‘Het bannen van plastics wil zeggen dat we voor al die toepassingen een alternatief moeten verzinnen, en daar wringt het schoentje’, schrijft expert materiaalkringlopen Pieter Billen.
Het is slechts mijn perceptie, maar ik heb de indruk dat Mei Plasticvrij in 2020 wat onder de radar bleef. Niet verwonderlijk natuurlijk, in deze speciale coronatijden, volledig gedomineerd door slechts één nieuwsitem. Dit kan ook duiden op prioriteiten bij de consument; bij de start van de lockdownmaatregelen trachtte ook ik mijn bezoeken aan de supermarkt tot een minimum te beperken. En was ik blij dat veel voeding dankzij plastic verpakkingen een relatief lange houdbaarheidstermijn hebben.
Plastic afval was en is een probleem. Dat zal je weinigen horen ontkennen. De oplossing? Eigen aan de mens is om zich snel te scharen achter een eenvoudige oplossing: “ban de plastics!” Was het maar zo eenvoudig… De plastics die we al decennia integreren in ons economisch weefsel hebben namelijk een functie: het beschermen van voeding, samenhouden van objecten, creëren van lichtgewicht voorwerpen, thermische en elektrische isolatie, enz. Bannen van plastics wil dus zeggen dat we voor al die toepassingen een alternatief moeten verzinnen, en daar wringt het schoentje. Vermijden van verpakkingen, thans het beste alternatief, is niet altijd mogelijk of wenselijk.
Het is zonde om plastic materialen verloren te laten gaan, in plaats van ze te recycleren.
Nog vóór het verzinnen van oplossingen, moet je durven het probleem voldoende helder te schetsen. Het meest in het oog springend zijn dan zwerfvuil en mariene vervuiling. Dit staat al enkele jaren – terecht – hoog op de agenda van milieubewegingen, en is tevens opgepikt door zowel de publieke als private sector. Maar een tweede, minder voor de hand liggend probleem is de energie-intensiteit van het produceren van plastics. Zolang we dit niet met groene energie doen, is dit verantwoordelijk voor een relatief hoge koolstofvoetafdruk. Maar maak je geen illusies, voor dezelfde functionaliteit is deze voetafdruk veel hoger voor karton. Net daarom is het zo zonde om plastic materialen verloren te laten gaan, in plaats van ze te recycleren.
Dat brengt ons al wat dichter bij een mogelijke oplossingsstrategie: recyclage. Volgend op de druk van de publieke opinie, die ook haar weerslag had op beleidsinitiatieven op verschillende niveaus (van lokaal tot Europees), zijn de chemische industrie en kunststoffenindustrie keihard op zoek naar manieren om plastics te recycleren. De onderzoeks- en ontwikkelingsinspanningen in dat domein zitten sterk in de lift. Laat het duidelijk zijn: bedrijven hebben wel een maatschappelijke verantwoordelijkheid, maar zijn bovenal opgericht met het oog op economische return. De chemische en kunststoffenindustrie hebben al decennia getoond dat uitmuntend kunnen voldoen aan reële vragen uit de markt. We moeten als consument dan ook de hand in eigen boezem durven steken, en toegeven dat de vraag rond duurzame verpakkingsmaterialen slechts een zeer recente vraag is. Gun onderzoekers en bedrijven nu de tijd om de ingeslagen weg verder te zetten, als je weet dat een gemiddeld doctoraat vier jaar duurt, en de ontwikkeling van een nieuwe fabriek al even lang. De combinatie van nieuwe uitvindingen én de transformatie van een waardeketen gebeuren nu eenmaal niet in één dag, niet in één week, en helaas ook niet in één jaar.
Laat het dus duidelijk zijn, de recente innovaties, en zij die op til zijn, rond plasticsrecyclage zijn er gekomen dankzij de vraag (lees: eis) van consumenten naar meer duurzame verpakkingsmaterialen. Het is die vraag die zich vertaalt in openbaar beleid, waarop de industrie zich alvast voorbereidt. Blijf dus als consument mondig, en overtuig je medeconsumenten en beleidsmakers van het nodige pad naar duurzame materialen. Overtuig ook je beleidsmakers om voldoende middelen én instrumenten te voorzien ter ondersteuning van nieuwe recyclageactiviteiten, eerder dan plastics te vervangen door karton of andere alternatieven.
Dan blijft nog de vraag van het zwerfvuil. Recyclage reduceert dan wel direct de impact van verpakkingsmaterialen op bijvoorbeeld het klimaat (doordat minder nieuwe materialen geproduceerd moeten worden), de bijdrage ervan in het bestrijden van zwerfvuil is hoogstens indirect. Meer recyclage betekent hogere afvalprijzen, tot een zekere limiet. Dit resulteert op zijn beurt in meer moeite voor (selectieve) inzameling, en zou zo de bewustwording bij consumenten kunnen verhogen. Wie weet, kan zelfs een slim statiegeldsysteem recyclagecijfers doen verhogen. Maar mijn recente vaststellingen van mondmaskers langs de straat geven me weinig vertrouwen dat statiegeld of zelfs een ban op bepaalde verpakkingen dit probleem zal oplossen. In regio’s waar zwerfvuil amper een issue is, heerst er ofwel een groot moreel besef, ofwel is er keiharde repressie. Waarom lijkt dit laatste bij ons onbespreekbaar?
Pieter Billen is docent aan de Faculteit Toegepaste Ingenieurswetenschappen van de Universiteit Antwerpen, en is als expert materiaalkringlopen geassocieerd lid van het CAPTURE onderzoeksplatform.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier