Dirk Draulans’ Beestenboel: waarom mannelijke boktorren tijdens knokpartijen elkaars antennes proberen te breken
Timmerboktorren zijn kevers die 1 tot 2 centimeter groot worden. Met hun grijsbruine schutkleur vol donkere vlekken zijn ze uitstekend gecamoufleerd voor een veilig leven op hun voornaamste biotoop: dood dennenhout.
De kevers zijn overdag actief en houden van zonnewarmte, zodat ze graag open en bloot op een stam gaan zitten. Maar je moet ze echt gaan zoeken als je ze wilt zien – zo goed gaan ze op in hun omgeving. Alleen spechten vinden ze vrij gemakkelijk als ze op een boom rondhoppen – boktorren zijn her en der een belangrijk onderdeel van hun voeding.
Als je toch een timmerboktor zou zien, vallen vooral de lange, wit-bruin gevlekte antennes op. Bij vrouwtjes zijn ze twee keer zo lang als het lichaam, maar bij mannetjes kunnen ze meer dan vijf keer langer worden – er zijn timmerboktorren met antennes van 15 centimeter beschreven.
Mannetjes gebruiken ze waarschijnlijk vooral om vrouwtjes te vinden door hun geuren op te pikken. Zij gaan actief op zoek naar een partner, en niet omgekeerd, wat mee kan verklaren waarom de antennes van vrouwtjes korter zijn. Zij gebruiken ze vooral om in de lente de geur van dood dennenhout op te vangen, waar ze dan naartoe vliegen om op een mannetje te gaan wachten.
Meer dan honderd jaar geleden verscheen in de Britse krant The Guardian (toen nog The Manchester Guardian) een grappig stukje over timmerboktorren. In het Engels heet de soort trouwens timberman beetle of houthakkerskever. Waarschijnlijk is dat later slecht vertaald in het Nederlands, puur op het gehoor. De schrijver koppelde de Engelse naam aan de ‘gewoonte’ van timmerboktorren om met hun lange antennes een stuk hout ‘op te meten’.
Timmerboktorren worden bijna uitsluitend aangetrokken door ‘vers’ dood dennenhout.
Hij schreef eveneens dat mannelijke timmerboktorren in hun knokpartijen om toegang tot vrouwtjes elkaars antennes viseren en proberen te breken. Een substantieel deel van de timmerboktorren die hij vond, had beschadigde antennes.
Over die aspecten van het timmerboktorleven is in de recente vakliteratuur niets te vinden, behalve dat mannetjes effectief stevige trek- en duwpartijen met elkaar kunnen leveren als ze toevallig op hetzelfde vrouwtje vallen. Na bevruchting zet een vrouwtje enkele tientallen eitjes af in het hout. Daaruit komen larven die zich vol hout vreten en na twee jaar verpoppen. In de pop, die onder schors of in bladafval overwintert, wordt de kever volwassen.
Timmerboktorren worden bijna uitsluitend aangetrokken door ‘vers’ dood dennenhout. Dennenbomen die net aan hun stervensproces begonnen zijn, vinden ze het aantrekkelijkst. Andere keversoorten leven op gezond dennenhout, nog andere op rottend hout. De timmerboktor bevindt zich in de opeenvolging van specifieke dennenhoutniches ergens in het midden.
In Vlaanderen en Nederland is de soort erg zeldzaam – in de Ardennen is ze wel algemeen. Maar door de recente goede gewoonte van bosbeheerders om dood hout in hun bossen te laten liggen, krijgt ze meer ruimte, zodat het niet uitgesloten is dat ze op termijn ook bij ons algemener wordt. Over haar overlevingskansen hoeven we ons geen zorgen te maken. In Centraal- en Noord-Europa is ze heel algemeen.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier