Hoe nachtelijke verlichting de glimworm in de problemen brengt

© iStock
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

De glimworm is geen worm, maar een kever. Glimmen doet hij wel. Soms toch.

De larven van de glimworm zijn lelijke mormels die zich nuttig kunnen maken voor tuiniers, want ze eten slakken en naaktslakken. Ze worden tot twee centimeter groot en zijn herkenbaar aan de rijen rozige vlekjes op hun flanken. Ze leven op of in de grond en kunnen twee jaar oud worden. In die tijd doen ze niets anders dan vreten of een winterslaap houden.

Na hun tweede winter ondergaan ze een metamorfose, die bij vrouwtjes ergens onderweg blijft steken, want zij blijven er een beetje uitzien als een larve. Ze hebben bijvoorbeeld geen vleugels, en zijn dus verplicht honkvast. Tijdens de metamorfose hebben ze wel een belangrijk kenmerk bijgekregen: de mogelijkheid om licht te maken in hun achterste lichaamssegmenten.

Het groenachtige licht is het product van een efficiënt biochemisch systeem dat steunt op het enzym luciferase. Bijna alle energie die erin gaat, wordt omgezet in licht, amper 2 procent gaat verloren als warmte. De vrouwtjes kunnen twee uur per nacht ononderbroken gloeien – ze doen dat vooral in juni. Met hun licht proberen ze een mannetje aan te trekken. Na twee uur gaat het kaarsje stilletjes uit en begint de recuperatie. Dat houden ze een tiental nachten vol. Als ze in die tijd geen mannetje gevonden hebben, is hun leven vruchteloos geweest.

De vrouwtjes kunnen twee uur per nacht ononderbroken gloeien – ze doen dat vooral in juni.

De mannetjes zijn kleiner dan de vrouwtjes en zien er wel uit als het kevertje dat de glimworm eigenlijk is. Ze kunnen ook vliegen. Mannetjes kunnen een beetje licht maken, maar ze doen dat alleen als ze in gevaar zijn, als afschrikkingsmiddel. Elke nacht fladderen ze een paar uur rond op zoek naar een vrouwtje. Ze kunnen haar lichtje van maximaal 50 meter ver oppikken. Als ze er één gevonden hebben, volgt een paring. Nadien legt het vrouwtje een honderdtal eitjes en sterft ze. Volwassen glimwormen eten niet – ze zijn er alleen om de voortplantingscyclus rond te maken.

De grote glimworm is niet echt zeldzaam in Vlaanderen. Hij kan gezien worden in wat vochtige tuinen met voldoende lang gras en strooisel op de bodem. Maar onze glimwormen komen in de problemen door de alomtegenwoordige nachtelijke verlichting. Biologe Mira Van den Broeck (UAntwerpen) kon met haar collega’s aantonen dat de diertjes heel gevoelig zijn voor artificieel nachtlicht.

In The Journal of Insect Conservation beschrijven ze de resultaten van hun experimenten met witte ledlampen die de klassieke oranje straatlampen vervangen. Zelfs zwakke lichtintensiteiten volstaan om mannetjes zo sterk te hinderen dat ze geen vrouwtjes meer vinden. Omdat vrouwtjes zich amper kunnen verplaatsen, kunnen ze ‘slechte plekken’ niet verlaten. Te veel kunstlicht is funest voor een glimwormenbiotoop.

Naast de grote glimworm komt in Vlaanderen ook een kleine voor, die veel zeldzamer is, omdat hij een specifiekere biotoop met meer bomen en struiken nodig heeft. De kleine glimworm wordt soms vuurvliegje genoemd, omdat, anders dan bij de grote, ook de rondvliegende mannetjes licht geven. Mogelijk zijn ze mee de bron van de mythe van de nachtelijke dwaallichtjes die mensen ooit bang maakten. Nu moeten wij bang zijn dat de dwaallichtjes verdwijnen als gevolg van onze eigen activiteiten.

Uw tuin glimwormvriendelijk ken?

www.maaimeiniet.be.

Partner Content