Het ene vet is het andere niet: dik zijn is niet altijd ongezond
Waarom wordt de ene mens dik en de andere niet? Waarom blijft de ene slank na een dieet, en wordt de andere nog zwaarder? De regeling van ons vetgehalte is een complexe zaak. Hoe zit dat?
Vet is niet zomaar vet. Er bestaat wit vet, bruin vet en beige vet. De drie types zitten in ons lichaam, maar ze doen niet hetzelfde. Wit vet is wat wij doorgaans als vet omschrijven: het legt een energiereserve aan. Als we dikker worden, heeft dat met een verhoogde activiteit van witte vetcellen te maken. Bruin vet, daarentegen, is een echte verbrandingsmachine: het zet calorieën uit onze voeding onmiddellijk om in warmte. Dat is niet onbelangrijk voor de warmbloedige dieren die wij zijn en die een constante lichaamstemperatuur (van 37 graden) nodig hebben om goed te functioneren. Beige vet is een tussenvorm van de twee andere types, zeker omdat er aanwijzingen zijn dat witte vetcellen omgezet kunnen worden in beige. Ook beige vetcellen fungeren als warmteproducent.
Wit vet komt het meest algemeen voor in ons lichaam. Het stapelt zich bij voorkeur op in de buik, de heupen en de dijen. De love handles waar soms liefdevol over gesproken wordt, zijn een onderhuidse opstapeling van wit vet. Maar wit vet kan ook dieper zitten, rond organen zoals de lever, het hart en de darmen. Het is dat orgaanvet dat als het gevaarlijkst voor onze gezondheid wordt beschouwd – de bierbuik is er de bekendste verschijningsvorm van. Vorige herfst legde The Journal of the American College of Cardiology nog een sterk verband tussen vet in de buik (vooral verborgen tussen de darmen) en een verhoogd risico van ernstige hartproblemen. Veel te dik zijn zou een mens gemiddeld zeven levensjaren kosten.
Wit vet is verantwoordelijk voor de pandemie van overgewicht en zijn ziekmakende vorm obesitas die de wereld teistert. Anderhalf miljard mensen lijden aan overgewicht (een body mass index van meer dan 25), van wie een half miljard obees is (een BMI hoger dan 30). Obesitas treft meer vrouwen dan mannen. In ons land is bijna de helft van de bevolking te zwaar, en 14 procent is obees. Zelfs kinderen krijgen steeds vaker te maken met te veel gewicht, als gevolg van ongezonde voeding en te weinig beweging: ravotten in de tuin is vervangen door gamen. Een op de vijf kinderen in België zou te zwaar zijn. En kinderen die te zwaar zijn, evolueren niet makkelijk vanzelf naar een normaal lichaamsgewicht.
Redder in nood
Het bestaan van beige vet werd pas in 2012 bekendgemaakt in het vakblad Nature. Beige vetcellen zitten verspreid in de concentraties van wit vet. Er zijn aanwijzingen dat je hun hoeveelheid kunt doen toenemen door witte vetcellen zo te prikkelen dat ze worden omgezet in beige cellen. Dat is voordelig, want zo gebruik je vetreserves om lichaamswarmte te genereren, wat goed is voor je gezondheid, zeker als je wat te dik bent. Maar de beste methodes om wit vet in beige te veranderen zijn niet van dien aard dat veel mensen ze spontaan zullen toepassen. Zo zou het gunstig zijn om wat kouder te gaan leven en vooral slapen, bijvoorbeeld in een slaapkamer die niet warmer is dan 20 graden en zonder een overdaad aan dekens. Koude is een sterke maar onaangename prikkel in de strijd tegen een overdaad aan vet.
Fysieke inspanning is ook een mogelijkheid, met dank aan het hormoon irisine. Het wordt geproduceerd door contracties van hart- en spiercellen, en zou witte vetcellen omzetten in beige. Na enige discussie werd bevestigd dat irisine voldoende hoge concentraties kan bereiken om de omzetting van wit naar beige vet te stimuleren. Het wordt nu als een nieuwe therapie gezien: een middel om je vetgehalte op een normaal peil te brengen. Maar voorlopig is dat toekomstmuziek, tot nader order moet u het zelf doen, door middel van sport- en andere fysieke activiteiten.
Irisine is niet het enige hormoon dat een rol speelt in het verband tussen lichaamsactiviteit en veranderingen in het vetweefsel. Ook stress is een bezwarende factor. Niet alleen omdat je dan makkelijker snoept, maar ook omdat stresshormonen zoals cortisol de opslagcapaciteit van witte vetcellen in de buik verhogen. Van stress word je dus dik. Hetzelfde geldt voor slaaptekort. Dat activeert hormonen die een effect hebben op de witte vetcellen in de buik, zoals opnieuw cortisol, maar ook stoffen die een invloed hebben op het hongergevoel. Van slecht slapen ga je meer eten.
Heel vreemd is de vaststelling dat muizen die zonder darmflora worden geboren – een artificieel kunststukje in het wetenschappelijk onderzoek – een sterke omzetting van wit vet in beige vet vertonen. Geef de diertjes later wel een darmflora, en de omzetting valt stil. Hoe het precies in zijn werk gaat, is niet duidelijk, maar cellen uit het afweersysteem zouden een mediërende rol spelen in de omzetting. Stoffen die worden geproduceerd door het afweersysteem kunnen fungeren als hormonen die een invloed hebben op het vetgehalte, in negatieve maar ook in positieve zin. De omzetting van wit vet in beige zou zo’n positieve aanpassing zijn.
Een artikel in Nature ging vorige maand dieper in op de link tussen de afweer en chronische stofwisselingsproblemen zoals overgewicht. Vetcellen produceren zelf ook hormoonachtige stoffen die via de bloedstroom in andere organen terechtkomen. Daar kunnen ze via circuits uit het afweersysteem chronische ontstekingen veroorzaken, die niet zelden uitmonden in de klassieke gezondheidsproblemen die met overgewicht gepaard gaan, zoals hartaandoeningen en diabetes. Het vetweefsel wordt soms afgeschilderd als een chemisch fabriekje dat continu honderden scheikundige stoffen produceert, zoals het hormoon leptine dat het hongergevoel doet afnemen. Zonder dat je het weet of voelt, beïnvloedt je vetweefsel een groot deel van de rest van je lichaam.
Onze afweer is uitstekend gewapend voor de strijd tegen aanvallers, en voor het opvangen van voedingstekorten. Onze vetcellen hebben veel mensen, zeker in de prehistorie, gered van de hongerdood. Maar de afweer is níét goed afgesteld om de gevolgen te counteren van de overmatige energie-inname waar wij sinds kort, met onze overvloed aan voedsel, mee te maken krijgen. Daarom veroorzaakt de afweer bij te dikke mensen chronische ontstekingen, hoewel hij beter niets zou doen. Ontstekingen kunnen nuttig zijn in het herstel van beschadigde weefsels, maar niet als het om chronische problemen gaat, zoals een overmatig vetgehalte en een ononderbroken bombardement van onze darmen met voedingsstoffen die eigenlijk ongezond zijn voor de darmwand.
Opgeblazen als een ballon
De werking van beige vet is vergelijkbaar met die van het derde type vet in ons lichaam: bruin vet. Dat zit geconcentreerd op bepaalde plekken, zoals de nek en de schouders. Het zet ook calorieën om in lichaamswarmte. Wit vet is dus een opslagsysteem voor het aanleggen van reserves, die gebruikt worden als je fysiek actief bent of honger hebt. Bruin vet is een permanent draaiende warmtefabriek. Het werd pas in 2009 ontdekt. Sindsdien wordt het uitgebreid bestudeerd, omdat men hoopt dat het een oplossing zou kunnen bieden voor de pandemie van overgewicht en obesitas. Als er meer calorieën uit ons voedsel rechtstreeks zouden worden verbruikt, worden er minder als vetreserves opgeslagen, is de redenering.
Bruin vet produceert per gewichtseenheid 300 keer meer warmte dan om het even welk ander weefsel in ons lichaam. Dat komt omdat bruine vetcellen verhoudingsgewijs een hoog aantal mitochondriën bevatten: de motortjes die aan een cel energie leveren. Ze hebben ook een eiwit dat de directe omzetting van calorieën in warmte mogelijk maakt: thermogenine (dat is ook in beige vetcellen aangetroffen). Bruin vet komt vrij veel in baby’s voor, die nog niet kunnen bibberen om warmte te genereren als ze het koud hebben, maar het was een verrassing toen het in volwassen mensen werd aangetroffen. Het wordt ook in een volwassene sterker actief in koudere omstandigheden – alles lager dan 16 graden stimuleert zijn activiteit.
Uitermate interessant is de vaststelling dat de hoeveelheid bruin vet sterk verschilt van persoon tot persoon. Mensen die in de loop van hun volwassen leven weinig of geen gewichtsverschillen vertonen, onafhankelijk van hoeveel ze eten of bewegen, hebben een grotere hoeveelheid bruin vet dan mensen wier gewicht als een jojo op en neer gaat. Sommige mensen hebben dus de capaciteit om alles wat ze eten zo goed als volledig te verbranden, terwijl anderen – bij gebrek aan beter vet – vooral teren op de opslagcapaciteit van hun witte vetcellen.
In 2015 publiceerden wetenschappers een ophefmakend artikel in het vakblad Cell, dat aantoonde dat wat gezond is voor de ene mens het niet is voor de andere. Ze onderzochten meer dan 46.000 maaltijden van 800 proefpersonen, van wie ze het bloedsuikergehalte continu monitorden. Hetzelfde voedingsproduct kan bij verschillende mensen een totaal ander effect op het bloedsuikergehalte hebben, en dus op de opslag van vet. Verschillen in leefpatroon en in de samenstelling van de darmflora spelen een rol in de variatie, naast genetische componenten. Sommige mensen krijgen via hun genen een aanleg voor overgewicht mee, terwijl anderen kunnen eten wat ze willen zonder dat ze een kilootje bijkomen.
De voorbije maanden lichtte Nature de verschillende gewichtsbepalende componenten toe. Een brede waaier aan genen speelt mee in de verschillen in de regeling van het lichaamsgewicht: genen die de vetverwerking sturen, het hongergevoel, de intensiteit van de stofwisseling, de verbrandingscapaciteit van voedsel – er zijn er honderden die meebepalen hoe uw lichaam reageert op de voedingsstoffen die binnenkomen. In bijna de helft van de gevallen van overgewicht spelen genen een belangrijke rol.
Genen bepalen ook wáár in je lichaam vetcellen zich bij voorkeur zullen afzetten. De hoeveelheid vetcellen die iemand heeft, verschilt eveneens sterk, van 30 tot 120 miljard per persoon. Het aantal ligt vanaf de puberteit min of meer vast. Later worden witte vetcellen vooral opgeblazen, als een ballon, en soms weer afgelaten, als je op dieet gaat. Sommige mensen kunnen blijven dromen van een slanke lijn maar zullen ze nooit krijgen: ze zijn er niet voor gemaakt. Maar dik zijn is evenmin per definitie ongezond. Sommige mensen zijn gezonder als ze dikker zijn, omdat hun lichaam zo in elkaar zit. Dik zijn is niet hetzelfde als te dik zijn – een vijfde van de zwaarlijvige mensen zou eigenlijk niet ongezond zijn.
Bart De Wever
Uit onderzoek blijkt dat overgewicht mee kan bepalen hoe uw genen werken, via de tussenstap van de epigenetica. Factoren van buitenaf, zoals voeding en andere aspecten van de levensstijl, kunnen veranderingen veroorzaken in de posities van chemische vlaggetjes die zich op het DNA hechten, en die meebepalen welke genen al dan niet in bruikbare eiwitten worden overgeschreven. Wetenschappers hebben al 187 plekken op ons genetisch materiaal gevonden die beïnvloed kunnen worden door externe chemische stoffen, en die meebepalen of u te zwaar zult worden en zogenaamde ‘beschavingsziekten’ zoals obesitas en diabetes zult ontwikkelen. Onderzoek dat twee weken geleden in BMC Medicine werd gepresenteerd, legde een epigenetische link tussen obesitas en het herprogrammeren van groeicellen in de spieren, waardoor obesitas letterlijk ten koste gaat van spiermassa: signalen uit de vetcellen leggen jonge spiercellen lam door sommige van hun genen gedeeltelijk te blokkeren.
Genen bepalen ook de functies van vet op verschillende plaatsen in het lichaam. Dat geldt zelfs voor één vettype. De witte vetcellen in de heupen en de dijen hebben andere genetische sturingsmechanismen dan hun collega’s in de buik. Het zou genetisch gesproken zelfs om verschillende weefsels gaan. Sommige van de betrokken genen zijn sturingsgenen, die onder meer bepalen welke cellen naar welke organen migreren en hoe vetcellen reageren op hormonen en andere signalen. De specifieke genetische constellatie is een belangrijke reden waarom wit vet in de buik gevaarlijker is voor de gezondheid dan vet elders in het lichaam.
Genetische verschillen zijn ook een deel van de verklaring waarom vrouwen meer vet in de heupen en dijen opslaan en mannen meer in de buik. Vrouwen hebben daarom minder last van aan vetzucht gekoppelde ziektes, zoals diabetes en problemen met hart en bloedvaten, tenzij ze over meer buikvet dan gemiddeld beschikken – wat onder meer na de menopauze een extra risicofactor wordt. Vrouwen hebben doorgaans meer vetweefsel dan mannen, maar het zou nooit meer dan een derde van hun lichaamsgewicht mogen bedragen. Bij mannen is de limiet maximaal een kwart.
Wetenschappers beschreven in Nature het mechanisme dat bepaalt waarom sommige mensen na een dieet niet snel weer gewicht bijkrijgen (het type Bart De Wever), terwijl anderen na afloop zelfs zwaarder worden dan ze voor het dieet waren. Liefst 80 procent van de mensen die een dieet volgden, krijgt achteraf te maken met ongewenste gewichtstoename – dat is het jojo-effect waar zo veel over te doen is. Het effect is vooral groot wanneer het aanvankelijke gewichtsverlies snel gaat, want dan schiet het lichaam in een alarmfase en activeert het compenserende mechanismen. Een goed dieet betekent dus: langzaam gewicht verliezen, zodat het lichaam de tijd krijgt om zich aan de nieuwe situatie aan te passen.
De studie in Nature toonde aan dat er in de darmen van mensen die onderhevig zijn aan het jojo-effect een soort microbiële signatuur achterblijft, in de vorm van een aangepaste darmflora die ervoor zorgt dat hun gewicht na verloop van tijd weer toeneemt. Hun lichaam verzet zich tegen het plotse gewichtsverlies, omdat het niet gemaakt is om rekening te houden met het feit dat gewichtsverlies goed kan zijn voor de gezondheid. Het is blijven steken in de oude biologische modus van verzet tegen ongunstige voedingsomstandigheden die met energieverlies gepaard gaan. Een lichaam wil meer energie, niet minder. Het past zich dus aan, onder meer via een permanente bijsturing van de darmflora, om te garanderen wat het denkt nodig te hebben.
Het hoeft niet te verbazen dat de belangrijkste exponent van het lichamelijke verzet een verhoogde opslagcapaciteit van de witte vetcellen is. Tegelijk zijn er aanwijzingen dat sommige darmbacteriën een remmend effect hebben op de activiteit van bruine vetcellen. Het is dus een dubbel compensatiemechanisme. De hoop bestaat dat dit kan worden verholpen door de darmflora in zijn originele staat te herstellen. Maar vooralsnog zijn er geen aanwijzingen dat een darmfloratransplantatie efficiënt is in de strijd tegen overgewicht en obesitas.
Tip1: Koude helpt om af te vallen. Probeer in een koele kamer te slapen, zonder veel dekens.
Tip2: Van stress en slaaptekort word je dik. Je gaat er meer van eten.
Tip3: Een goed dieet betekent langzaam gewicht verliezen. Je lichaam moet zich kunnen aanpassen.