Dirk Draulans
‘Hoe ondraaglijk zal ons leven worden, in een biologische variant van een combinatie van Ikea en een lunapark?’
‘Hoe lang gaan wij het nog uitzingen?’ vraagt Dirk Draulans zich af. Hij staat stil bij de duizelingwekkende manier waarop we de natuur uit onze leefomgeving aan het hameren zijn. ‘Het is frustrerend geworden om de strijd voor het behoud van onze biodiversiteit te blijven voeren.’
Soms word je koud gepakt en keihard met een natte handdoek in de nek geslagen door wetenschappelijke gegevens. Het overkwam me na de lectuur van een recent rapport in het topvakblad Proceedings of the National Academy of Sciences. Het behandelde de prangende vraag hoe lang het zal duren voor de biodiversiteit die wij massaal uit onze leefomgeving aan het hameren zijn, zich hersteld zal hebben. Dat zal zo’n 3 tot 5 miljoen jaar duren. En als we de biodiversiteit terug willen die er was voor de mens zo’n tienduizend jaar geleden aan zijn ‘beschavingsparcours’ begon, zal dat 5 tot 7 miljoen jaar duren. Het is om moedeloos van te worden.
Je kunt je dan als evolutiebioloog verschuilen achter het grote plaatje, achter de bedenking dat de aarde ons wel zal overleven, dat het met ons ooit ook wel eens gedaan zal zijn – sommigen zullen zeggen: hoe sneller, hoe liever. Onze verdwijning zal dan nieuwe evolutionaire opties mogelijk maken, zoals wij ook maar konden ontstaan omdat 65 miljoen jaar geleden de dinosaurussen in één grote klap weggevaagd werden door de inslag van een komeet, en het leven op aarde vrij spel kreeg voor nieuwe experimenten.
Hoe ondraaglijk zal ons leven worden, in een biologische variant van een combinatie van Ikea en een lunapark?
Maar hoe lang gaan wij het nog uitzingen? En hoe ondraaglijk zal het leven ondertussen zijn, in een biologische variant van een combinatie van Ikea en een lunapark: overal in de wereld krek hetzelfde, met vooral flikkerende lichtjes en andere mensensnufjes, en met hetzelfde beperkte gamma aan dieren en planten dat zich met succes genesteld heeft in ons zog? Waar zullen kinderen de verwondering moeten halen die ze nu ervaren bij het zien van een koninginnenpage op een korenbloem? Waar zullen mensen overvallen kunnen worden door het gevoel van schoonheid en respect bij het waarnemen van een dolfijn of een olifant?
De harde cijfers zijn om van te duizelen. Volgens WWF zijn we de jongste halve eeuw meer dan de helft van het totaal aantal gewervelde dieren (dat is alles van vissen tot en met zoogdieren) kwijtgespeeld. Als je de gegevens uitdrukt in biomassa (een biologische maat voor een combinatie van aantallen en gewicht) wegen de mens en zijn vee momenteel 22 keer zwaarder dan de rest van de zoogdieren op één grote hoop gegooid. Een achtste van de vogelsoorten is op korte termijn met uitsterven bedreigd. Enzovoort, enzovoort. Ik zei het al: het is om moedeloos van te worden.
En dan moet je je nog constant verantwoorden voor de energie die je pompt in pogingen om wat natuur te redden. In de regio van de Waaslandpolders waar ik woon, wordt gewerkt aan nieuwe natuur om natuur te vervangen die werd vernietigd voor de uitbreiding van de Antwerpse haven – een gevolg van Europese verplichtingen die aan sancties gekoppeld zijn, want anders zou die nieuwe natuur er nooit komen. Je moet echter blijven uitleggen dat deze demarche verantwoord is, en dat het een tijd kan duren voor die nieuwe natuur op zijn plooien is.
Natuur afbreken is gemakkelijk: je pompt iets droog, je kapt er zand in en je giet er asfalt over. Natuur opbouwen is een langdurig proces dat veel inzet vergt. Een huis afbreken kan ook in twee dagen, een huis bouwen duurt jaren. Maar toch worden de plannen voor een mooi overstromingsgebied langs de Schelde waar natuurliefhebbers tot voor kort alleen maar van konden dromen, door hardleerse tegenstanders van nieuwe natuur nog altijd afgedaan als het graven van een modderbak.
De dieren hebben wel één voordeel ten opzichte van de natuurbewuste mens. Zij weten niet wat hen te wachten staat. Het is een groot voordeel.
Je moet je ook constant verweren tegen vooral filosofen – volk dat dikwijls claimt het holistisch kader te zien, maar toch altijd en overal de mens centraal stelt – die poneren dat dieren als de ijsbeer en de reuzenpanda zich maar moeten aanpassen aan de massale aanwezigheid van de mens, want dat de klassieke darwiniaanse overlevingsmechanismen dat vereisen: aanpassen of verzuipen. Als ze uitsterven is het hun eigen schuld.
Je kunt dan oeverloos blijven herhalen dat de snelheid waarmee wij onze leefomgeving om zeep helpen, zo hoog ligt dat de klassieke darwiniaanse overlevingsmechanismen in veel gevallen te traag functioneren om aanpassingen mogelijk te maken. Dikwijls krijg je dan een smalend lachje te zien – ocharmen, zie de bioloog, hij loopt vast in de beperkingen van zijn mechanismen.
En je kunt je als bioloog op glad ijs wagen en filosofische argumenten aandragen: je kunt erop wijzen dat wat filosofen als het hoogste goed in de mensheid ervaren, elementen als ethische reflectie en juridische rechtvaardigheid zijn, en dat wij niet het recht hebben om zomaar andere soorten in de vernieling te werken. Zeker omdat we ons ondertussen zeer goed bewust zijn van wat we aan het doen zijn.
Het is een moeilijk argument, want je moet rekenen op de goodwill van een groot aantal mensen om het te laten werken. Maar het getuigt hoe frustrerend het geworden is om de strijd voor het behoud van onze biodiversiteit te blijven voeren. Als ik nu vanuit mijn raam uitkijk over het poldernatuurgebied voor mijn woonst, en de eerste winterkolganzen vredig zie grazen in het zonnetje, en de witte buizerd die er bijna altijd op een weipaaltje zit roepend zie rondkijken, vrees ik het ergste voor hun toekomst.
De dieren hebben wel één voordeel ten opzichte van de natuurbewuste mens. Zij weten niet wat hen te wachten staat. Het is een groot voordeel.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier