Dirk Draulans’ Beestenboel: waarom de vink sommige mensen mateloos op de zenuwen werkt
Over de vink hoeven we ons geen zorgen te maken: hij doet het goed. De Europese broedpopulatie wordt op een kwart miljard koppels geraamd, de Vlaamse kan oplopen tot een half miljoen. Cijfers van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek tonen dat de vinkenpopulatie in Vlaanderen sinds 1980 met liefst 142 procent gestegen is. De vogel integreert zich moeiteloos in een door mensen gedomineerd landschap.
Zo is hij niet meer weg te denken uit onze tuinen. De vink zou zelfs de meest gehoorde tuinvogel kunnen zijn, met dank aan het scherpe ‘fwiet’ waarmee hij geregeld alarm slaat en het korte riedeltje dat zijn zang is en dat doorgaans eindigt met een herkenbaar ‘suskewiet’. Mannetjes zingen het om hun territorium af te bakenen. Voor onze oren zit er weinig variatie in hun liedjes, maar vrouwtjesvinken kunnen er ongetwijfeld indicaties over de kwaliteit van de zangers uit halen, wat nuttig kan zijn om te beslissen met welk mannetje ze in zee zullen gaan.
De bruingroen gekleurde vrouwtjes zijn minder opvallend dan de mannetjes, wier kop en hals vooraan bruinrood zijn en achteraan blauwgrijs. De vrouwtjes bouwen het nest en doen al het broedwerk, zodat ze er belang bij hebben om wat gecamoufleerd te zijn. Mannetjes helpen wel met het voederen van de jongen. Beide geslachten hebben witte vleugelstrepen, maar die vallen alleen in vlucht op.
Vroeger werden competitievogels soms zelfs blind gemaakt, omdat ze dan beter zouden zingen, wat een fabeltje was.
De monotone zang van de vink kan sommige mensen op de zenuwen werken. Als je erop begint te letten, kan het irritant worden. Door de korte tussenpauzen zit je dan te wachten op het volgende riedeltje en de volgende opstoot van ergernis, vooral omdat je er niets aan kunt doen.
Andere mensen zetten de zanglijntjes in bij wedstrijden, waarbij vinken in kooitjes zo veel mogelijk moeten zingen om hun eigenaar succes te bezorgen. De beste zangers haspelen hun liedje tien keer per minuut af. Vroeger werden competitievogels soms zelfs blind gemaakt, omdat ze dan beter zouden zingen, wat overigens een fabeltje was.
Niet alle vinken hebben het opvallende ‘suskewiet’ in hun bescheiden repertoire. In Wallonië bijvoorbeeld hoor je het zelden. Jonge vinken leren hun zang al in het nest door te memoriseren wat ze hun vader horen doen, zodat er dialecten in vinkenzang ontstaan. Desondanks blijken alle dieren elkaar als soortgenoot te herkennen.
De meeste van onze vinken zijn standvogels, maar noordelijke vogels trekken in de herfst door onze streken naar zuidelijker oorden om te overwinteren – de winter doorbrengen in hun broedgebied is geen leefbare optie. Volgens Biology Letters moeten ze onderweg regelmatig enkele dagen verpozen om krachten op te doen. Als ze dat niet doen, gaat hun afweersysteem sputteren en worden ze vatbaarder voor ziektes. Trekkende vinken kunnen in onze tuinen opduiken, die als tankstation en motel fungeren. Het is eens een andere manier om naar je tuin te kijken.