Dirk Draulans’ Beestenboel: weinigpoten zijn harteloze diertjes, letterlijk
Weinigpoten zijn harteloze diertjes. Letterlijk. Ze zouden wel slim zijn.
Er zijn miljoenpoten, duizendpoten, dwergduizendpoten en helemaal onderaan de potenladder weinigpoten. Samen vormen ze de familie van de veelpotigen. Voor de weinigpoten valt dat van die vele poten nogal tegen: ze hebben er niet meer dan negen of tien paar. Vanuit genetisch oogpunt zouden ze meer banden hebben met miljoen- dan met duizendpoten. Het pootgegeven lijkt in de familie niet aan veel logica gebonden.
Weinigpoten zijn diertjes die zelden groter worden dan een millimeter. Ze leven in de bodem, het liefst in een wat vochtige context zoals de humuslaag, en niet dieper dan een paar centimeter. Hun dichtheid kan oplopen tot zo’n honderd stuks per vierkante meter. Oppervlakkig bekeken hebben ze wat van piepkleine, langgerekte pissebedden.
Er is weinig bekend over hun leefgewoonten. Ze zouden leven van schimmeldraden en plantenwortelhaartjes, die ze eerst openbijten en vervolgens leegzuigen. Hun voortplantingsritueel is rudimentair. De mannetjes droppen hun sperma gewoon ergens in een zakje, dat eventueel door een vrouwtje wordt opgepikt voor bevruchting. Eitjes kunnen ook uitgroeien tot kleine weinigpootjes zonder dat er zaad van een mannetje aan te pas komt.
Vanuit genetisch oogpunt zouden ze meer banden hebben met miljoen- dan met duizendpoten.
Uit de eitjes kruipen larven met meestal drie identieke lichaamssegmenten, die allemaal één paar poten hebben. Met het groeien komt er telkens een segment met een potenpaar bij, tot ze er negen of tien hebben. De diertjes hebben geen hart en geen ogen. Op hun lichaam staan haarborsteltjes voor voeling met hun leefomgeving en op de zijkant van hun kop zitten speciale orgaantjes voor het opvangen van chemische en mechanische prikkels. Gevorkte antennes dragen bij tot het contact met de buitenwereld.
In hun kleine kop zitten vrij grote hersenen, die tot in het voorste lichaamssegment kunnen reiken. Verrassend is de eerste beschrijving van de beestjes, die in 1866 door de Brit Lord Avebury ontdekt werden. Hij vond dat de weinigpoot ‘een uitstraling van vrolijke intelligentie heeft, die een groot contrast vormt met de saaie domheid van miljoenpoten of de melancholische wreedheid van duizendpoten’. Er zat destijds poëzie in biologische beschrijvingen.
Die is compleet afwezig in de recente presentatie van een nieuwe weinigpoot voor Nederland in de Nederlandse Faunistische Mededelingen. De schildweinigpoot is de tiende Nederlandse soort. In 2004 publiceerde Entomologische Berichten een eerste telling van weinigpoten voor Nederland. Die was gebaseerd op 265 individuen die gevangen waren op twaalf locaties en tot acht soorten behoorden, waarvan er eentje nieuw was voor de wetenschap. Die laatste is nog steeds bekend van slechts één plek in de wereld: de Duivelsberg in Nijmegen.
Voor België zijn er zo goed als geen waarnemingen, maar dat heeft meer te maken met de afwezigheid van weinigpootexperts dan met de verspreiding van de diertjes. Ze moeten ook bij ons talrijk zijn.