Het coronavirus overleeft wel degelijk in de lucht
Er is al langer een vermoeden dat de transmissie via de lucht een belangrijke rol speelt in de overdracht van het nieuwe coronavirus. Voor het eerst hebben wetenschappers nu ook levende virussen geïsoleerd uit aerosolen.
Onder meer de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) was er aanvankelijk niet van overtuigd dat het severe acute respiratory syndrome coronavirus 2 (SARS-CoV-2) al zwevend menselijke cellen kon infecteren via microscopisch kleine versies van speekseldruppeltjes, zogenaamde aerosolen. WHO-functionarissen hebben wel al erkend dat het virus overgedragen kan worden via aerosolen in een medische context, zoals het inbrengen van een beademingsbuis.
Pas een maand geleden bevestigde de WHO de ‘mogelijkheid van luchttransmissie in openbare instellingen – vooral in zeer specifieke omstandigheden zoals drukke, gesloten, slecht geventileerde instellingen’.
Maar overtuigend bewijs daarvoor was er tot nog toe niet.
In april werd het coronavirus al ontdekt in aerosolen en bleek het besmettelijk te blijven gedurende drie uur, maar de studie kreeg kritiek omdat de theorie gebaseerd was op labo-experimenten en niet op bewijzen op het veld. De aerosolen werden kunstmatig gegenereerd en waren niet vergelijkbaar met menselijke druppeltjes. De WHO houdt tot op de dag van vandaag nog steeds vast aan het standpunt dat er twee belangrijke vormen van transmissie zijn: het inhaleren van speekseldruppeltjes van een besmet persoon in je omgeving en het aanraken van besmette oppervlaktes en vervolgens je ogen, neus of mond aanraken.
Twee recente, weliswaar niet-peerreviewde, studies moeten nu meer duidelijkheid scheppen over de derde mogelijke transmissieroute, de lucht. Wetenschappers van de universiteit van Nebraska konden onlangs de ultrakleine en delicate aerosoldruppeltjes, die niet groter zijn dan 5 micrometer, verzamelen uit de lucht in ziekenhuiskamers op een afstand van enkele tientallen centimeters boven de bedden van patiënten. Ze toonden aan dat de aerosolen niet alleen stukjes genetisch materiaal van het virus bevatten, maar ook het levende coronavirus zelf, waarvan sommige zelfs cellen in een labo bleken te kunnen infecteren.
Een team van virologen en aerosolwetenschappers van de universiteit van Florida konden recenter zelfs aantonen dat aerosolen met levend coronavirus zich op een afstand van 2 tot bijna 5 meter kunnen bevinden van patiënten die zijn gehospitaliseerd met covid-19. Dat is een stuk verder dan de anderhalve meter sociale afstand die aangeraden wordt. In totaal werden 74 virusdeeltjes per liter lucht gedetecteerd in de efficiënt geventileerde en met ultraviolette straling uitgeruste ziekenhuisruimte. Binnenruimtes zonder goede ventilatie accumuleren mogelijk heel wat meer virus in de lucht, merken de onderzoekers op.
Dit wijst er ook op dat een social distancing van anderhalve meter binnenskamers mogelijk niet voldoende is en dat een optimale ventilatie in kantoren, werkplaatsen en scholen vereist is.
Luchttransmissie nog altijd niet bewezen
Heel wat experts geloven dat de overdracht via aerosolen een ‘no brainer’ is. Het feit dat SARS-CoV-2 ‘airborne’ is, zoals de wetenschap deze luchtoverdraagbare virussen noemt, zou een lang gezochte verklaring kunnen zijn voor waarom asymptomatische patiënten en mensen met milde symptomen zo besmettelijk zijn, ook al hoesten en niezen ze amper. Het virus dat het erg besmettelijke mazelen veroorzaakt, een ziekte met een reproductiegetal van 12 tot 18, is bijvoorbeeld ook zo’n airborne virus.
Het zou ook verklaren waarom langere mensen kwetsbaarder zijn voor het virus. En ook de zogenaamde ‘superspreading events‘ zouden kunnen worden teruggeleid tot luchttransmissie. Het zou bijvoorbeeld een antwoord kunnen bieden op de vraag waarom zoveel mensen van een zangkoor in Washington ziek werden. Na een zangrepetitie kregen 45 van de 60 koorleden covid-19, terwijl niemand op het moment van de repetitie symptomen vertoonde.
Toch is het nieuwe onderzoek nog altijd geen sluitend bewijs dat er daadwerkelijk een besmetting plaatsvindt door aerosolen. Een belangrijke factor in de transmissie van het coronavirus is de zogenaamde virale lading. Uit dit nieuwe onderzoek is niet duidelijk of de hoeveelheid van het virus in de ultrakleine aerosolen genoeg is om iemand te besmetten. Het is immers niet geweten hoeveel aerosolen het ademhalingsstelsel van een persoon moeten bereiken om een voldoende grote virale lading te hebben om iemand effectief ziek te maken.
Om opnieuw de vergelijking te maken met het luchtoverdraagbare mazelen: het mazelenvirus heeft slechts een zeer kleine virale lading nodig om iemand te besmetten en mensen met de mazelen verspreiden grote hoeveelheden virus. Voor het coronavirus is verder onderzoek nodig om dat te achterhalen.
Zelfs wat het influenzavirus betreft, dat al decennia onder de mens is, weet de wetenschap nog altijd niet helemaal precies in welke mate transmissie gebeurt via enerzijds aerosolen en anderzijds via besmette oppervlaktes.
Wat we intussen wel zeker weten is dat het nieuwe coronavirus overgaat van mensen die zich dicht bij elkaar in de buurt bevinden, of het nu gaat om hoest- en niesdruppeltjes of aerosolen. De meeste voorzorgsmaatregelen blijven daarom dus nog steeds gelden, van het vermijden van grote druktes, afstand houden en het dragen van mondmaskers.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier