ze zijn gebaseerd op de vaststelling dat niet alle mensen op dezelfde manier verouderen. Ze maakten een onderverdeling op basis van welk orgaan minder goed begint te werken. Een mensenlichaam heeft 78 organen, maar die verouderen niet op dezelfde manier en evenmin in hetzelfde tempo. Je kunt bijvoorbeeld oude nieren hebben, maar een verhoudingsgewijs jonge lever. In eerste instantie werden er vier grote orgaancategorieën in verouderingsprocessen afgebakend, gecentreerd rond het afweersysteem, de lever, de nieren en het stofwisselingsstelsel. Bij veel mensen veroudert een van die vier beduidend sneller dan de andere.

Volgens Cell Reports zijn er later meerdere orgaancategorieën bijgekomen, zoals het hart en de darmflora. Nu zouden er courant negen gehanteerd worden. De verwachting is dat het er niet meer dan twintig zullen worden, omdat sommige organen toch gecoördineerd verouderen, vooral omdat ze elkaar mee naar beneden kunnen halen door spill-overeffecten. Versleten longen kunnen een versnelde cardiovasculaire veroudering in de hand werken, die op haar beurt spieraftakeling in gang kan zetten. Het orgaan dat het snelst veroudert, zal in belangrijke mate bepalen aan welke verouderingsziektes iemand zal lijden. Mensen met nierproblemen hebben nieren die tot elf jaar ouder kunnen zijn dan hun officiële leeftijd, terwijl mensen met aandoeningen als dementie verhoudingsgewijs oude hersenen hebben.

In Cell lijstte een studie elementen op waarmee verouderingsprocessen in organen kunnen worden vastgesteld en vergeleken. Het gaat onder meer om het identificeren van zogenaamde epigenetische kenmerken op het DNA: chemische stoffen die mee bepalen welke genen wanneer in eiwitten worden overgeschreven. Ze kunnen ook signalen van aftakeling zijn.

Het is ook nuttig om te exploreren welke eiwitten een lichaam in welke hoeveelheden produceert. Van 5000 grondig onderzochte eiwitten bleken er ongeveer 850 door één orgaan te worden afgescheiden. Gesofisticeerde algoritmen kunnen een welbepaalde eiwitsamenstelling in een lichaam linken aan de snelheid van verouderingsprocessen. Ze bieden een basis voor het onderscheid tussen chronologische veroudering (je leeftijd) en biologische veroudering (de snelheid van aftakeling, onder meer van aparte organen).

Hartfalen

In Nature verscheen een analyse van de evolutie van elf belangrijke organen in meer dan 5000 mensen. Het was snel duidelijk dat de veranderingen, gemeten aan de hand van de eiwitsamenstelling in het lichaam, ook hier totaal niet uniform waren. Ze verschilden drastisch van persoon tot persoon, zelfs voor mensen met dezelfde leeftijd.

In een lichaam kon één orgaan ook daadwerkelijk opvallend sneller verouderen dan al de andere – het gebeurde bij een vijfde van de onderzochte mensen. Dat feit alleen al was gekoppeld aan een hogere vatbaarheid voor gezondheidsproblemen en een minder lang leven. Opvallend was bijvoorbeeld dat de 2 procent van de onderzochte mensen met een snel verouderend hart liefst 250 procent meer kans op hartfalen hadden dan de gemiddelde persoon van dezelfde leeftijd.

De basisconclusie van al het werk is dat veroudering zo veel individuele variatie vertoont dat het zo goed als ondenkbaar is dat er ooit een passe-partout gevonden wordt om de strijd ertegen te stroomlijnen. Het inzicht benadrukt voor de zoveelste keer het belang van gepersonaliseerde geneeskunde: veel mensen worden ziek op een specifieke manier, en verdienen een aangepaste behandeling om hun problemen te counteren. Als er meer aandacht gaat naar vermijden dat je ziek wordt, moet er ook meer aandacht zijn voor een gepersonaliseerde evaluatie en eventuele bijsturing van je levensstijl om zo lang mogelijk gezond te blijven.

Daarbij mag er buiten de klassieke lijntjes gekleurd worden. Er zijn mensen die perfect wat dikker dan gemiddeld kunnen zijn zonder dat het hun gezondheid in gevaar brengt. Er zijn mensen die zichzelf meer kwaad dan goed kunnen doen door intensief te sporten – als ze een wat kwetsbaar hart hebben, bijvoorbeeld. Het heeft ook niet altijd zin om je mentaal te teisteren door fysiek iets te willen doen waar je geest zich tegen verzet. Goed luisteren naar je lichaam kan nooit kwaad. En binnenkort zullen er ongetwijfeld grootschalige diagnosetests op de markt komen waarmee je relatief snel vrij betrouwbare inzichten in de specifieke verouderingsaspecten van je lichaam kunt krijgen. Daar kun je dan concreet op inspelen.

Fantaseren

Ondertussen benadrukken gerontologen het belang van een positieve benadering van het verouderingsproces. Je kunt er toch niet aan ontsnappen, dus je kunt je er beter mee verzoenen. Dan kan het helpen om op voorhand al wat te fantaseren over je toekomstige leven als ‘senior’. Dat hoeft geen kommer en kwel te zijn. Veel ouderen blijken het mentaal makkelijker te hebben na hun pensioengerechtigde leeftijd dan ervoor, omdat ze minder worstelen met beslommeringen over kinderen, werk en afbetalingen. Het hoeft niet te verbazen dat mensen op leeftijd minder makkelijk depressief worden dan toen ze jong waren. Het lijkt ook zinloos je obstinaat te verzetten tegen de ouderdomskwaaltjes die onvermijdelijk opduiken.

‘We zien veroudering te vaak als iets negatiefs, terwijl het net goed is voor ons mentaal welzijn’, zegt ouderdomspsychiater Mathieu Vandenbulcke (KU Leuven) daarover in het blad Sonar. ‘Ouderen richten zich meer op de positieve aspecten van het leven en zijn emotioneel stabieler. Veel ouderen krijgen te maken met gezondheidsproblemen. Je daartegen verzetten is zinloos. Mensen die kunnen loslaten en hun verwachtingen afstemmen op wat mogelijk is, zijn vaak gelukkiger.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content