Dirk Draulans’ Beestenboel: waarom de steenmarter toch vooral een nuttig dier is

Beech marten looking down, isolated on white © Getty Images/iStockphoto
Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Floere het fluwijn heeft niet dezelfde literaire renommee als Reinaert de vos, maar hij zou het wel verdienen. Zeker nu hij recent Vlaanderen heroverd heeft.

Een fluwijn is wat wij een steenmarter noemen. Floere is een schepping van schrijver Ernest Claes, die in detail het wel en wee van het beestje en zijn moeder Weele beschreef.

Hoewel hij zijn steenmarters soms menselijke emoties aanmeet (zo gaat Weele wraak nemen op Schorre de waterrat, omdat die haar nest onder een hooimijt heeft verwoest), is het verbazingwekkend hoeveel inzicht Claes in de biologie van steenmarters had. En dat terwijl steenmarters in 1950, toen hij het boek schreef, zeldzaam waren in Vlaanderen. Misschien baseerde hij zich op ervaringen uit zijn jeugd – Claes werd geboren in 1885. De steenmarter was ooit algemeen in Vlaanderen, maar in de eerste helft van de 20e eeuw werd hij er zo goed als volledig uitgeroeid.

Er bleef wel een bolwerk van steenmarters over in het oosten van Vlaams-Brabant, waar Claes actief was – Floere leefde op een boerderij in Averbode. Pas vanaf de jaren 1990 breidde het dier zich weer over heel Vlaanderen uit. Wetenschappers van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) die de razendsnelle expansie bestudeerden, hebben er niet echt een verklaring voor. Ze spreken van ‘een onbegrepen dynamiek’. De groeiende maatschappelijke tolerantie ten opzichte van roofdieren zal zeker geholpen hebben, maar het idee leeft dat steenmarters zich ‘ineens’ een nieuwe levenswijze eigen maakten. De onderzoekers hebben het zelfs over ‘nieuwe’ steenmarters versus ‘oude’.

Onderzoekers maken een onderscheid tussen ‘nieuwe’ steenmarters en ‘oude’.

Nieuwe steenmarters passen zich aan een leven in de nabijheid van de mens aan. Ze lijken zelfs succesvoller in steden dan op het platteland. Ze huizen er in gebouwen en vinden er meer eten. In tegenstelling tot hun reputatie van eieren- en kippenrovers zijn steenmarters omnivoren die ook ratten en muizen vangen, etensresten opruimen en zich tegoed doen aan bessen.

Het zijn veelzijdige dieren, wat hun succes kan verklaren. Ondanks het feit dat ze vrij groot zijn – een steenmarter kan een halve meter lang worden, met een pluimstaart van nog eens 25 centimeter – lijken ze nu alomtegenwoordig. Het zijn wel nachtdieren, zodat je ze zelden te zien krijgt, tenzij als verkeersslachtoffer.

Vleermuizen, steenmarters en zwaluwen in huis? Zo maak je van ‘ongedierte’ onschadelijke huisgenoten

Zoals het de gewoonte is met een roofdier dat het goed doet, krijgt de steenmarter met weerstand te kampen. Hij kan overlast in huizen veroorzaken, die alleen efficiënt kan worden aangepakt door de toegang tot een huis voor marters af te sluiten. Dat kan impliceren dat klimop tegen een gevel verwijderd moet worden en dat gaatjes kleiner dan vijf centimeter worden gedicht.

Hij kan ook auto’s beschadigen. Dat gebeurt vooral als hij tijdens patrouilletochten in zijn territorium de geur van een ander mannetje oppikt, misschien omdat de wagen tijdelijk in een ander marterterritorium geparkeerd stond. Marters laten overal waar ze komen geursporen achter via onder meer klieren tussen de eeltkussentjes op hun poten. Het is dus niet zo dat ze systematisch auto’s viseren, maar het kan wel vervelend zijn als het occasioneel eens gebeurt.

Beestenboel: waarom het zo goed gaat met de boommarter in onze contreien

Partner Content