Dirk Draulans’ Beestenboel: waarom het mierengoudvisje floreert in mierennesten
Veel mensen krijgen weleens zilvervisjes in hun woning te zien: kleine, lichtgrijzige primitieve insecten met twee lange antennes vooraan en drie lange uitsteeksels achteraan hun lijf. Ze doen in principe geen kwaad, maar toch hebben nogal wat mensen er een hekel aan. Niet iedereen is verdraagzaam tegenover insecten in zijn leefomgeving.
Mieren hebben er minder moeite mee. In mierennesten leeft een gespecialiseerd mierengoudvisje, verwant aan de zilvervisjes maar met een goudachtig kleurtje. Het is blind, heeft korte antennes en vijf korte achterlijfuitsteeksels. Het wordt nergens anders gevonden dan in mierennesten, waardoor het moeilijk te bestuderen is. Het wordt ook niet groter dan een halve centimeter.
In 2012 beschreven bioloog Thomas Parmentier (UGent) en zijn collega’s de eerste mierengoudvisjes voor ons land. In 2022 bracht het blad Nederlandse Faunistische Mededelingen de eerste waarnemingen voor Nederland. Goudvisjes worden in een brede waaier aan mierennesten aangetroffen, van nesten onder tegels tot nesten in bolletjes plantenmateriaal. Waarschijnlijk zijn ze veel talrijker dan we denken.
Mierennesten zijn gegeerde biotopen voor andere dieren, vooral ongewervelden. Duizenden soorten, van pissebedden tot vlinders en kevers, hebben zich aangepast aan een leven in het gezelschap van mieren. In een groot mierennest kunnen meer dan honderd andere diersoorten aangetroffen worden. Zelfs gewone zilvervisjes duiken regelmatig in mierennesten op. In een bosmierennest in Poperinge vonden Parmentier en zijn collega’s er liefst 186.
In een groot mierennest kunnen meer dan honderd andere diersoorten leven.
Een mierennest is een rijke biotoop met een temperatuur en vochtigheid die zo goed als constant worden gehouden. De mieren slepen voortdurend voedsel aan, waar veel visjes mee van profiteren. In een publicatie in BMC Biology vergeleek het team van Parmentier het gedrag van gespecialiseerde visjes in mierennesten, zoals goudvisjes, met dat van minder gespecialiseerde, zoals zilvervisjes.
De laatste worden minder getolereerd door de mieren dan de eerste, die zelfs als nestgenoten lijken te worden beschouwd. Mieren prefereren goud boven zilver. Afhankelijk van wat de mieren eten, past de darmflora van goudvisjes zich aan: hij gaat steeds meer overeenstemmen met die van de mieren.
Of de aanwezigheid van mierengoudvisjes voordelig is voor de mieren, is onduidelijk. De meeste visjessoorten zijn gepatenteerde afvalopruimers, dus is het niet uitgesloten dat ze een nuttige rol hebben in het mierensysteem. Maar er zijn geen aanwijzingen dat ze dode mieren opruimen (ze eten evenmin mierenlarven).
Anderzijds is het evenmin uitgesloten dat de mieren hun aanwezigheid zelfs niet opmerken. De visjes zijn dan gewoon een onderdeel van hun systeem, zonder voor- of nadelen. Biologen hebben soms de neiging om achter alles een functie te willen zoeken. Misschien moeten we meer ruimte maken voor ‘nutteloosheid’.
Hoe de goudvisjes zich van het ene mierennest naar het andere verplaatsen, is onbekend. Ze kunnen niet vliegen.
Beestenboel
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier