Dirk Draulans’ Beestenboel: waarom de vrouwtjes van de holenspin manvriendelijk door het leven gaan

Scaffold web spider Nesticus cellulanus isolated on white background © Getty Images/iStockphoto
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Mede door de inbreng van Belgische spinnenkenners, verenigd in de Belgische Arachnologische Vereniging (Arabel), kreeg de holenspin de eer om dit jaar als twintigste ambassadeur van de fascinerende spinnenwereld te fungeren: ze werd verkozen tot ‘Europese spin van het jaar’.

De holenspin is de enige vertegenwoordiger van de holenspinfamilie in onze contreien – de familie gaat al minstens 127 miljoen jaar mee in de lange geschiedenis van het leven. Het is een kleine, gelige spin met een zwart vlekkenpatroon op haar lichaam en poten. De beestjes worden zelden groter dan een halve centimeter, hebben sterk getande monddelen voor een stevige beet, en een rij borsteldraden op hun achterste poten.

Vrouwtjes en mannetjes zien er identiek uit, met een klein lengteverschil: mannetjes zijn gemiddeld een millimeter kleiner. Het feit dat de geslachten zo weinig verschillen kan verklaren dat, anders dan bij veel andere spinnen, de vrouwtjes van de holenspin manvriendelijk door het leven gaan. Bij veel spinnen verorberen de vrouwtjes hun mannetje na een paring, als eerste energieshot voor de eitjes die zich na bevruchting gaan ontwikkelen. Niet zo bij de holenspin: na een paring gaan beide partners in vrede uit elkaar, ondanks het feit dat een mannetje in zijn enthousiasme het web van het vrouwtje behoorlijk kan hebben verstoord.

Het vrouwtje van de holenspin is uitermate behulpzaam in het faciliteren van een penetratie.

Een holenspin maakt een vrij slordig web met brede mazen, vanwaar vangdraden in alle richtingen vertrekken. Op de vangdraden hangen kleverige druppels waaraan prooien – meestal pissebedden en kruipende insecten – blijven plakken. Door het gewriemel van een slachtoffer wordt een spin attent gemaakt op haar vangst, waarna ze er voor de zekerheid nog wat extra draden overheen weeft. Daarna bijt ze en spuit ze gif in (voor mensen is ze compleet ongevaarlijk, zoals al onze inheemse spinnen). Vervolgens hijst ze de dode prooi naar het centrale web, waar ze bewaard of meteen verorberd wordt.

Een mannetje op zoek naar een partner botst in eerste instantie op een vangdraad. Hij kondigt zijn komst aan door wat op de draad te tokkelen, waarna het vrouwtje komt kijken wat er aan de hand is. Als ze geïnteresseerd is, volgt er hofmakerij en eventueel een paring. Beide partners hangen ondersteboven in het web om zaadtransfer mogelijk te maken. Het vrouwtje is uitermate behulpzaam in het faciliteren van de penetratie. Als het gelukt is, vertrekt het mannetje. Het vrouwtje draagt de eitjes in een cocon mee tot de jongen groot genoeg zijn om geboren te worden. Als er na een succesvolle paring nog een mannetje opduikt, wordt het wel agressief benaderd. Eén keer gedoe is genoeg.

Holenspinnen kwamen oorspronkelijk vooral in grotten voor. Hun ogen zijn gedegenereerd in vergelijking met die van andere spinnen. In onze contreien hebben ze een veel ruimere verspreiding, want ze palmden kelders, waterputten, steenhopen en zelfs dorre bomen in. Zolang het er koel, donker en vochtig is, is een holenspin tevreden met haar biotoop.

Beestenboel: de brugspin lijkt aan een opmars bezig

Partner Content