Geld en geluk (deel 2): waarom zijn we niet gelukkiger dan onze ouders?
In ‘t kort
– Ondanks de economische vooruitgang en het toegenomen comfort, is het geluksniveau in België de afgelopen 50 jaar niet gestegen.
– Geld speelt een rol in het geluksgevoel, maar het is niet de enige factor. Andere factoren, zoals de kwaliteit van de overheid, vrijheid en sociale relaties, zijn ook belangrijk.
– Er is een gewenningseffect bij het geluk: als we meer geld krijgen, voelen we ons gelukkiger, maar na verloop van tijd verdwijnt dat gevoel.
– Ons geluk wordt beïnvloed door een vergelijking met anderen: we zijn gelukkiger als we meer geld hebben dan de gemiddelde persoon, maar we worden ongelukkiger als we minder geld hebben dan de gemiddelde persoon.
– Mensen zijn competitief als het gaat om inkomen en materiële goederen, maar veel minder als het gaat om vrije tijd en andere immateriële rijkdom.
Maakt geld gelukkig? Uit onderzoek blijkt in elk geval dat we niet gelukkiger zijn dan onze ouders, al zijn we er qua inkomen, comfort en welstand enorm op vooruitgegaan. Hoe komt dat?
Een eenvoudige vraag om mee te beginnen: wanneer zou u het liefst leven, vandaag of vijftig jaar geleden? Zou u willen leven in een tijd zonder televisie en centrale verwarming? Zonder warm water uit de kraan en zonder douche? Zonder gsm en internet? Zonder goed uitgebouwde gezondheidszorg en onderwijs? Met een langere werkweek dan vandaag de dag? Slechtere sociale voorzieningen? Enzovoort.
Als die vraag wordt gesteld, verkiezen de meeste mensen om vandaag te leven, met het huidige consumptiecomfort en in de huidige welstand. We zijn de jongste vijftig jaar dan ook veel rijker geworden, we kunnen langer studeren en meer jongeren kunnen dat doen aan een universiteit. Het werk werd ook aangenamer en gezonder. We hebben grotere en mooiere huizen. De meeste mensen hebben een auto. We gaan op reis en doen dat soms zelfs meerdere keren per jaar.
Kortom, het leven werd dankzij ‘de vooruitgang’ doorgaans boeiender. Je zou dan ook kunnen denken dat de meeste mensen vandaag gelukkiger zijn dan enkele decennia geleden. Maar is dat ook zo? Zijn wij gelukkiger dan onze ouders?
Kwaliteit overheid
In het vorige artikel kon u lezen dat er heel wat wetenschappelijk onderzoek is gebeurd naar het vraagstuk of geld ook gelukkiger maakt, of rijke mensen gelukkiger zijn dan arme mensen. Al dat onderzoek leidt tot een genuanceerd antwoord. Mensen in landen met een hoog gemiddeld inkomen blijken gelukkiger dan inwoners van landen met een laag gemiddeld inkomen. Maar of dat wil zeggen dat mensen in rijkere landen gelukkiger zijn omdat ze veel geld hebben? Dat is nog iets anders.
We kunnen niet zomaar concluderen dat mensen in rijke landen gelukkiger zijn omdat ze veel geld hebben. Geld speelt zeker een rol, maar er zijn ook andere elementen, zoals ‘de kwaliteit van de overheid, of de ambtenarij goed werkt, of er deskundig wordt bestuurd, of er geen corruptie is, of er weinig verschil is tussen de regels en de praktijk, of er sprake is van vrijheid enzovoort’, aldus geluksprofessor Ruut Veenhoven, emeritus socioloog aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. En al die factoren zijn doorgaans beter in landen waar mensen een vrij hoog gemiddeld inkomen hebben, dan in landen waar de meeste mensen arm zijn.
Binnen een en hetzelfde land, dus met dezelfde kwaliteit van onder meer overheid en vrijheid, blijkt dat de rijken over het algemeen gelukkiger zijn dan de armen. Of er een drempelwaarde bestaat waarbij nóg meer geld niet langer bijdraagt tot nóg meer geluk, is niet heel duidelijk.
Een eerste conclusie luidt dan ook: geld, economische groei en welstand spelen ongetwijfeld een rol in de geluksbeleving van mensen, maar het zijn zeker niet de enige of zelfs de allerbelangrijkste factoren die daartoe bijdragen. Een andere factor is: zijn we vandaag gelukkiger dan onze ouders gisteren? Hebben meer comfort en welstand ook gezorgd voor meer geluk in ons land?
Horizontale lijn
Er is al heel veel onderzoek gevoerd naar de gemoedsgesteldheid van mensen. In de Verenigde Staten zijn wetenschappers daar al sinds de Tweede Wereldoorlog mee bezig. En wat blijkt uit dat jarenlange onderzoek? Ondanks een fenomenale stijging van het inkomen en van de levensstandaard blijkt dat het geluk niet is toegenomen. Dat is een verrassende en ontnuchterende conclusie.
Dat het geluk de voorbije decennia niet is toegenomen, wordt bevestigd door Europees onderzoek. Ruut Veenhoven peilt sinds 1973 in acht landen van de Europese Unie naar het geluk van de inwoners. Telkens stelt hij dezelfde vragen en zo krijgt hij een overzicht van de evolutie van het geluk in de loop van de jaren. Uit Veenhovens onderzoek blijkt dat het geluk de afgelopen decennia ook in de Europese landen niet is toegenomen, ondanks de spectaculaire vooruitgang op het gebied van welstand en comfort.
Dat bevestigt wat al sinds 1973 bekendstaat als de Easterlin-paradox: als het inkomen van een land stijgt, blijft het geluk onveranderd. Tot deze bevinding kwam vijftig jaar geleden Richard Easterlin, professor economie aan de Universiteit van Pennsylvania. Hij zag dat in de VS de levensvoldoening, het geluksgevoel, tussen 1946 en 1970 op hetzelfde niveau bleef en soms zelf een dipje kende, terwijl de reële inkomens verveelvoudigden.
Later werd dat inzicht bevestigd door onderzoek in andere landen. Een economie kent wel op tijd en stond een crisis, er is weleens een krimp of recessie, maar toch zijn er op lange termijn vooruitgang en economische groei, en gaan ook de inkomens in stijgende lijn. Dat is voor het geluk niet het geval: daar zien we ook dat het geluksgevoel soms wat minder is en soms wat meer, maar over een lange termijn is de lijn vrij horizontaal.
Devaluatie en corona
Dat merken we ook als we de cijfers van Veenhoven voor de geluksbeleving in België onder de loep nemen. ‘De Belgen zijn er niet gelukkiger op geworden sinds de jaren 1970’, zegt Veenhoven tegen Knack. Belgen zijn vandaag zelfs wat minder gelukkig dan vijftig jaar geleden. In 1973 kwam de geluksbeleving van de Belgen op een schaal van 10 uit op 7,5, vandaag is dat een beetje gedaald naar 6,7. Ondanks ‘de vooruitgang’.
In de resultaten van Veenhoven zien we ook twee serieuze knikken in onze geluksbeleving. Een eerste situeert zich begin jaren 1980. Veenhoven wijst erop dat die ontwikkeling samenloopt met een vertraging van de Belgische economie in die jaren – in 1982 zou de Belgische frank trouwens gedevalueerd worden.
Een tweede duidelijke knik in de cijfers is er bij de covidcrisis. Die veroorzaakte niet alleen een economische crisis, maar ook een crisis in ons gezondheidszorgsysteem met overvolle ziekenhuizen en vele doden in onze woonzorgcentra. Bovendien viel het sociale leven toen zo goed als stil: tijdens een verplichte lockdown moest onder meer de horeca de deuren sluiten. Daar zijn we wat geluksbeleving betreft nog altijd van aan het herstellen zijn. We zijn nog niet terug op het niveau van voor corona.
Factor gewenning
Het geluk is de jongste decennia in ons land dus helemaal niet toegenomen, ondanks de fenomenale stijging van het inkomen en het consumptiecomfort. De Leuvense econoom Paul De Grauwe noemt die conclusie ‘verbijsterend’, want de meeste economen dachten altijd dat naarmate mensen over meer goederen en diensten konden beschikken, ze zich gelukkiger zouden voelen.
Natuurlijk wordt er dan op gewezen dat met de stijging van ons inkomen en consumptiecomfort ook de stress, de drukte, het fileleed enzovoort zijn toegenomen. Dat zal zeker de levensvreugde bij heel wat mensen temperen. Maar volgens onderzoek is er een belangrijkere verklaring waarom onze geluksbeleving de voorbije decennia niet is toegenomen: gewenning.
De Grauwe geeft daarbij zelf het voorbeeld van de loonsverhoging: als we opslag krijgen, is er meteen een effect, we voelen ons gelukkiger. Maar na verloop van tijd verdwijnt dat gevoel. We hebben ons aangepast aan de nieuwe situatie, aan een nieuw en hoger consumptiepatroon. Die loonsverhoging inleveren zou ons dan weer zeer ongelukkig maken.
Psychologen hebben het aangetoond: bij een vermindering van het inkomen is de daling van het geluk veel groter dan de stijging van het geluk bij een evenredige verhoging van dat inkomen. Volgens sommige studies zou het negatieve effect zelfs dubbel zo groot zijn als het positieve effect.
Bij onze buren
Uit onderzoek blijkt ook dat ons geluk beïnvloed wordt door een vergelijking met onze buren. Laat ons nog eens een eenvoudige vraag voorleggen. In welke wereld verkiest u te leven? In de eerste wereld, waarin u 50.000 euro per jaar verdient en de anderen gemiddeld 25.000 euro per jaar? Of in de tweede wereld, waarin u 100.000 euro per jaar krijgt en de anderen gemiddeld 250.000 euro per jaar.
Uit onderzoek is gebleken dat de meeste mensen de eerste boven de tweede wereld verkiezen. Dus liever wat minder geld, maar toch meer dan het gemiddelde, dan veel meer geld maar toch onder het gemiddelde.
Dat is een interessante vaststelling. Of geld gelukkig maakt, hangt dus niet zozeer af van de absolute grootte van de rijkdom, maar van de relatieve: hoe die zich verhoudt tot die van anderen. Die vergelijking maken we met mensen van wie we denken dat de vergelijking opgaat: studiemakkers, leeftijdsgenoten, mensen die hetzelfde beroep uitoefenen.
Vergelijken met anderen
Twee Amerikaanse sociologen, Glenn Firebaugh en Laura Tach, bestudeerden dit fenomeen en formuleerden hun conclusie als volgt: ‘Wie geld heeft, is misschien tevreden, maar alleen wie meer geld heeft dan leeftijdsgenoten en collega’s is ook echt gelukkig.’
Toch past hier een belangrijke kanttekening, die we ook al moesten maken bij de vergelijking met het verleden: je wordt ongelukkiger als je het slechter hebt dan de anderen, maar slechts een klein beetje gelukkiger als je het beter hebt dan de anderen.
Mensen hebben dus de onhebbelijke gewoonte om hun eigen situatie altijd te vergelijken met die van anderen. Een stijging van je eigen inkomen is dan ook minder fijn als blijkt dat ook de buurman welvarender is geworden. Een eenvoudig voorbeeld maakt dat snel duidelijk. Stelt u zich voor dat u 10 procent loonsverhoging krijgt. Dat is natuurlijk zeer aangenaam. Maar als achteraf blijkt dat alle andere medewerkers van het bedrijf 20 procent opslag kregen, dan smaakt die 10 procent erg zuur.
Opzichtige consumptie
Geld maakt dus gelukkig als we goed uit de vergelijking met anderen komen. De Britse arbeidseconoom Richard Layard formuleert het in zijn boek Happiness, vertaald als Waarom zijn we niet gelukkig?, als volgt: geld maakt mensen alleen gelukkig als zij er meer van hebben, meer geld dan anderen of meer geld dan in het verleden. Dat is eigenlijk een oude vaststelling, want in 1899 had de Amerikaanse econoom Thorstein Veblen het al over de ‘opzichtige consumptie’: mensen willen vooral pronken met hun bezittingen.
Laten we u nog een laatste vraag voorschotelen. In welke wereld wilt u leven? In de eerste wereld, waarin u twee weken vakantie hebt per jaar en de andere mensen één week? Of in de tweede wereld, waarin u vier weken vakantie hebt per jaar en de anderen acht?
Hier blijken de meeste mensen voor de tweede wereld te opteren. De conclusie is dat mensen competitief zijn als het gaat over inkomen en materiële goederen, maar veel minder als het gaat over vrije tijd en andere immateriële rijkdom. En die vrije tijd en immateriële rijkdom speelt ook weer een belangrijke rol in onze geluksbeleving, waar in een volgend stuk dieper op ingegaan wordt.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier