Dirk Draulans’ Beestenboel: waarom het herstel van de lynxpopulatie in Europa moeizaam verloopt
Zo’n honderd jaar geleden zouden er nog amper zevenhonderd lynxen in Europa rondgelopen hebben. Dat was een fractie van de oorspronkelijke populatie. Eeuwenlang werd de lynx meedogenloos bejaagd voor zijn pels of verdelgd omdat mensen hem niet in hun omgeving wilden.
De teloorgang van het Europese bosbestand droeg bij tot de crash. De lynx is een echte bosbewoner die zelden in open landschap komt. Een bos moet ook een natuurlijk voorkomen met struiken en kreupelhout hebben om aantrekkelijk te zijn voor lynxen. De dieren hebben schuilplaatsen nodig. Ze brengen het grootste deel van hun leven alleen door, zodat ze niet altijd alert genoeg kunnen zijn om hun schaarse belagers te detecteren – de belangrijkste bedreiging zijn uiteraard wij, mensen.
Bovendien is de lynx een hinderlaagjager: hij valt prooien vanuit een dekking aan. Hij is de grootste katachtige van Europa, kan een meter lang worden en loopt op hoge, krachtige poten. Zijn pluimoren en geblokte korte staart zijn kenmerkend. Maar je krijgt een lynx zelden te zien, want hij jaagt in de schemer en ‘s nachts. Meestal wordt zijn aanwezigheid pas gedetecteerd als hij zich laat vangen op een wildcamera of aan de hand van specifieke sporen.
Lynxen doen hun uiterste best om mensen te mijden.
Een van die sporen is de manier waarop een lynx zijn prooien verorbert. De voornaamste lynxenprooi zijn reeën – hij vangt er een zestigtal per jaar. Hij kan dagenlang teren op een vangst. Meestal begint hij de ree aan haar achterzijde op te peuzelen, wat een herkenbaar vraatpatroon geeft. In de Vlaamse Voerstreek zijn er ooit enkele lynxensporen gevonden. Waarschijnlijk waren ze van zwervers, want er is geen vaste populatie. In Nederland zijn lynxen vooralsnog alleen in het uiterste zuidoosten van het land opgemerkt. In onze Ardennen zouden er al wel gevestigd zijn, zij het in lage aantallen.
Sinds 1952 is de lynx Europees beschermd, maar hij komt nagenoeg alleen in nationale parken en andere grootschalige natuurgebieden voor. Her en der zijn kleine populaties uit gevangenschap in de natuur uitgezet na een soort verwilderingscursus, waarin de dieren leren hoe ze zelfstandig kunnen overleven. De Europese populatie zou nu aangegroeid zijn tot 18.000 exemplaren.
Het herstel wordt gehinderd door een belangrijke factor. Een studie in Biological Conservation toont aan dat, anders dan wolven en vossen, lynxen hun uiterste best doen om mensen te mijden. Het beperkt hun opties tot verspreiding. Er moeten natuurlijke corridors tussen bosgebieden bestaan om lynxen toe te laten nieuwe bossen te koloniseren.
Een kolonisatie is ook geen garantie op succes. In Mammal Research beschrijven wetenschappers hoe een nieuwe kleine populatie in een Duits bos op 60 kilometer van de bronpopulatie het niet redde, omdat te weinig vrouwtjes zich aan een zwerversavontuur waagden. Meer nog dan mannetjes hebben ze een aversie voor mensen. Je zou dat als een vorm van extra lynxenverstand kunnen beschouwen.