Dirk Draulans’ Beestenboel: waarom de bonenspintmijt een evolutionair succes is
Spintmijten zijn beestjes van niet meer dan een halve millimeter groot die verwant zijn aan spinnen. Het ‘spint’ in hun naam verwijst naar de webdraden die ze hangen aan de bladeren waarop ze leven. Als er veel spintmijten op een blad zitten, wat eerder regel dan uitzondering is, kunnen de draden webben worden die een blad verstikken. Spintmijten zijn een van de belangrijkste plagen in de land- en tuinbouw, bij ons en elders in de wereld.
Als pestsoort heb je het voorrecht dat wetenschappers je intensief bestuderen. Ze kleden je helemaal uit, ook genetisch. Bio-ingenieur Marilou Vandenhole (UGent) en haar collega’s beschrijven in Nature Communications hoe de bonenspintmijt – de algemeenste spintmijt in onze contreien – zich heeft aangepast aan een veelheid aan planten voor haar overleving. Doorgaans hebben zulke dieren een beperkt dieet van slechts enkele soorten, omdat planten giftige afweermechanismen tegen vraat inbouwen en de mijten er in een soort wapenwedloop weerstand tegen moeten ontwikkelen.
Maar de bonenspintmijt is erin geslaagd een breed gamma aan ontgiftingsmechanismen uit te bouwen, zodat ze een recordaantal planten aankan, variërend van de bonen uit haar Nederlandse naam tot de brandnetels uit haar Latijnse soortnaam. Door middel van genetische experimenten vonden de onderzoekers een specifieke locatie op het genoom van het beestje, die stuurt welke afweerstrategie wordt ingezet. De zone bevat de informatie over een speciale familie van zogenaamde genetische transcriptiefactoren, die een rol spelen bij het aan- of uitschakelen van genen. Daardoor kunnen de beestjes niet alleen een brede variatie aan planten aan, maar ook vrij snel resistentie tegen bestrijdingsmiddelen ontwikkelen. Het hoeft dus niet te verwonderen dat ze een evolutionair succesnummer zijn.
Bovendien planten de diertjes zich snel voort. Per jaar kunnen ze zes tot acht generaties aan. Als het warm is, wordt een levenscyclus in amper een week afgehaspeld. Het gaat vooruit in het spintmijtenbestaan. Lieveheersbeestjes en gaasvliegen behoren tot de predatoren die spintmijten viseren, anders zou het nog erger zijn.
Spintmijten bevinden zich meestal aan de onderkant van een blad. Ze boren er gaatjes in om er sap uit te zuigen. Die gaatjes zijn ook zichtbaar als puntjes aan de bovenzijde van het blad. De puntjes kunnen gebruikt worden om de populaties van spintmijten in kaart te brengen. Bioloog Karen Bisschop (UGent) en haar collega’s proberen zo veel mogelijk gegevens over spintmijten te verzamelen. Iedereen die een tuin of kamerplanten heeft, kan zijn of haar gegevens doorgeven via het Project Spintmijt op de website Mijntuinlab.be. Er is een handleiding beschikbaar over hoe je het moet doen.