Dirk Draulans’ beestenboel: waarom het kroeskopje van wijnkelders houdt

Het was even schrikken toen er thuis in de kelder in een doos vol hazel- en okkernoten van twee herfsten geleden ineens een heleboel motjes bleken te zitten: het gespikkelde kroeskopje, volgens de (gratis) identificatieapp ObsIdentify. De beestjes verspreidden zich geleidelijk over de kelder, de trap en de gang naar de buitendeur. Af en toe ging er eentje op ontdekkingsreis naar verdere oorden.
Het waren vrij mooie diertjes van een kleine centimeter groot, met een gevarieerd kleurenpatroon van grijzige en zwarte vlekken in diverse vormen. In onze contreien komt ook een sterk gelijkend gewoon kroeskopje voor, dat bruiner is. De app maakt doorgaans feilloos het onderscheid. Hun naam danken de diertjes aan een bosje witte haartjes boven op hun kop.
Je zou kunnen zeggen dat er twee versies van een kroeskopje bestaan, afhankelijk van hun leefgebied: binnen bij mensen of buiten. De buitenmotjes zijn actief van mei tot september, maar ze worden steeds vroeger én later in het seizoen gezien, ongetwijfeld een effect van de klimaatopwarming. Ze zijn vooral actief in de schemerzones. Het grootste deel van het jaar leven ze in rupsvorm. Ze overwinteren ook als rups.
Het voornaamste leefgebied van kroeskoprupsjes in onze natuur zijn vlezige zwammen, zoals de berkenzwam of de doolhofzwam die vooral op eiken en beuken voorkomt. De zwammen enten zich op ‘wondplekken’ van bomen of afstervende stammen.
De vrouwtjes van de kroeskopjes leggen hun eitjes op plaatjes onderaan de dikke hoed van de zwammen, waarna de rupsjes zich een weg naar binnen vreten. In hun zog volgen mijten en schimmels, die samen een eigen ecosysteempje in een zwam kunnen creëren.
Er bestaan twee versies van de motjes, afhankelijk van hun leefgebied: binnen bij mensen of buiten.
In huis leven kroeskopjes van opgeslagen granen, rijst, noten en andere voedingswaren. Ze kunnen ook dood hout aan, en zelfs boekenkaften en kurken, waardoor ze af en toe een probleem worden.
Passie voor wijn
In Italië zijn plagen van kroeskopjes in wijnkelders beschreven. Het bekendste voorbeeld is een exclusieve wijnkelder met 13.000 flessen gevuld met dure rode wijn, die tientallen jaren moesten blijven liggen. De beestjes waren in de kelder geraakt en de vrouwtjes dropten hun eitjes in piepkleine scheurtjes in de kurken.
Niet zelden boorden de rupsen zich helemaal door de kurk tot ze de wijn bereikten. Dan was een fles verloren. Het is niet evident om zo’n plaag te bestrijden. Feromoonvallen waarmee de motten gelokt worden lijken de beste optie, maar een garantie op uitroeiing bieden ze niet.
Leuk detail is dat kroeskopjes veel meer in kurken van flessen met rode wijn gevonden worden dan in witte wijnflessen.
Al naargelang de temperatuur in hun omgeving leven rupsen van kroeskopjes twee- tot vierhonderd dagen voor ze verpoppen. Hoe kouder het is, hoe langer ze rups blijven. Nadat ze als motje uitgevlogen zijn, gaat het snel. Ze paren al enkele uren nadat ze uit hun pop kwamen. Binnen de veertien dagen zijn alle eitjes gelegd en sterven de vlinders.
In de buitenlucht produceren kroeskopjes slechts één tot twee generaties per jaar, maar binnenshuis kunnen ze zich bijna continu voortplanten. Het verhoogt uiteraard hun succes.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier