Vrije Tribune
‘Het familierecht moet worden opgesteld voor meer soorten families dan vandaag het geval is’
‘Het familierecht van 2019 uit ons Burgerlijk Wetboek staat nog altijd op de fundamenten van de Code civil die Napoleon Bonaparte in 1804 uitvaardigde’, schrijft Frederik Swennen voor de Universiteit Van Vlaanderen. ‘Door drie beperkingen stoten heel wat ouderschappen op onnodige wettelijke grenzen.’
Ik zou hier een lans willen breken voor de wettelijke bescherming van alle ingewikkelde families van 2019. Die bescherming is er nu niet omdat de wetgever zich blindstaart op de idee dat zowel partnerschap als ouderschap moet zijn gebaseerd op een seksuele relatie tussen twee personen die ook een huishouden delen. Dat idee gaat terug tot het jaar 1804, en is dringend toe aan een update. In mijn college voor de Universiteit van Vlaanderen besprak ik de gevolgen van de oude regelgeving op de manier waarop partnerschap vandaag nog steeds wettelijk geregeld wordt. Hierna maak ik de oefening, met hetzelfde besluit, voor het ouderschap.
Het familierecht van 2019 uit ons Burgerlijk Wetboek staat nog altijd op de fundamenten van de Code civil die Napoleon Bonaparte in 1804 uitvaardigde. Natuurlijk is ons familierecht sinds 1804 grondig gewijzigd, samen met de families die het organiseert. Anno 2019 is de vrouw geen gehoorzaamheid meer verschuldigd aan haar man, als ze überhaupt nog huwt. Buitenechtelijke kinderen zijn nu even wettig als huwelijkse, en een vader kan zijn onbuigzame kinderen niet meer doen opsluiten in een gevangenis.
Het familierecht moet worden opgesteld voor meer soorten families dan vandaag het geval is.
De fundamenten, echter, zijn ongewijzigd gebleven. Ze berusten op het biopolitieke concept van de seksuele, binaire en sedentaire familie. Dit komt erop neer dat de familie ontstaat uit de seksuele relatie tussen één man en één vrouw, die tafel én bed delen, en samen de ouders zijn van de kinderen die ze voortbrengen en binnen hun huishouden opvoeden. Het is slechts een voetnoot in de geschiedenis dat partnerschap (sinds 2000) en ouderschap (sinds 2006) ook openstaan voor twee personen van hetzelfde geslacht. Die openstelling heeft immers niets afgedaan aan de drie genoemde fundamenten. Integendeel heeft de wetgever ze net versterkt door homo’s en lesbiennes mee te mainstreamen. Ik leg daarom nu uit wat het probleem is, en waarin de oplossing bestaat.
Door drie beperkingen stoten heel wat ouderschappen op onnodige wettelijke grenzen.
1. Ouderschap is seksueel. Twee verwanten kunnen niet samen ouder of adoptant zijn van hetzelfde kind. Dankzij het Grondwettelijk Hof zijn er wel afwijkingen mogelijk van die regel. Bijvoorbeeld zag het Hof geen bezwaar tegen de adoptie, door een vrouw, van de dochter van haar tweelingzus met wie ze samenwoonde, om samen het ouderschap op te nemen. Toch blijft veel wetgeving er nog op gebaseerd dat de twee ouders met elkaar een seksuele samenwoningsrelatie moeten hebben (gehad). Dat is bijvoorbeeld een uitdrukkelijke voorwaarde voor adoptie – twee vrienden kunnen niet samen adoperen.
2. Ouderschap is binair. Dat een kind tegelijkertijd maximaal twee ouders met ouderschapsrechten kan hebben, is achterhaald door het groeiende aantal hersamengestelde gezinnen na scheiding. Elke bijkomende ouder sluit een (potentiële) andere ouder uit. In Nederland en Frankrijk zijn daarom adviezen uitgebracht die tot vier ouders mogelijk maken: de twee initiële ouders en hun beider nieuwe partners na scheiding. Die adviezen blijven echter hangen in het koppeldenken. Voor vele constellaties bieden ze ook geen oplossing, bijvoorbeeld wanneer homo en lesbische) vrienden besluiten om samen ouder te worden.
3. Ouderschap is sedentair. Enerzijds gaat de wetgever er, zoals vermeld, van uit dat ouders in spe met elkaar een samenwoningsrelatie hebben. Seksuele partners in een latrelatie of niet-samenwonende vrienden kunnen zo niet samen adopteren. Anderzijds wordt ouderschap van gescheiden kinderen toegespitst op de verblijfsregeling, met bij voorkeur gelijke tijdsdelen voor beide ouders. Kwantiteit gaat daardoor ten koste van kwaliteit van ouder-kindrelaties. Het typevoorbeeld is de voetbalvader, wiens opvoedingsinspanning voor de scheiding bestaat in twee trainingen en een match per week aan de zijlijn. Wie is ermee gediend dat hij dat na de scheiding nog maar één op twee weken kan, en die week ook voor de rest van de verzorging moet instaan?
Wat dan wel?
De fixatie van de wetgever op vaste seksuele, binaire en sedentaire familiestructuren gaat ten koste van de bescherming van losse assemblages die ontstaan in de naden en kieren van het recht. Trio’s en andersoortige assemblages vervullen dezelfde functies als die van de klassieke families en verdienen daarom dezelfde wettelijke bescherming en erkenning.
Het familierecht biedt ook een symbolische erkenning die enkel de overheid kan bieden.
De eerste functie van het familierecht is bescherming tegen kwetsbaarheden die ontstaan doordat je partner of ouder bent en waardoor je emotionele, financiële en andere belangen verstrengeld raken. Die lotsverbondenheid van belangen kan je visualiseren als een pak gekookte spaghetti: de slierten krijg je er niet meer als dusdanig uit. De wet schrijft daarom dwingende regels voor over de totstandkoming en afwikkeling van lotsverbondheid tussen partners en, veel te weinig nog, ouders onderling.
De tweede functie van het familierecht is symbolisch. Het familierecht is een spiegel: zo moet ik familie ‘doen’. Het is belangrijk voor de overheid om zo’n spiegel voor te houden, omdat stabiele families belangrijk zijn voor de welvaart en het welzijn van de bevolking. Omgekeerd vinden mensen het ook belangrijk dat zij officieel weerspiegeld zien wie zij zelf graag zien als partner of als kind. Zo wordt je huwelijkspartner bijvoorbeeld letterlijk en figuurlijk een echtgenoot. Als de overheid niet officieel erkent wie je graag ziet, voel je je uitgesloten.
Vandaag zijn trio’s en andersoortige assemblages slechts alsof-families. Ze moeten doe-het-zelven met contracten, terwijl het familierecht net bescherming biedt voor die situaties die je niet bij contract kan regelen. Het familierecht biedt ook een symbolische erkenning die enkel de overheid kan bieden. Niemand beschouwt zelfgemaakte contractfamilies als ‘echt’. Daarom moet het familierecht worden opgesteld voor meer soorten families dan nu het geval is.
Frederik Swennen (UAntwerpen) is hoogleraar personen- en familierecht en verwantschapsstudies. Zijn onderzoek focust op andere vormen van samenleven dan het traditionele gezin.
Universiteit van Vlaanderen: wetenschap in klare taal voor u uitgelegd
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier