Dirk Draulans’ Beestenboel: waarom duiven tammer zijn in een stadscontext
In de 16e en 17e eeuw hadden sommige Vlaamse meesters de gewoonte om inheemse dieren in hun schilderijen te verwerken, meestal dood in ‘stillevens’ op een tafel. Biologen onderzoeken of de kunstwerken hen iets kunnen vertellen over de evolutie van de fauna in onze regio. Zo stelden ze vast dat er nooit houtduiven geschilderd werden, terwijl die indertijd wel in Zuid-Europa werden afgebeeld. Het lijkt er dus sterk op dat de houtduif hier toen niet voorkwam.
Vandaag is de houtduif wellicht de talrijkste min of meer grote vogel in onze contreien. In de loop van de 20e eeuw kreeg haar populatie een geweldige boost. Tussen 1980 en 2018 steeg het Vlaamse broedbestand met liefst 252 procent. Het aantal broedkoppels wordt nu op iets tussen 150.000 en 300.000 geraamd. Het lijkt wel te stabiliseren.
Het succes van de duif heeft te maken met het feit dat ze zich maximaal aanpast aan door de mens geïntroduceerde veranderingen in haar leefomgeving. Ze is een van de weinige vogels bij ons die probleemloos maïskorrels kunnen opnemen, vooral in de vorm van resten die na de oogst op akkers achterblijven. De opmars van maïs als landbouwgewas zal haar succes ongetwijfeld in de hand hebben gewerkt. Her en der kwamen er aanplantingen van bosjes, die extra broedgelegenheid boden. Het dier koloniseerde ook gemakkelijk parken en tuinen.
Vroeger werd de soort weleens ‘bosduif’ genoemd, maar omdat ze nu ook in andere biotopen broedt, is ze een houtduif geworden. Overal maakt ze een fragiel nestje van dunne takjes, dat het soms begeeft – dan moet ze herbeginnen. In de regel legt een duivenkoppel twee eieren en duurt het anderhalve maand om jongen te krijgen en groot te brengen. Een koppel produceert doorgaans drie nesten per jaar, maar als er onderweg van alles misloopt, kunnen ze zes broedpogingen aan. Als gevolg van de klimaatopwarming wordt het broedseizoen van de houtduif ook langer.
De vogel is een hyperefficiënte voedingsmachine. Hij kan tussen 70 en 100 keer per minuut iets van de grond pikken. In zijn krop is plaats voor 150 eikels of een duizendtal graantjes, zodat hij even héél intensief kan pikken om vervolgens op een veiliger plek de buit te verteren. Als de jongen klein zijn, produceren speciale cellen in de krop van de ouders de fameuze ‘duivenmelk’ voor hun voeding.
De soort wordt als een pest voor de landbouw beschouwd. Elk jaar wordt er in Vlaanderen een half miljoen houtduiven afgeschoten, zonder dat het een effect op de populatie heeft – je kunt je dus afvragen of het wel nuttig is. De duiven zijn tammer in een stads- en tuincontext dan op het veel gevaarlijker platteland. Je zou voor minder naar een stad verhuizen.
Ook lawaaierige en voor buurtbewoners hinderlijke vogelkanonnen worden tegen de dieren ingezet, maar het lijkt er sterk op dat ze een omgekeerd effect hebben. Vogels leren namelijk dat zulke kanonnen altijd op plekken met veel voedsel staan, waardoor ze eerder dieren aantrekken dan afstoten. Duiven zijn geen dommeriken.