Geert Molenberghs en Conny Aerts: ‘We zijn geneigd om een pandemie heel snel te vergeten’

Geert Molenberghs: ‘We zijn geneigd om een pandemie heel snel te vergeten.’ Conny Aerts: ‘Te weinig jongeren laten hun studiekeuze bepalen door wat hen echt interesseert.’ © Rebecca Fertinel
Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

Een bescheiden komaf en een uitgesproken belangstelling voor fundamentele wiskunde brachten Conny Aerts, eminent sterrenkundige, en Geert Molenberghs, bekend biostatisticus, ooit bij elkaar. Een gesprek over buitenaards leven, chaos en spoorwegsystemen als hobby.

Tikkeltje vervelend nieuws om mee te beginnen: over circa 4,5 miljard jaar is er op onze planeet geen leven meer mogelijk. ‘Op basis van de analyse van de zonnebevingen kunnen we voorspellen dat de zon tegen dan zal transformeren tot een opzwellende gasbol’, vertelt sterrenkundige Conny Aerts. ‘Volgens de berekeningen zal die gasbol onze planeet net wel of net niet verschroeien. Het wordt kantje boord, al maakt het voor het leven op aarde natuurlijk weinig uit. Dat zal sowieso onmogelijk worden.’

Sterren, planeten en hun levenscyclus. Het is het onderzoeksterrein van professor Conny Aerts, onlangs bekroond met de prestigieuze Kavli-prijs voor astrofysica. Ten gronde verschilt haar terrein niet zo sterk van dat van haar echtgenoot, de bekende biostatisticus Geert Molenberghs. Die heeft zich, zeker de afgelopen jaren, vooral geconcentreerd op de levenscyclus van virussen. ‘Ons werk is in feite erg gelijksoortig’, zegt Molenberghs. ‘Bovendien bedienen we ons van dezelfde taal: de wiskunde.’ Toch is er ook een wezenlijk verschil.

Meneer Molenberghs, uw vrouw kan vrij exact voorspellen wanneer de zon het voor bekeken zal houden. Waarom kunt u ons niet even vertellen wanneer we verlost zijn van deze pandemie?

Geert Molenberghs:(lacht) Conny moet rekening houden met fysische of scheikundige processen, terwijl een virus iets biologisch is. Vandaag kunnen we perfect berekenen hoe de aarde over honderd jaar rond de zon zal draaien. De grillen van een pandemie zijn veel moeilijker te voorspellen. De curves worden niet alleen bepaald door de evolutie van het virus, maar ook door het menselijke gedrag en – al even onvoorspelbaar – maatregelen die een regering al dan niet neemt.

Conny Aerts:Als virussen zich als hemellichamen gedroegen, zou Geert het een stuk gemakkelijker hebben. (lacht)

Molenberghs:Dat is juist, maar daar staat tegenover: waaraan danken we het leven op aarde? Precies aan die chaotische biologische processen. Die constante variatie en mutaties zijn de motor van de evolutie.

Het nut van ruimteonderzoek lijkt minder groot dan dat van een biostatistisch model dat, om een voorbeeld te noemen, de impact van een coronamaatregel berekent.

Aerts:Ik doe wat wij blue sky research noemen, onderzoek dat niet gedreven is door concrete toepassingen maar door pure nieuwsgierigheid. Als ze me vragen welk product ik aan de maatschappij lever, zeg ik: nieuwsgierigheid. Ik wil weten hoe de natuur in elkaar zit, en probeer zo veel mogelijk mijn nieuwsgierigheid daarnaar aan anderen door te geven. Die nieuwsgierigheid is de basis van alle innovatie, en leidt als vanzelf tot allerhande concrete toepassingen. Ik ben ervan overtuigd dat te weinig jongeren hun studiekeuze laten bepalen door wat hen echt interesseert. Al te vaak laten ze zich leiden door hun ouders, die zich vooral de vraag stellen wat je met deze of gene op- leiding concreet kunt doen. Interesse en nieuwsgierigheid zijn een veel beter vertrekpunt. In 2010 heeft men wereldwijd onderzocht welke vraag jongeren tussen 12 en 15 het meest bezighoudt. Op één stond, afgetekend, de vraag: is er buitenaards leven? Dat soort fundamentele vragen zitten diep in ons ingebakken, en dat moeten we koesteren. Een geïnteresseerde student is een meer gemotiveerde student, en zal het vanzelf ver schoppen.

Elk jaar herdenken we de Eerste Wereldoorlog. De Spaanse Griep herdenken we niet, terwijl die waarschijnlijk meer slachtoffers heeft gemaakt.

Geert Molenberghs

U komt net als uw man uit een arbeidersgezin. Fundamentele wiskunde was in dat milieu vast geen voor de hand liggende studiekeuze.

Aerts:Zeker niet. Als kinderen uit onze sociale klasse een talent voor wiskunde hadden, werden ze in de richting van een technisch beroep geduwd. Aan een universitaire opleiding werd niet eens gedacht. Ik heb het grote geluk gehad dat ik was opgevallen bij de directeur van de lagere school. Toen ik tien was, is hij met mijn ouders gaan praten. Hij heeft me toen ook gevraagd wat ik later wilde worden. ‘Als ik echt mag kiezen,’ antwoordde ik, ‘dan sterrenkundige’. Al op die leeftijd stelde ik me de vraag hoe de binnenkant van een ster eruit zou zien.

Molenberghs:In mijn geval was de universiteit iets minder ver van het bed. Mijn vader, die drukker was bij Gazet van Antwerpen, had een vriend wiens zoon burgerlijk ingenieur was gaan studeren. Dat heb ik ook lang overwogen, maar uiteindelijk is het dus wiskunde geworden. Precies omdat dat nog theoretischer was. (lacht)

Mevrouw Aerts, uw onderzoeksterrein heet asteroseismologie. Wat is dat precies?

Aerts:Zoals aardbevingen seismografen iets leren over wat er zich in onze planeet afspeelt, zo leren sterbevingen ons iets over wat er in een ster gebeurt. Gegevens over die bevingen stellen ons onder meer in staat om de leeftijd en de levensduur van een ster te berekenen.

Is dat ook de bedoeling van Gaia, de ruimtemissie van de ESA waar u nauw bij betrokken bent?

Aerts: Het gaat om een dubbele missie. Ik ben een van de onderzoekers die sterbevingen analyseert. Maar in ons consortium zit ook een groep wetenschappers die gegevens over de exoplaneten (planeten die rond de sterren draaien, nvdr) zullen analyseren. Die groep gaat op zoek naar planeten die op onze aarde lijken. Voorlopig is onze planeet de enige in haar soort die we kennen. Als we er zo nog enkele duizenden vinden, zullen we de aarde veel beter begrijpen.

U gaat ervan uit dat er veel soortgelijke, dus levensvatbare planeten zijn?

Aerts: Alleen al ons melkwegstelsel telt miljarden andere zonnen. Het is eerder onwaarschijnlijk dat er op de planeten die daaromheen draaien nergens leven is. Of dat leven lijkt op het leven zoals wij dat kennen, is weer een andere vraag. Vergeet niet dat je, om iets van leven mogelijk te maken, héél veel gunstige omstandigheden nodig hebt. Je moet, zoals onze aarde, de ideale plek hebben tegenover je ster. Wij zijn ook gezegend door de aanwezigheid van de maan, die onze planeet voor heel veel meteorietinslagen heeft behoed. Bovendien heb je een ster nodig die stabiel is, niet over enkele duizenden maar over miljarden jaren heen.

Anders gezegd: we mogen ons als aardbewoners gelukkig prijzen.

Aerts: Eigenlijk wel ja. Het is een bijzonder kwetsbaar systeem. Het idee dat we dat systeem eigenhandig aan het ontregelen zijn, kan me heel erg boos maken. Tijdens lezingen wordt me weleens gevraagd of we straks, als het hier onleefbaar is geworden, naar een andere planeet kunnen vertrekken. Het antwoord is natuurlijk ‘nee’. Zélfs als we straks een planeet vinden waar leven mogelijk is. Om dat duidelijk te maken, confronteer ik mijn publiek graag met een getal. De dichtstbijzijnde ster is natuurlijk de zon. De tweede dichtste ligt op een afstand die we ons niet kunnen voorstellen. In kilometers uitgedrukt gaat het om een 4 met 13 nullen achter.

Als ze me vragen welk product ik aan de maatschappij lever, zeg ik: nieuwsgierigheid.

Conny Aerts

Het klimaatprobleem is ook wel een psychologisch probleem. Over 50 jaar is voor een mens ‘de verre toekomst’.

Aerts: Een duurzame omgang met de aarde vergt langetermijndenken. Voor een sterrenkundige is 50 jaar een fractie van een seconde, maar het gros van de mensen heeft het daar moeilijk mee. Dat zag je ook wel tijdens de covidcrisis. Het idee dat een korte, stevige lockdown op de iets langere termijn minder schade berokkent, is niet makkelijk te verkopen.

Molenberghs: Ik kreeg tijdens de pandemie het etiket ‘hardliner’ opgeplakt. Maar is een korte krachtige ingreep ook werkelijk hard? Hoe meer je alles op zijn beloop laat, hoe langer de miserie duurt. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.

Was dit drama met een snellere en hardere lockdown te vermijden?

Molenberghs: Waarschijnlijk was het niet zo ver gekomen als we – en daarmee bedoel ik de hele westerse wereld tegelijk – eind februari 2020 alles op slot hadden gedaan en niet te snel hadden heropend in mei-juni 2020. Ik zeg wel: waarschijnlijk.

Daar was op dat ogenblik ook absoluut geen draagvlak voor. Iedereen herinnerde zich nog de Mexicaanse griep, een pandemie die voor veel onrust zorgde, maar in ons land maar 19 levens eiste.

Molenberghs: Dat is opnieuw het probleem van de voorspelbaarheid. Net als bij een wolkbreuk kun je niet precies voorspellen wanneer en hoe zwaar precies zo’n pandemie zal toeslaan. Dat moeten we zo goed mogelijk uitleggen aan de bevolking. We kunnen het niet precies voorspellen, maar het is verstandig om ons op het ergste voor te bereiden.

Dat er ons een ramp boven het hoofd hing, werd wel al jaren voorspeld.

Molenberghs: Dit was an accident waiting to happen. Ook bij de Grieken en Romeinen kwamen al pandemieën voor, maar de mondiale impact was veel kleiner, door een veel kleinere en minder mobiele bevolking. De bevolkingsaangroei zorgt er ook voor dat we steeds dichter bij de natuur komen, en virussen veel makkelijker van dier op mens kunnen overspringen. Je hoefde geen expert te zijn om te voorspellen dat dit ooit zou gebeuren, en dat het nog zal gebeuren.

Hebben we dat lesje geleerd?

Molenberghs: Dat is mijn allergrootste zorg nu. Wij zijn geneigd om iets als een pandemie heel snel te vergeten. Als er vandaag nog over covid wordt bericht, klinkt het alsof het iets is wat achter ons ligt, wat natuurlijk niet klopt. Het punt is ook dat het vrij makkelijk is om te doen alsof het niet bestaat. Een virus is onzichtbaar. Om het te observeren, heb je een elektronenmicroscoop nodig. Het kan perfect dat je iemand besmet zonder dat je het te weten komt. Een pandemie is in wezen een onzichtbare oorlog. Dat zie je ook aan de herinneringscultuur. Elk jaar herdenken we op 11 november de Eerste Wereldoorlog. De Spaanse Griep herdenken we niet, terwijl die waarschijnlijk meer slachtoffers heeft gemaakt.

Geert Molenberghs
Geert Molenberghs © Rebecca Fertinel

Op welk ogenblik wist u dat het veel meer dan een griep zou zijn?

Molenberghs: Ik heb de neiging om naar de internationale situatie te kijken. Conny zal het zich nog herinneren: op een bepaald ogenblik werd mijn aandacht gevestigd op de toestand in New Rochelle, een gemeente nabij New York waar je plots héél veel besmettingen zag en de ziekenhuizen heel snel volliepen. Omdat enkele belangrijke spoorlijnen naar New York New Rochelle doorkruisen, vreesde ik dat de stad spoedig zou volgen. En inderdaad, niet veel later zag je het aantal besmettingen in New York per anderhalve dag verdubbelen. Op dat ogenblik wist ik ook: dit is enkel nog tegen te houden in makkelijk te isoleren eilanden aan de andere kant van de wereld, zoals Australië of Nieuw-Zeeland.

U werd al snel een van de gezichten van de crisis. Dat moet je willen zijn.

Aerts: Voor ons beiden geldt: ons werk is ook onze hobby. Dat is een groot voorrecht, maar het maakt ook dat wij moeilijk kunnen stoppen.

Zo’n publieke functie brengt ook veel haat met zich mee.

Aerts: Dat is onvermijdelijk. Prettig is het niet, maar ik kan dat wel plaatsen.

Molenberghs: Ook hier vind ik soelaas in de statistiek. Er wordt veel gesproken over corona- en vaccinsceptici, maar de cijfers vertellen me dat 85 procent van de volwassen Vlamingen de booster heeft gehaald. Ik zie dat als een motie van vertrouwen in de wetenschap. Die resterende 15 procent laat disproportioneel veel van zich horen op sociale media, maar in de echte wereld hoort men ze veel minder.

Binnen de wetenschap was er vaak onenigheid. Dat heeft mogelijk het idee in de hand gewerkt ‘dat ze het ook niet weten’.

Aerts: Die onenigheid is de wetenschap in actie. Zulke discussies leiden tot een debat waarin de beste argumenten winnen, met een beter model of verklaring als uitkomst. Zo krijg je wetenschappelijke vooruitgang, ook in mijn vakgebied.

Molenberghs: In het geval van de coronacrisis mag je ook niet vergeten dat we bij de start ongeveer niks wisten. We wisten dat het om een bètavariant van een coronavirus ging, en dat was het ongeveer. Naar het aantal besmettingen hadden we het raden. Er werd nauwelijks getest, en we hadden geen idee hoe we daaraan moesten beginnen.

Er was bijzonder veel wetenschappelijke verdeeldheid over de rol van de scholen. Op den duur leek het meer een ideologische dan een wetenschappelijke discussie.

Molenberghs: Tijdens de eerste golf is vaak gezegd dat kinderen geen rol speelden. Wellicht was het wetenschappelijk correcter geweest om daar een vraagteken achter te zetten. Achteraf gezien denk ik dat we de scholen tijdens de eerste golf hadden kunnen openhouden. Met de Wuhan-variant had dat, met de nodige maatregelen, nog wel gekund. Het complexe aan dit vraagstuk is dat de realiteit in 2020 anders was dan die in 2021. In het najaar van 2020 hebben we aangegeven dat de kinderen geen grote rol speelden. Een jaar later was dat radicaal anders, en moesten we zeggen dat de lagere scholen een motorfunctie hadden. Waarom? In het najaar van 2021 zaten we met delta, een veel besmettelijkere variant, en was de algemene bevolking gevaccineerd.

Er wordt me weleens gevraagd of we straks, als het hier onleefbaar is geworden, naar een andere planeet kunnen vertrekken. Het antwoord is natuurlijk “nee”.

Conny Aerts

Viroloog Zeger Debyser, ook N-VA-gemeenteraadslid, verdedigde telkens de lijn van onderwijsminister Ben Weyts, een partijgenoot. Of hij als wetenschapper of als politicus sprak, was niet altijd duidelijk.

Molenberghs: Hij is een wetenschapper die ook een politiek mandaat heeft. Dat mag, maar het verhoogt wel de kans dat je politieke kleur zich met je wetenschappelijke werk gaat vermengen. Zonder politiek mandaat ben je als academicus vrijer. Ik hecht persoonlijk veel belang aan die vrijheid. Ik ben nooit a priori voor of tegen schoolsluitingen geweest – je moet naar de evidentie kijken. Scholen openhouden is uiteraard zeer te verkiezen en mag prioriteit krijgen. Maar als het zorgsysteem op instorten staat en je hebt duidelijke aanwijzingen dat de scholen daar een bepalende rol in spelen, moet je ingrijpen. Er is overigens een hele wereld tussen open en gesloten.

Viroloog Marc Van Ranst kreeg het tijdens de crisis nog veel harder te verduren dan u. Zijn scherpe communicatie over politieke thema’s heeft daar wellicht toe bijgedragen.

Molenberghs: Mijn persoonlijke houding is altijd geweest: ik beperk me tot commentaar op de pandemie, dat thema is al controversieel genoeg. Maar het staat iedereen vrij om daar een andere positie over in te nemen. Dat mag, ik gun het Marc van harte.

Aerts: Het is de aard van het beestje. Geert en ik zijn wetenschappers pur sang. Ja, ik heb ook meningen over andere onderwerpen, maar ik voel werkelijk geen enkele behoefte om die te delen met de media.

Een aantal horeca-uitbaters was bijzonder misnoegd. Gaan jullie nog weleens samen eten?

Molenberghs: Wij hebben sinds het begin van de pandemie tientallen horecazaken bezocht – een lange periode was dat wel met afhaalmaaltijden omdat het niet anders kon. We hebben nooit een negatieve reactie gekregen.

Aerts: Soms komen mensen een vraag stellen. Of ze dit of dat al mogen doen. Maar nooit is het onaangenaam geweest. Eerder integendeel.

Molenberghs: Die sector is nochtans heel zwaar getroffen. Daar komt nog bij dat ze, nu het weer kan, zo moeilijk personeel vinden omdat er zo veel mensen vertrokken zijn. Dat is hard, maar wij hebben als experts altijd heel goed met de sector kunnen samenwerken. Dat had ook te maken met mensen als Matthias De Caluwe, de ceo van Horeca Vlaanderen. Uiteraard komt hij op voor zijn sector, maar hij heeft ook altijd begrepen dat maatregelen vaak onvermijdelijk zijn om erger te voorkomen voor de sector.

Zijn jullie nooit bang geweest voor de reputatie van de wetenschap?

Aerts: Uiteindelijk denk ik dat de wetenschap hier goed uit komt. Er is bij mijn weten nooit zo veel aandacht voor de wetenschap geweest. Nog nooit hebben de media zo veel wiskundige curves getoond. Dat heeft de wiskundige geletterdheid zeker geen kwaad gedaan. Wij zien de toegenomen belangstelling trouwens ook aan de instroom. Als vicedecaan van de faculteit wetenschappen krijg ik soms letterlijk de vraag: ‘Wat moet ik studeren om biostatisticus te worden?’ (lacht) Ik denk niet dat veel mensen drie jaar geleden dat woord kenden.

Conny Aerts
Conny Aerts © Rebecca Fertinel

Molenberghs: Het is een wereldwijde tendens. Overal zien we dat het aantal mensen dat een master statistiek wil doen aan het stijgen is. Soms geven ze daarbij heel expliciet hun motivatie aan. Ze willen hun wiskundetalent inzetten in de bestrijding van pandemieën.

De gezichten van de pandemie waren, op Erika Vlieghe na, allemaal mannen.

Aerts: Dat is het gevolg van een algemener probleem: de ondervertegenwoordiging van vrouwen en – nog veel problematischer – minderheden in de wetenschap. Dat probleem begint al bij de instroom. Aan de faculteit wetenschappen is ongeveer 10 procent van de eerstejaars een vrouw.

Hoe komt dat?

Aerts: Het belangrijkste euvel is het gebrek aan rolmodellen. Omdat negen van de tien professoren blanke mannen zijn, zullen jonge vrouwen, en zeker jonge migrantenvrouwen, al snel denken dat die wereld niets voor hen is. Ik doe heel erg mijn best om dat beeld te doorbreken. Ik geef regelmatig publiekslezingen, en organiseer evenementen als Ladies@Space, speciaal gericht op jonge meisjes. Dat is belangrijk, maar tijdrovend werk. Het is tijd die je niet in je werk als onderzoeker kunt steken, en waarvoor het systeem je niet beloont. Ik pleit er al jaren voor dat het waarderingssysteem ook rekening houdt met de inspanningen die je levert voor het maatschappelijk belang. Helaas, in Vlaanderen is dat duidelijk geen prioriteit. Ik word er erg moe van, moet ik zeggen.

85 procent van de volwassen Vlamingen heeft de booster gehaald. Ik zie dat als een motie van vertrouwen in de wetenschap.

Geert Molenberghs

De hoogste tijd voor vakantie, dan. Hebben jullie een reis gepland?

Molenberghs: (glunderend) Ja, voor het eerst in drie jaar gaan we er even tussenuit. Twee weken Washington en New York.

Aerts: New York is zijn grote liefde.

Molenberghs: Maar jij komt er ook graag, toch?

Aerts: Zeker. Wij zijn in het verleden vaak naar de Verenigde Staten gereisd. Ook al omdat we het meestal konden koppelen aan een of andere conferentie. Je ziet: we kunnen heel moeilijk ophouden met werken.

Molenberghs: Ik ben er wel in geslaagd om, zelfs tijdens de drukste periodes van de pandemie, af en toe tijd te maken voor mijn grootste hobby. Al sinds mijn kindertijd verdiep ik me in tram- en spoorwegsystemen. Zo ben ik bijvoorbeeld lid van het New York Transit Museum. Tijdens de pandemie ben ik, online uiteraard, hun voordrachten blijven bijwonen. Dat ging dan bijvoorbeeld over een nieuw subwayproject in de stad. Als je al wat jaren op je teller hebt en je bent al vaak in de stad geweest, kost het niet zo veel moeite om je mentaal te verplaatsen naar de stad waar je niet bent. Dit gezegd zijnde ben ik nu wel héél blij dat ik eindelijk nog eens kan teruggaan.

Kijkt u in uw schaarse vrije tijd nog weleens naar de sterren, mevrouw Aerts?

Aerts: Als ik ’s avonds of ’s nachts naar buiten ga, kijk ik automatisch omhoog.

Gewone stervelingen gaan dan op zoek naar herkenbare sterrenbeelden.

Aerts: Onze sterrenhemel was ooit de GPS van de zeevaart. Het is dan ook geen toeval dat de Nederlanders zo goed waren in sterrenkunde. Tijdens de zeventiende eeuw was Nederland de wereld economisch aan het veroveren. Om hun veroveringsdoeleinden waar te maken, hadden ze goeie sterrenkundigen nodig. Om maar te zeggen: sterrenkunde is zeker niet altijd blue sky research geweest.

Geert Molenberghs

— 1965: geboren in Antwerpen

— 1988: licentiaat in de wiskunde (UAntwerpen)

— 1993: behaalt doctoraat in de biostatistiek aan de Universiteit Antwerpen, studeert ook aan Harvard University

— 2004-2005: voorzitter van de International Biometric Society

— 2021-2022: lid van de GEMS, de expertengroep die de overheid adviseerde tijdens de coronacrisis

Conny Aerts

— 1966: geboren in Brasschaat

— 1993: doctoreert in de sterrenkunde

— 2001: wordt hoofddocent aan de KU Leuven

— 2012: wint de Francqui-prijs, de belangrijkste aanmoedigingsprijs voor Belgische wetenschappers

— 2022: wint, als eerste Belg, de Kavli-prijs voor astrofysica

Partner Content